ECLI:NL:RBMNE:2023:738
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaken met gedeeltelijke gegrondverklaring
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de WOZ-aanslagen voor vier onroerende zaken, die door de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap zijn vastgesteld. De aanslagen zijn gebaseerd op de waardepeildatum van 1 januari 2021. Eiseres heeft op 31 maart 2022 een aanslag ontvangen, waarbij de waarden van de woningen zijn vastgesteld op respectievelijk € 365.000,-, € 372.000,-, € 332.000,- en € 286.000,-. Na bezwaar heeft de heffingsambtenaar de waarden verlaagd, maar eiseres is het niet eens met deze nieuwe waarderingen en heeft beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de zaak op 13 januari 2023 behandeld via een Teams-beeldverbinding. Eiseres betwist de vastgestelde waarden en stelt dat deze te hoog zijn. De heffingsambtenaar heeft taxatiematrixen overgelegd ter onderbouwing van de waarderingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarden van de woningen aan de [adres 1], [adres 2] en [adres 3] niet te hoog zijn vastgesteld, en heeft de beroepen in deze zaken ongegrond verklaard.
Voor de woning aan de [adres 4] heeft de rechtbank echter geoordeeld dat de heffingsambtenaar niet voldoende heeft aangetoond dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. Eiseres heeft foto’s overgelegd die de slechte staat van de woning aantonen, en de rechtbank heeft besloten de waarde schattenderwijs vast te stellen op € 180.000,-. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van eiseres en heeft bepaald dat het griffierecht vergoed moet worden.