ECLI:NL:RBMNE:2023:7399

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
22-019737
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van kosten voor reclasseringsrapport op basis van artikel 529 Sv

In deze zaak heeft de enkelvoudige raadkamer van de Rechtbank Midden-Nederland op 2 februari 2023 een verzoek behandeld van een verzoeker, geboren in 1991 in Spanje, die om een vergoeding vroeg voor kosten die hij heeft gemaakt voor het opstellen van een reclasseringsrapport. Dit verzoek is ingediend op basis van artikel 529 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker was eerder op 7 juni 2022 door de meervoudige strafkamer van deze rechtbank veroordeeld, en het vonnis was onherroepelijk geworden.

Het verzoekschrift werd op 1 september 2022 ingediend en het Openbaar Ministerie heeft zijn standpunt voorafgaand aan de zitting kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare behandeling op 19 januari 2023 zijn zowel de advocaat van de verzoeker, mr. S. van der Eijk, als de officier van justitie gehoord. De verzoeker stelde dat hij meerdere keren het Openbaar Ministerie had verzocht om een reclasseringsrapportage, maar dat deze verzoeken waren afgewezen. Daarom had hij zelf kosten gemaakt voor het laten opstellen van een rapportage, waarvoor hij een vergoeding van € 1.300,00 vroeg.

De officier van justitie verzet zich tegen de vergoeding, omdat het rapport op eigen initiatief van de verdediging was opgesteld en de gebruikelijke procedures niet waren gevolgd. De raadkamer overwoog dat de rechtbank het rapport van belang had geacht voor de beslissing in de strafzaak, aangezien het in het vonnis was genoemd. De raadkamer concludeerde dat de kosten voor het rapport in aanmerking kwamen voor vergoeding, en kende het gevorderde bedrag van € 1.300,00 toe. Daarnaast werd ook een vergoeding van € 680,00 voor de kosten van de raadsman toegewezen, wat het totaal op € 1.980,00 bracht. De beslissing werd genomen door mr. C.A.J. van Yperen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M.H.W. Boelhouwers, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
parketnummer : 16-034609-22
raadkamernummer : 22-019737
beslissing van de enkelvoudige raadkamer, op het verzoek op grond van artikel 529 en artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), van:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] (Spanje),
domicilie kiezend op het kantoor van mr. S. van der Eijk, advocaat te ’s-Gravenhage (Raamweg 2, 2596 HL ’s-Gravenhage),
hierna te noemen: verzoeker.

Feiten

Verzoeker is op 7 juni 2022 door de meervoudige strafkamer van deze rechtbank veroordeeld. Dit vonnis is onherroepelijk geworden.

Procedure

Het verzoekschrift is op 01 september 20221 september 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt kenbaar gemaakt.
De raadkamer heeft op 19 januari 2023 het verzoekschrift in openbare raadkamer behandeld.
De raadkamer heeft de advocaat van verzoeker, mr. S. van der Eijk, en de officier van justitie op zitting gehoord.

