ECLI:NL:RBMNE:2023:7385

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 december 2023
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
16.172262.22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere aanrandingen met ontuchtige handelingen

Op 18 december 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van vier aanrandingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data, te weten 8 juli 2022, 13 mei 2022, 18 juli 2021 en 3 september 2021, meerdere vrouwen op hun billen heeft geslagen, wat als ontuchtige handeling werd gekwalificeerd. De verdachte heeft bij de eerste twee feiten bekend, terwijl hij bij de laatste twee feiten geen herinnering had aan de incidenten, maar wel erkende dat het mogelijk was dat hij deze had gepleegd. De rechtbank heeft de bewijsvoering gebaseerd op de aangiften van de slachtoffers, de bekennende verklaringen van de verdachte en andere bewijsmiddelen zoals proces-verbaal van de politie.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een onvoorwaardelijke taakstraf van 150 uur. Daarnaast zijn de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen tot een bedrag van 500 euro per slachtoffer. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, waarbij de slachtoffers psychisch leed hebben ervaren door de handelingen van de verdachte. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de positieve ontwikkeling van de verdachte, die inmiddels een vaste baan heeft en zijn leven op orde lijkt te hebben. De rechtbank heeft besloten om geen bijzondere voorwaarden op te leggen, maar heeft wel de algemene voorwaarde gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd niet schuldig mag maken aan nieuwe strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.172262.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 december 2023
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [2002] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen aan de [adres] , [postcode] te [plaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 december 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte, zijn raadsvrouw, mr. L. Cox, advocaat te Amersfoort en de benadeelde partijen [slachtoffer 3] (bijgestaan door mr. C.H. Dijkstra, advocaat te Amersfoort), [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: op 8 juli 2022 te Utrecht [slachtoffer 1] heeft aangerand door haar (meermaals) op haar billen te slaan;
feit 2: op 13 mei 2022 te Utrecht [slachtoffer 2] heeft aangerand door haar (meermaals) op haar billen te slaan;
feit 3: op 18 juli 2021 te Utrecht of De Bilt [slachtoffer 3] heeft aangerand door haar (meermaals) op haar billen te slaan;
feit 4: op 3 september 2021 te Utrecht of De Bilt [slachtoffer 4] heeft aangerand door haar (meermaals) op haar billen te slaan.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 WAARDERING VAN HET BEWIJS
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1 en feit 2 wettig en overtuigend bewezen op basis van onder andere de bekennende verklaring van verdachte. Bij feit 3 en feit 4 heeft verdachte niet bekend, maar de officier van justitie stelt zich op het standpunt dat ook deze feiten - door middel van schakelbewijs - wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Daarbij hecht zij met name waarde aan de modus operandi en het door aangeefsters omschreven signalement.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Bewijsmiddelen [1]
Verdachte heeft feit 1 en feit 2 bekend. Hij geeft aan dat hij zich feit 3 en feit 4 niet goed kan herinneren, maar dat het wel kan kloppen. De raadsvrouw heeft voor deze feiten geen vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de bewijsmiddelen.
feit 1:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting op 18 december 2023;
  • proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 8 juli 2022;
feit 2:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting op 18 december 2023;
  • proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 13 mei 2022;
feit 3:
- proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 3 maart 2022; [4]
- proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 23 augustus 2022, voor zover inhoudende dat verdachte heeft verklaard dat hij al langer dan een jaar bezig was met slaan tegen de billen van vrouwen en zich niet alle incidenten precies meer kan herinneren; [5]
- proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 9 maart 2022; [6]
- melding in mutatie van verbalisant [verbalisant 2] d.d. 26 juli 2021; [7]
- proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] d.d. 9 juli 2022, voor zover inhoudende dat verdachte reed op een scooter voorzien van kenteken [kenteken] ; [8]
feit 4
- proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] d.d. 8 oktober 2021; [9]
- proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 23 augustus 2022, voor zover inhoudende dat verdachte heeft verklaard dat hij al langer dan een jaar bezig was met slaan tegen de billen van vrouwen en zich niet alle incidenten precies meer kan herinneren; [10]
- proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] d.d. 9 juli 2022, voor zover inhoudende dat verdachte reed op een scooter voorzien van kenteken [kenteken] . [11]
4.3.2.
