ECLI:NL:RBMNE:2023:7448

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 december 2023
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
10573779 \ MC EXPL 23-3554
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Rechters
  • S.C. Hagedoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van consumentenbescherming in verstekzaak met betrekking tot onleesbare overeenkomsten

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, heeft de kantonrechter op 27 december 2023 een verstekvonnis gewezen in een civiele procedure. De eisende partij, een besloten vennootschap, had de gedaagde partij, een consument, aangeklaagd voor betaling van een bedrag dat voortvloeide uit een overeenkomst. De gedaagde partij is echter niet verschenen en heeft niet gereageerd op de dagvaarding, waardoor verstek is verleend. De kantonrechter heeft ambtshalve moeten toetsen of de eisende partij voldoende informatie had verstrekt om te voldoen aan de consumentenbeschermende bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, met name artikel 6:230l en 6:233 BW.

De kantonrechter oordeelde dat de eisende partij niet had voldaan aan de verplichting om leesbare exemplaren van de overeenkomst en de algemene voorwaarden te overleggen. Hierdoor kon de kantonrechter niet beoordelen of de gedaagde partij adequaat was geïnformeerd over de essentiële informatieplichten, zoals de huurprijs en de duur van de overeenkomst. De eisende partij had ook niet aangetoond dat de gedaagde partij was geïnformeerd over onredelijk bezwarende bedingen in de overeenkomst. Gezien het ontbreken van deze informatie en de onleesbaarheid van de overgelegde documenten, kon de kantonrechter de vordering niet toewijzen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de eisende partij afgewezen en deze in de proceskosten veroordeeld, waarbij de kosten aan de zijde van de niet verschenen gedaagde partij op nihil zijn begroot. Dit vonnis benadrukt het belang van transparantie en naleving van consumentenbescherming in overeenkomsten, vooral in situaties waarin een consument niet in staat is om adequaat te reageren op een vordering.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 10573779 MC EXPL 23-3554 BRM/1604
Verstekvonnis van 27 december 2023
inzake
de besloten vennootschap
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: Classic Incasso B.V.,
rolgemachtigde: Armaere B.V.,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft gevorderd dat de gedaagde partij bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld om een bedrag aan haar te betalen, met rente en kosten, zoals in de dagvaarding is omschreven.
1.2.
De gedaagde partij heeft daar niet (op tijd) op gereageerd en heeft ook geen toestemming gevraagd om op een later moment alsnog te mogen reageren. Daarom is verstek verleend tegen de gedaagde partij.
1.3.
Vervolgens is een tussenvonnis gewezen, waarna de eisende partij een akte heeft genomen. Daarop volgt nu dit vonnis.