Verzoek

Verzoek ingevolge artikel 529 Sv
Nu de strafzaak is geëindigd, kan verzoeker aanspraak maken op een vergoeding van de kosten die ingevolge het bij en krachtens de Wet Tarieven in Strafzaken (WTS) voor zijn rekening komen, voor zover aanwending van die kosten het belang van het onderzoek heeft gediend.
De raadsman stelt namens verzoeker dat verzoeker meerdere keren het Openbaar Ministerie heeft verzocht een reclasseringsrapportage op te laten maken, maar dat dit telkens is afgewezen. Verzoeker heeft om die reden zelf kosten gemaakt voor het laten opstellen van een rapportage, zodat hij aanspraak maakt op een vergoeding van € 1.300,00. Dit betreft een rapportage van drs. [A] van [websitenaam] van 30 maart 2022. Deze rapportage is ingebracht in de strafzaak die tegen verzoeker aanhangig was, de rapportage is op de zitting besproken en de rechtbank heeft blijkens de bewoordingen van het vonnis de over verzoeker uitgebrachte rapportage bij de strafoplegging betrokken. De raadsman stelt zich dan ook op het standpunt dat de inhoud van de rapportage het belang van het onderzoek heeft gediend, zodat het redelijk en billijk is dat deze kosten worden vergoed.
De officier van justitie verzet zich tegen vergoeding van de kosten voor het opstellen van het rapport, nu het rapport op eigen initiatief van de verdediging is opgesteld en de hiervoor gebruikelijke wegen niet zijn ingezet. Het Openbaar Ministerie heeft nooit de opdracht vanuit de rechtbank ontvangen een reclasseringsrapport op te laten stellen. Het had in de rede gelegen dat de verdediging aan het Openbaar Ministerie had verzocht een dergelijk rapport op te doen stellen, dan wel dat de verdediging dit verzoek tot de rechtbank had gericht. De rapportage is blijkens de bewoordingen van het vonnis niet dusdanig relevant geweest dat kan worden geconcludeerd dat het rapport het belang van het onderzoek heeft gediend. De in het vonnis aangehaalde elementen uit het rapport, te weten dat verzoeker een sterke band met zijn gezin, een steunend (familie)netwerk en een stabiele woonsituatie heeft en dat er geen schulden zijn, hadden volgens de officier van justitie ook door verzoeker zelf kunnen worden aangevoerd tijdens de inhoudelijke behandeling van de strafzaak. Gelet op het voorgaande ziet de officier van justitie geen gronden van billijkheid om de door verzoeker gemaakte kosten te vergoeden, zodat het verzoek moet worden afgewezen.
De raadkamer overweegt als volgt.
Gebleken is dat de verdediging in de strafzaak op eigen kosten een reclasseringsrapportage heeft doen opstellen. Kennelijk heeft de rechtbank deze rapportage van belang geacht voor het onderzoek en de beslissing, nu de rechtbank in het vonnis van 7 juni 2022 naar deze rapportage heeft verwezen. De rechtbank heeft in het vonnis in dit kader overwogen:
‘uit voornoemd reclasseringsrapport volgt dat verdachte onder andere een sterke band met zijn gezin heeft, een steunend (familie)netwerk, een stabiele woonsituatie en dat er geen schulden zijn’.Gelet op de gebezigde bewoordingen van het vonnis, waarbij een niet limitatieve opsomming is gegeven van onderdelen uit het reclasseringsadvies die bij de strafoplegging zijn betrokken, is de raadkamer van oordeel dat de rechtbank deze rapportage kennelijk van belang heeft geacht voor het onderzoek en de beslissing, zodat het rapport het belang van het onderzoek heeft gediend. De raadkamer is dan ook van oordeel dat deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen. Nu de hoogte van het in dit kader gevorderde bedrag van € 1.300,00 de raadkamer gezien de inhoud van het rapport niet onredelijk voorkomt, zal dit bedrag in het geheel worden toegekend.
Verzoek ingevolge artikel 530 Sv
De raadkamer is van oordeel dat aan kosten van de raadsman voor het indienen en mondeling toelichten van het verzoekschrift een vergoeding op zijn plaats is zoals die gewoonlijk wordt toegewezen, te weten € 680,00 (inclusief btw).
In totaal is derhalve naar het oordeel van de raadkamer, alle omstandigheden in aanmerking nemend, een vergoeding toewijsbaar tot een bedrag van € 1.980,00.

Beslissing

De raadkamer:
ingevolge artikel 529 Sv:
-
kentaan verzoeker uit 's Rijks kas een vergoeding
toeten bedrage van € 1.300,00 (zegge: dertienhonderd euro);
-
beveeltde griffier van deze rechtbank voormeld bedrag aan verzoeker uit te betalen op rekeningnummer [rekeningnummer] , t.n.v. Stichting Beheer Derdengelden ESW Advocaten, o.v.v. ‘schadevergoeding de heer [verzoeker] .
ingevolge artikel 530 Sv
-
kent toeaan verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding ten bedrag van € 680,00 (zegge: zeshonderdentachtig euro);
-
beveeltde griffier van deze rechtbank voormeld bedrag aan verzoeker uit te betalen op rekeningnummer [rekeningnummer] , t.n.v. Stichting Beheer Derdengelden ESW Advocaten, o.v.v. ‘schadevergoeding de heer [verzoeker] .
Deze beslissing is gegeven door mr. C.A.J. van Yperen, rechter, als lid van de enkelvoudige raadkamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M.H.W. Boelhouwers, griffier en uitgesproken in openbare raadkamer van deze rechtbank van 2 februari 2023.
Ingevolge artikel 529 Sv:
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.
Ingevolge artikel 530 Sv:
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de officier van justitie binnen veertien dagen daarna en voor de gewezen verdachte of zijn erfgenamen binnen een maand na de betekening hoger beroep open bij het gerechtshof.