Bewijsoverweging
De rechterbank acht alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Bij feit 1 en feit 2 is er naast de aangifte ook de bekennende verklaring van verdachte. Dat geldt niet voor feit 3 en feit 4. De rechtbank is echter van oordeel dat ook deze feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen en overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat er bij feit 3 en feit 4 (de door verdachte ontkende feiten) sprake is van grote gelijkenissen met feit 1 en feit 2 (de door verdachte bekende feiten). De modus operandi, te weten het achtervolgen van aangeefsters en het langsrijden op een scooter en vervolgens het meermaals op de billen slaan, als het door aangeefsters omschreven signalement met onder andere de Jordan-schoenen die bij verdachte zijn aangetroffen, het door aangeefsters omschreven kenteken van de scooter die op naam van verdachte staat en de door alle aangeefsters genoemde blauwe tas van [.] , zijn naar oordeel van de rechtbank specifiek. Het wettige bewijs voor feit 3 en 4 bestaat uit de aangifte en de vaststelling dat verdachte op de scooter reed met het in de aangiften genoemde kenteken. Door de grote gelijkenis in modus operandi en de verklaring van verdachte dat hij in die periode al bezig was met het op de billen slaan van vrouwen heeft de rechtbank ook de overtuiging dat verdachte deze feiten heeft begaan. Daarmee kan worden bewezen dat verdachte niet alleen feit 1 en feit 2, maar ook feit 3 en feit 4 heeft gepleegd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1:op 8 juli 2022 te Utrecht, door een andere feitelijkheid, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, immers heeft hij met zijn, verdachtes, hand meermalen, (krachtig) op de billen van die [slachtoffer 1] geslagen, en bestaande die andere feitelijkheid uit het onverhoeds uitvoeren van deze ontuchtige handeling;
feit 2:op 13 mei 2022 in de gemeente Utrecht, door een andere feitelijkheid, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot dulden van ontuchtige handelingen, te weten het éénmaal slaan en knijpen met zijn, verdachtes, hand op/in de billen van die [slachtoffer 2] , en bestaande die andere feitelijkheid uit het onverhoeds uitvoeren van deze ontuchtige handelingen;
feit 3:op 18 juli 2021 in de gemeente Utrecht en/of de gemeente De Bilt, door een andere feitelijkheid, [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het meermalen slaan met zijn, verdachtes, hand op de billen van die [slachtoffer 3] , en bestaande die andere feitelijkheid uit het onverhoeds uitvoeren van deze ontuchtige handelingen;
feit 4:hij op 3 september 2021 in de gemeente Utrecht en/of de gemeente De Bilt,
door een andere feitelijkheid, [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het meermalen slaan met zijn, verdachtes,
hand op de billen van die [slachtoffer 4] , en bestaande die andere feitelijkheid uit het
onverhoeds uitvoeren van deze ontuchtige handelingen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
telkens: feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren;
- een taakstraf van 200 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 100 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd. Volgens de raadsvrouw heeft haar cliënt vanuit intrinsieke motivatie heel hard aan zichzelf gewerkt. Hij heeft inzicht getoond in zijn gedrag en hij heeft hier spijt van. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank om haar cliënt een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest. Een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou volgens de raadsvrouw geen recht doen aan de positieve ontwikkeling die haar cliënt heeft doorgemaakt en wordt bovendien door de Reclassering afgeraden. Indien de rechtbank voornemens is om een langere gevangenisstraf op te leggen, verzoekt de raadsvrouw de rechtbank om deze gevangenisstraf geheel voorwaardelijk, als stok achter de deur, op te leggen. Daarbij geeft de raadsvrouw nog wel aan dat het wat haar betreft passender is om deze stok achter de deur vorm te geven in de modaliteit van een taakstraf en dus niet in de vorm van een gevangenisstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier aanrandingen. Dat heeft hij gedaan door vier jonge vrouwen onverhoeds te benaderen en op hun billen te slaan. Dit zijn ontuchtige handelingen die een onacceptabele inbreuk op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers vormen. Wat verdachte deed was ook een stuk erger dan ‘slechts’ een tik op de billen. Verdachte heeft de aangeefsters ook achtervolgd en zij zijn daardoor erg bang geweest. Doordat verdachte de slachtoffers bleef volgen en herhaaldelijk op de billen sloeg vreesde ten minste een van de slachtoffers dat hij haar zou verkrachten en misschien erger. Dat de handelingen van verdachte indruk hebben gemaakt op de aangeefsters blijkt ook uit de verklaringen die de vrouwen hierover in hun aangiftes, vorderingen benadeelde partij en op de zitting hebben afgelegd. Zij worden nog dagelijks geconfronteerd met de psychische gevolgen van het handelen van verdachte en dat neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft bij haar beslissing rekening gehouden met het uittreksel justitiële
