Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.De procedure
- de conclusie van antwoord,
- de brief van 23 juni 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de antwoordakte na eisvermindering van [gedaagde] van 11 oktober 2023,
2.Waar gaat de zaak over en wat oordeelt de rechtbank
3.[gedaagde] is tekortgeschoten in haar postoperatief handelen
“Onbestreden is echter dat de hond die ochtend weliswaar uitvloeiing had, maar dat er tijdens het onderzoek dat[ [B] , rechtbank]
heeft uitgevoerd, nog geen sprake was van weeën c.q. van een reeds op gang zijnde, maar stagnerende partus, noch van andere klinische symptomen die noopten tot het met spoed uitvoeren van de keizersnede. Op grond van het voorgaande is voor het college niet komen vast te staat dat de beklaagde[=de dierenarts, rechtbank],
die omstreeks 8:30 uur op de praktijk aankwam, het verwijt treft dat de keizersnede die ochtend te laat is uitgevoerd.”(zie onder 5.3 van de tuchtbeslissing).
“Niet gebleken is dat er na de operatie, toen de hond in een andere praktijkruimte verbleef tezamen met klager[= [eiser] , rechtbank]
en zijn neef, postoperatieve controles van de klinische parameters en de algemene gezondheidstoestand van de hond hebben plaatsgevonden (…) Dat de mogelijk intimiderende houding van klager hierbij een rol heeft gespeeld, doet er niet aan af dat dergelijke controles onder de gegeven omstandigheden hadden behoren te worden uitgevoerd, eens te meer aangezien bij een baarmoederverwijdering en het daarmee gepaard gaande bloedverlies extra alertheid mag worden verwacht. Ook van beklaagde, als zijnde de chirurg en verantwoordelijk dierenarts, had naar het oordeel van het college mogen worden verwacht dat zij zich er op eigen initiatief van had vergewist hoe het herstel van de hond verliep. Niet gebleken is dat beklaagde zelf postoperatieve controles heeft uitgevoerd, noch dat zij paraveterinairen daartoe heeft geïnstrueerd. In zoverre kan beklaagde worden verweten tekort te zijn geschoten in de postoperatieve zorg.”(zie onder 5.6 van de tuchtbeslissing). Ook [D] concludeert in zijn rapport kort gezegd dat [gedaagde] de postoperatieve controles en bewaking door gekwalificeerde medewerkers had moeten uitvoeren en niet had mogen vertrouwen op de deskundigheid van [eiser] (pagina 10 van het rapport). [E] is grosso modo dezelfde mening toegedaan, zo begrijpt de rechtbank uit wat [E] schrijft (zie bovenaan pagina 4 van dat rapport).