2.Ambtshalve bescherming van consumenten

2.1.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een professionele partij, handelend in de uitoefening van haar beroep of bedrijf, (de eisende partij) en een consument (de gedaagde partij). Op zo’n overeenkomst zijn consumentenbeschermende bepalingen van toepassing. Sommige consumentenbeschermende bepalingen worden zo belangrijk gevonden dat de kantonrechter ambtshalve (dat wil zeggen uit zichzelf, ook als de consument daar niet om vraagt) moet beoordelen of die zijn nageleefd. Het gaat daarbij met name om bepalingen over informatie die aan de consument moet worden verstrekt en om bepalingen over onredelijk bezwarende bedingen in de overeenkomst en/of de daarbij behorende algemene voorwaarden. Als die bepalingen niet zijn nageleefd, of als de kantonrechter over onvoldoende informatie beschikt om dat te kunnen beoordelen, moet de kantonrechter daar, eveneens ambtshalve, consequenties aan verbinden.
Ambtshalve toets van de naleving van informatieplichten
2.2.
In deze procedure gaat het, zo heeft de eisende partij bij akte gesteld, om een overeenkomst als bedoeld in artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek (BW), dat wil zeggen een overeenkomst "anders dan op afstand of buiten verkoopruimte".
2.3.
Bij het sluiten van een dergelijke overeenkomst moet de professionele partij, handelend in de uitoefening van haar beroep of bedrijf, (hierna: handelaar) alle in het genoemde artikel 6:230l BW vermelde informatie aan de consument verschaffen, voor zover die niet reeds duidelijk uit de context blijkt, opdat de consument weet waaraan hij zich verbindt.
2.4.
In het arrest van 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de kantonrechter er in procedures waarop de informatieplichten van artikel 6:230m BW van toepassing zijn, ambtshalve op moet toezien dat essentiële informatieplichten worden nageleefd. Als gevolg daarvan moet in iedere afzonderlijke procedure door de eisende partij (ongeacht of de vordering is ingesteld door de handelaar zelf of door een rechtsopvolgster van de handelaar) worden gesteld en onderbouwd dat en hoe de essentiële informatieplichten zijn nagekomen.
2.5.
In geval van schending van een informatieplicht waaraan de wet een specifieke sanctie verbindt moet de kantonrechter ambtshalve die wettelijke sanctie opleggen. In geval van schending van een informatieplicht waaraan de wet geen specifieke sanctie verbindt moet de kantonrechter, als die schending voldoende ernstig is, ambtshalve een sanctie opleggen die doeltreffend, evenredig en afschrikkend is. In verstekzaken zoals deze moet daarbij in beginsel worden gedacht aan een gedeeltelijke vernietiging van de overeenkomst, bestaande in een vermindering van de betalingsverplichting van de consument. Niet relevant is of een consument nadeel ondervindt door de schending en/of voordeel door de sanctie.
2.6.
De Hoge Raad heeft dit oordeel gegeven in een procedure over een overeenkomst op afstand, waarop de informatieplichten van artikel 6:230m BW van toepassing zijn. Algemeen wordt echter aangenomen dat dit oordeel analoog moet worden toegepast op de overeenkomsten anders dan op afstand en buiten verkoopruimte, waarop de informatieplichten van artikel 6:230l BW van toepassing zijn, zoals in deze procedure. Analoge toepassing van het arrest van de Hoge Raad brengt mee dat de informatieplichten van artikel 6:230l onder a, b, c, d en f BW essentieel worden geacht.
Ambtshalve toets van onredelijk bezwarende bedingen
2.7.
De kantonrechter moet ook ambtshalve beoordelen of in de overeenkomst en de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden bepalingen (ook wel “bedingen” genoemd) zijn opgenomen die onredelijk bezwarend zijn voor de consument, als bedoeld in artikel 6:233 onder a BW. De kantonrechter moet in dit verband beoordelen of bedingen waaraan een consument contractueel gebonden is, zonder dat daarover afzonderlijk is onderhandeld, in strijd met de goede trouw het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoren. In dat geval moet de kantonrechter daar consequenties aan verbinden, opdat de consument erop kan vertrouwen dat de ‘kleine lettertjes’ niet onredelijk bezwarend voor hem uitpakken – en dat hij wordt beschermd als hij zijn handtekening heeft gezet onder een overeenkomst waarin onredelijk bezwarende bedingen blijken te zijn opgenomen.
2.8.
Als de kantonrechter tot het oordeel komt dat een contractuele afspraak onredelijk bezwarend is voor een consument, moet het betreffende beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen.