documentatie (het strafblad) van verdachte van 13 november 2023 waaruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met het advies van de Reclassering, opgemaakt op 21 juni 2023 door [A] , Reclasseringswerker. In het rapport wordt het beeld geschetst dat verdachte destijds dagelijks softdrugs gebruikte en dat dit zijn functioneren ten tijde van het plegen van de feiten sterk lijkt te hebben beïnvloed. Daarnaast wordt zijn psychosociaal functioneren als delictgerelateerde factor gezien: verdachte lijkt impulsief te zijn (geweest) en naar eigen zeggen grenzeloos. Eigenschappen die volgens de Reclassering vermoedelijk invloed hebben gehad op zijn beslissingen en inschattingen. Het recidiverisico wordt in het rapport geschat als matig tot hoog en er wordt door de Reclassering een aantal bijzondere voorwaarden geadviseerd, te weten een meldplicht, ambulante behandeling en dagbesteding.
Er is op 17 december 2023 nog een brief bij de rechtbank binnengekomen. Dit betreft de eindbrief van twee psychologen, [B] en [C] , aan de [instelling] ten aanzien van de afronding van het behandeltraject op 14 december 2023. Uit deze brief blijk dat het voortzetten van de behandeling op dit moment niet geïndiceerd is, dat de behandeldoelen zijn behaald en dat er vanuit het risicotaxatie-instrument geen belangrijke factoren naar voren komen die nu behandeling behoeven. Samengevat komt het erop neer dat verdachte een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt: hij heeft inmiddels een vaste baan, is gestopt met gokken en heeft zijn cannabisgebruik onder controle. Concluderend wordt dan ook gesteld dat van een nieuw toezicht weinig meerwaarde wordt verwacht.
Strafoplegging
De ernst van de feiten en de gevolgen die ze voor de slachtoffers hebben gehad maakt dat geen andere straf kan worden opgelegd dan een gevangenisstraf. De rechtbank ziet evenwel af van het opleggen van een gevangenisstraf waardoor verdachte, die enige tijd in voorlopige hechtenis heeft gezeten, op dit moment weer terug de gevangenis in moet. Daarvoor is beslissend dat verdachte op dit moment zijn leven een stuk beter op orde lijkt te hebben dan toen hij de feiten pleegde. De rechtbank acht een forse voorwaardelijke gevangenisstraf passend om als stok achter de deur te dienen. Daarmee hoopt de rechtbank dat verdachte de ingezette positieve ontwikkeling kan voortzetten en niet opnieuw zal vervallen in het plegen van strafbare feiten. De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot een gevangenisstraf van twee maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Gelet op het feit dat de behandeling inmiddels positief is afgerond, acht de rechtbank het op dit moment niet nodig om bijzondere voorwaarden op te leggen. De rechtbank zal verdachte daarom alleen de algemene voorwaarde opleggen, te weten dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit. Daarnaast is de rechtbank van oordeel van verdachte - naast de voorwaardelijke straf - ook nu al een consequentie van zijn gedrag moet voelen. De inbreuk die verdachte heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en de angst die zij hebben gevoeld maken dat niet uitsluitend met een voorwaardelijke (gevangenis)straf kan worden volstaan. De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot een taakstraf van 150 uur, met aftrek van het voorarrest overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Voorlopige hechtenis
Tenslotte zal de rechtbank ook het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.BENADEELDE PARTIJ

Benadeelde partij [slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd en vordert een bedrag van 1250,00 euro aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd en vordert een bedrag van 500,00 euro aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd en vordert een bedrag van 1650,00 euro aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vorderingen van de bovengenoemde benadeelde partijen integraal kunnen worden toegewezen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om de schadevergoedingen te matigen en per benadeelde partij een bedrag van 250,00 euro toe te wijzen, gelet op bedragen die zijn toegewezen in soortgelijke zaken.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek hebben de benadeelde partijen recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade indien zij ten gevolge van de strafbare feiten in hun persoon zijn aangetast.
