ECLI:NL:RBMNE:2023:7401

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
16.324118.21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing voorlopige hechtenis in strafzaak met betrekking tot verdachte

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1995 te Polen en momenteel gedetineerd, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 21 december 2023 een bevel tot opheffing van de voorlopige hechtenis gegeven. Dit besluit volgde na een inhoudelijke behandeling van de zaak, waarbij de rechtbank op 18, 19 en 20 december 2023 de verdachte, de officier van justitie mr. D.M.A. van der Zwan, en de raadsman mr. R.A. van der Horst heeft gehoord. De rechtbank concludeerde dat er een situatie als bedoeld in artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering aan de orde is. Dit houdt in dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat aan de verdachte geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel zal worden opgelegd, of dat hij bij tenuitvoerlegging van het bevel langer van zijn vrijheid beroofd zou blijven dan de duur van de eventuele straf of maatregel. De rechtbank heeft daarom ambtshalve het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven, met ingang van de datum van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Justitieel Complex Schiphol
Parketnummer: 16.324118.21

Bevel van de meervoudige strafkamer tot opheffing van de voorlopige hechtenis

in de strafzaak tegen verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] (Polen),
nu gedetineerd in [verblijfplaats] , te [plaats] .
In de strafzaak tegen verdachte is een bevel tot voorlopige hechtenis (gevangenhouding) van deze rechtbank van 16 december 2021 van kracht.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 18, 19 en 20 december 2023, waarbij zijn gehoord de officier van justitie mr. D.M.A. van der Zwan, verdachte en zijn raadsman mr. R.A. van der Horst, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank is van oordeel dat een situatie als bedoeld in artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering aan de orde is, in die zin dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat aan verdachte geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel zal worden opgelegd, dan wel dat hij bij tenuitvoerlegging van het bevel langere tijd van zijn vrijheid beroofd zou blijven dan de duur van de eventuele straf of maatregel.

Beslissing:

De rechtbank heft ambtshalve en met ingang van heden op het bevel tot voorlopige hechtenis van
[verdachte].
Aldus gegeven op 21 december 2023 door mr. H.B.W. Beekman, mrs. M.C. Danel en
I.L. Gerrits, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Valk, griffier, en getekend door de voorzitter en de griffier.