3.De beoordeling van de vorderingen van de eisende partij

3.1.
De eisende partij heeft niet voldaan aan de opdracht (gegeven in het tussenvonnis) om een leesbare versie van het huurcontract en een leesbare versie van de huurvoorwaarden in het geding te brengen. De kantonrechter kan daarom haar ambtshalve taak niet uitvoeren en niet beoordelen wat partijen hebben afgesproken (lees: niet beoordelen aan welke verplichtingen de gedaagde partij contractueel kan worden gehouden). In de vordering zit een vergoeding van restwaarde van de gehuurde za(a)k(en) besloten, maar of de gedaagde partij contractueel verplicht is om een restwaarde te vergoeden, en zo ja hoe die dan berekend moet worden, kan bij gebreke van het huurcontract en de huurvoorwaarden niet worden beoordeeld. Datzelfde geldt voor de andere onderdelen van de vordering, zoals bijvoorbeeld de gevorderde administratiekosten. Alleen al om die reden moet de gehele vordering worden afgewezen.
3.2.
De kantonrechter voegt daar nog aan toe dat de eisende partij bij haar akte wel andere algemene voorwaarden heeft overgelegd, maar die voorwaarden zijn niet relevant voor de beoordeling van de vordering in deze procedure. Blijkens artikel 3 van die voorwaarden zijn deze voorwaarden immers alleen van toepassing op overeenkomsten op afstand, waarvan in deze procedure geen sprake is. De eisende partij heeft in haar akte namelijk gesteld dat de overeenkomst met de gedaagde partij in één van haar verkooppunten tot stand is gekomen (dus uitdrukkelijk niet op afstand).
3.3.
De eisende partij heeft ook niet voldaan aan de opdracht (gegeven in het tussenvonnis) om uit te leggen dat, en zo ja hoe, zij heeft voldaan aan haar essentiële informatieplichten (te weten de informatieplichten van artikel 6:230l onder a, b, c, d en f BW). Zij heeft weliswaar gesteld dat zij “alles [heeft] uitgelegd aan gedaagde”, maar zij heeft niet of nauwelijks toegelicht welke informatie is verstrekt. Dat moet haar worden tegengeworpen, ook omdat de kantonrechter niet beschikt over leesbare exemplaren van het huurcontract en de huurvoorwaarden en dus geen objectief aanknopingspunt heeft voor de veronderstelling dat de gedaagde partij wist waaraan hij zich contractueel verbond (overigens blijkt uit het vonnis van 18 oktober 2023 in de vergelijkbare zaak met nummer 10573779 MC EXPL 23-3554, ECLI:NL:RBMNE:2023:5346 dat het huurcontract en de huurplanvoorwaarden ook niet uitblinken in duidelijkheid).
3.4.
Met name is niet gebleken dat de gedaagde partij afdoende is geïnformeerd over de maandelijks te betalen huurprijs en over het bedrag dat in totaal (of minimaal) door de gedaagde partij verschuldigd was (zie artikel 6:230l onder c BW). Ook is niet gebleken dat de gedaagde partij is geïnformeerd over de (minimale) duur van de overeenkomst en over de beëindiging daarvan (vanzelf, na ommekomst van een bepaalde termijn, of door opzegging c.q. ontbinding), zie artikel 6:230l onder f BW. Of partijen een minimale overeenkomstduur zijn overeengekomen is ook relevant voor de beantwoording van de vraag of de eisende partij de overeenkomst rechtsgeldig nog elf maanden mocht laten voortbestaan, nadat de gedaagde partij was opgehouden met betalen, of dat zij in het kader van haar schadebeperkingsplicht eerder tot annulering over had moeten gaan. Ook op dit punt ontbreekt het aan de noodzakelijke toelichting door de eisende partij. De kantonrechter moet ook daarom de vordering afwijzen.
3.5.
De eisende partij heeft gesteld dat de gedaagde partij de vordering heeft erkend en deels heeft voldaan. Dat maakt het voorgaande niet anders. Uit de enkele erkenning kan namelijk niet worden afgeleid dat de gedaagde partij wist waaraan hij zich contractueel heeft verbonden en evenmin of die contractuele verbonden niet (deels) was gebaseerd op onredelijk bezwarende bedingen.
3.6.
De eisende partij wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van de niet verschenen gedaagde partij worden begroot op nihil.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
wijst de vordering af;
4.2.
veroordeelt eisende partij in de proceskosten, tot en met vandaag aan de zijde van gedaagde partij begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C. Hagedoorn, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 27 december 2023.