Het strafbare feit dat hier aan de orde is - aanranding - vormt een dusdanig ernstige inbreuk op een fundamenteel recht, te weten het zelfbeschikkingsrecht en de lichamelijke integriteit, dat dit in zichzelf als aantasting van de persoon op andere wijze dient te worden beschouwd. Op grond van de door de benadeelde partijen gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding voor elke benadeelde partij naar billijkheid op 500,00 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van voldoening.
De benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] zullen voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen. Zij kunnen de vorderingen voor dat deel bij de burgerlijk rechter aanbrengen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
SchadevergoedingsmaatregelIn het belang van de benadeelde partijen [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] wordt, als extra waarborg voor betaling aan hen, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. Deze maatregel houdt de verplichting tot betaling aan de Staat in, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente en bij gebreke van betaling te vervangen door 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partijen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Strafbaarheid

  • verklaart het onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat
  • stelt daarbij
  • als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 dagen;
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
  • wijst de vordering van
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
  • veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat 500,00 euro te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 juli 2021 tot de dag van volledige betaling en bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
  • veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat 500,00 euro te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2022 tot de dag van volledige betaling en bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
  • wijst de vordering van
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
  • veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat 500,00 euro te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 september 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. Schotman, voorzitter, mr. N.A.J. Purcell en
mr. A. Maas, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Besselink en mr. I.J.A. Barends, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 december 2023.
Voorzitter mr. A.J.P. Schotman is buiten staat om dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de gewijzigde tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 8 juli 2022 te Utrecht, in elk geval in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft hij met zijn, verdachtes, hand meermalen,
althans eenmaal, (krachtig) op de bil(len) van die [slachtoffer 1] geslagen,
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het onverhoeds uitvoeren van
deze ontuchtige handeling(en);
2
hij op of omstreeks 13 mei 2022 in de gemeente Utrecht,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handelingen, te weten het één of meermalen slaan en/of knijpen met
zijn, verdachtes, hand op/in de bil/billen van die [slachtoffer 2] , en bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid uit het onverhoeds uitvoeren van deze ontuchtige handeling(en);
3
hij op of omstreeks 18 juli 2021 in de gemeente Utrecht en/of de gemeente De Bilt,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handelingen, te weten het één of meermalen slaan met zijn, verdachtes,
hand op de bil/billen van die [slachtoffer 3] , en bestaande dat geweld of een andere
feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid uit het
onverhoeds uitvoeren van deze ontuchtige handeling(en);
4
hij op of omstreeks 3 september 2021 in de gemeente Utrecht en/of de gemeente De Bilt,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid, te weten [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het één of meermalen slaan met zijn, verdachtes,
hand op de bil/billen van die [slachtoffer 4] , en bestaande dat geweld of een andere
feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid uit het
onverhoeds uitvoeren van deze ontuchtige handeling(en).

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 16 november 2022, genummerd PL0900-202218775, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 271. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 10-12.
3.Pagina 182-184.
4.Pagina 165-168.
5.Pagina 193-204.
6.Pagina 169.
7.Pagina 1 van aanvullend dossier: ‘Melding [slachtoffer 3] , melding in mutatie [..] .
8.Pagina 6 en 7.
9.Pagina 173-176.
10.Pagina 193-204.
11.Pagina 6 en 7.