In deze zaak vordert [eiseres] B.V. betaling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] op grond van bestuurdersaansprakelijkheid. [eiseres] stelt dat de gedaagden, als indirect bestuurders van [onderneming 1] B.V., een ernstig verwijt kan worden gemaakt omdat zij wisten dat [onderneming 1] haar verplichtingen niet kon nakomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [onderneming 1] in financiële problemen verkeerde en dat de gedaagden op 22 en 23 februari 2022 verplichtingen zijn aangegaan terwijl zij wisten dat [onderneming 1] niet aan deze verplichtingen kon voldoen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de gedaagden niet aansprakelijk zijn, omdat zij niet op de hoogte waren van de onvermijdelijkheid van het faillissement op dat moment. De rechtbank heeft ook overwogen dat de gedaagden niet verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor de financiële situatie van [onderneming 1] voordat zij als bestuurders aantraden. De vorderingen van [eiseres] zijn afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden.