8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf of maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in een korte tijd schuldig gemaakt aan een reeks strafbare feiten, te weten een winkeldiefstal met geweld, diefstal van een fiets, vernieling en bedreiging.
Verdachte heeft met het plegen van deze vermogensdelicten en agressie gerelateerde delicten, laten zien geen respect te hebben voor andermans eigendommen, lichamelijke integriteit en gevoelens. Dergelijke feiten bezorgen zowel de slachtoffers als de samenleving veel overlast en gevoelens van onrust en onveiligheid.
Persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 25 november 2023, waaruit blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaar veelvuldig is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Tactus Reclassering van 29 november 2023, opgesteld door reclasseringswerker K. Westerhof. Uit het reclasseringsadvies volgt dat de reclassering de leefgebieden financiën, middelengebruik en verslaving, dagbesteding, psychosociaal functioneren en de houding van verdachte als voornaamste delictgerelateerde factoren ziet. Mede vanwege de instabiliteit van verdachte op al deze leefgebieden, schat de reclassering het recidiverisico hoog in. Verdachte is meermaals klinisch opgenomen en is meermaals gestart met ambulante behandeling, maar deze trajecten verliepen moeilijk en hebben geen duurzame gedragsverandering bewerkstelligd. Verdachte blijft herhaaldelijk recidiveren. Voorgaande maakt dat de reclassering tot de conclusie komt dat een onvoorwaardelijke ISD-maatregel de enige optie is om te werken aan duurzame gedragsverandering en stabilisatie. Een klinisch behandeltraject vanuit een voorwaardelijk kader biedt hiervoor te weinig waarborgen. Bovendien ziet de reclassering door de beperkte medewerking van verdachte bij het opstellen van het rapport geen basis om met verdachte samen te werken. De reclassering schrijft dat de zorg- en veiligheidskamer Amersfoort zich aansluit bij dit advies.
Oplegging onvoorwaardelijke ISD-maatregel
De rechtbank stelt vast dat aan alle vereisten voor het opleggen van een ISD-maatregel, zoals bepaald in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht, is voldaan. De officier van justitie heeft oplegging van de ISD-maatregel gevorderd. Alle bewezenverklaarde feiten zijn misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Daarnaast blijkt uit voornoemd uittreksel justitiële documentatie dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan de bewezenverklaarde feiten ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of taakstraf. Verdachte is onder meer onherroepelijk veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of taakstraf door de politierechter van de rechtbank Midden-Nederland op 17 februari 2023 (parketnummers 16/041413-23 en 1/041413-23), op 3 mei 2023 (parketnummer 16/105901-23) en op 18 juli 2023 (parketnummer 16/176215-23). De in dit vonnis bewezenverklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Zoals blijkt uit het hiervoor besproken reclasseringsadvies, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
Ook is (ruimschoots) voldaan aan de voorwaarden voor het opleggen van de ISD-maatregel uit de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers van het Openbaar Ministerie. Verdachte valt namelijk onder de definitie van stelselmatige dader. Hij is immers een persoon van 18 jaar of ouder die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden voor meer dan tien misdrijffeiten, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijffeit.
Verdachte voldoet dan ook zowel aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van de ISD-maatregel als aan de beleidslijn die het Openbaar Ministerie hanteert voor het vorderen van de ISD-maatregel. Gelet op het feit dat de vele tot nu toe aan verdachte (voorwaardelijk) opgelegde straffen en de in dat kader aangeboden (klinische en ambulante) behandelingen er niet toe hebben geleid dat zijn gedrag is veranderd, acht de rechtbank de oplegging van de ISD-maatregel passend en geboden. Zonder klinische (verslavings-)behandeling en begeleiding in een gedwongen en langdurig kader, is de kans groot dat verdachte op korte termijn weer zal recidiveren.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte een laatste kans moet krijgen in de vorm van een voorwaardelijke straf, omdat onder andere uit de overgelegde stukken blijkt dat verdachte op eigen initiatief meerdere hulpvragen heeft uitgezet en dus gemotiveerd is om aan zichzelf te werken. De rechtbank acht dit, gelet op het reclasseringsrapport en het forse strafblad van verdachte, geen afdoende waarborg tegen herhaald strafbaar gedrag en dus onvoldoende om van het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel af te zien. De intake bij Jellinek en aanmelding bij Verslavingszorg Spoor6 geven onvoldoende garantie dat verdachte ook daadwerkelijk op korte termijn behandeld wordt. Daarbij komt dat verdachte op vele leefgebieden, en niet alleen als het gaat om middelengebruik, problemen heeft die volgens de reclassering bijdragen aan het delictgedrag van verdachte. Ook dat maakt dat de nu door verdachte zelf in gang gezette zorg onvoldoende houvast biedt voor een toereikende behandeling voor verdachtes delictgedrag, en daarmee voor bescherming van de maatschappij.
Alles afwegend sluit de rechtbank zich aan bij het advies van de reclassering en de vordering van de officier van justitie en acht oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaar passend en geboden. Met de ISD-maatregel wordt enerzijds de maatschappij beschermd tegen de overlast die verdachte veroorzaakt door het plegen van strafbare feiten. Anderzijds wordt binnen de maatregel geprobeerd een bijdrage te leveren aan de oplossing van de problematiek van verdachte.
Ter optimale bescherming van de maatschappij en ter beëindiging van de recidive van verdachte, maar ook om een intensief en langdurig behandeltraject mogelijk te maken om zo een bijdrage te leveren aan de oplossing van de problematiek van verdachte, is het van belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.