ECLI:NL:RBMNE:2023:7376

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
17 januari 2024
Zaaknummer
16/248171-23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal, diefstal met geweld, vernieling en bedreiging met oplegging ISD-maatregel

Op 21 december 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1985 in Iran, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging, diefstal met geweld, vernieling en diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 juni 2023 in Hilversum [aangever 1] heeft bedreigd, op 7 juli 2023 in Amersfoort een accuboormachine en andere goederen heeft gestolen met geweld, op 24 september 2023 een ruit van een woning heeft vernield en op 25 september 2023 een fiets en andere goederen heeft gestolen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de verdachte de ISD-maatregel op te leggen, toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een stelselmatige dader is, gezien zijn uitgebreide strafblad en het recidivegevaar. De rechtbank heeft de ISD-maatregel voor de duur van twee jaar opgelegd, zonder aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de rechtbank de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld, waarbij de vordering van [aangever 1] niet-ontvankelijk werd verklaard en de vordering van [bedrijf] B.V. tot € 860,00 werd toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/248171-23, 16/207579-23 (gev. ttz), 16/167550-23 (gev. ttz) en 16/243435-23 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 21 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] (Iran),
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd in P.I. [locatie] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 december 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. S. Houtman en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. S. Konya, advocaat te Bodegraven, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/207579-23
op 14 juni 2023 in Hilversum [aangever 1] heeft bedreigd;
16/167550-23
op 7 juli 2023 in Amersfoort een accuboormachine, borenset en remblokken van de Action heeft gestolen met geweld en/of bedreiging met geweld;
16/243435-23
op 24 september 2023 in Amersfoort een ruit van een woning heeft vernield;
16/248171-23
op 25 september 2023 te Amersfoort een fiets, rugzaktrolley en meerdere (fiets)sleutels van [aangever 2] heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
Voor zover van belang worden de standpunten van de officier van justitie hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich ten aanzien van een bewezenverklaring van de feiten aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van de volgende onder parketnummer 16/167550-23 ten laste gelegde onderdelen: ‘die [getuige] op zijn rug en/of op zijn lichaam te slaan’ (derde gedachtestreepje) en ‘met een boormachine tegen de arm en/of het lichaam van die [aangever 3] te slaan’(onderdeel van het vijfde gedachtestreepje), nu verdachte deze handelingen ontkent.
Voor zover van belang worden de standpunten van de raadsman hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
ten aanzien van 16/207579-23
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 december 2023;
  • een proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] .
ten aanzien van 16/167550-23 [2]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 december 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik op 7 juli 2023 een accuboormachine, een borenset en remblokken heb gestolen bij de Action. Ik heb een medewerker van mij afgeduwd.
Ik heb de accuboormachine en borenset van mij afgegooid in de richting van de medewerkers, zodat zij zouden stoppen met mij te achtervolgen.
Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Plaats delict: Amersfoort
Op 7 juli 2023 zag ik dat [getuige] (de rechtbank begrijpt: [getuige] ) de man aansprak, de man door wilde lopen en [getuige] een duw gaf.
Ik hoorde de man tegen [getuige] roepen ‘ik steek je neer’. Vervolgens zag ik dat de man uithaalde naar [getuige] en hem sloeg. Ik zag vervolgens dat hij met de boormachine die in zijn rechterhand had met snelheid en kracht naar mij uithaalde. Ik voelde dat ik geraakt werd op mijn onderarm. Ik heb een wondje en een snee onder mijn pols, doordat de man mij met de boormachine sloeg. [3]
Een proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 7 juli 2023 kreeg ik van de man een duw op mijn borst. Ik zag dat hij op mijn collega (de rechtbank begrijpt: [aangever 3] ) afliep en zei: “Ik steek je neer”. Ik zag dat de man mijn collega met de boormachine sloegen dat mijn collega met zijn rechterarm deze klap blokkeerde. Ik zag dat de man de boormachine in de richting gooide van mijn collega. Ik zag dat de man ook een borensetje uit zijn broek haalde. Ik voelde een harde klap op mijn rug. Ik voelde direct daarna een brandend gevoel en een stekende pijn. Ik draaide mij om en ik zag dat de man van mij weg liep. [4]
Bewijsoverweging ten aanzien van 16/167550-23
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. Anders dan de verdediging acht de rechtbank ook bewezen dat verdachte [getuige] op zijn rug heeft geslagen. De verklaring van [getuige] wordt op dit punt ondersteund door de verklaring van [aangever 3] die heeft gezien dat verdachte zijn collega [getuige] sloeg. De rechtbank acht tevens bewezen dat verdachte [aangever 3] met een boormachine tegen de arm heeft geslagen. [aangever 3] verklaart hierover in zijn aangifte, aangever [getuige] heeft verdachte zien slaan en daarnaast zitten er foto’s van het letsel op de onderarm van [aangever 3] in het dossier. Daarbij geldt dat niet voor ieder afzonderlijke tenlastegelegde geweldshandeling hoeft te zijn voldaan aan het wettelijk bewijsminimum. De verklaringen van beide aangevers komen op essentiële onderdelen overeen en passen ook goed bij de verklaring van verdachte dat hij is gevlucht nadat hij de goederen had gestolen en hij wilde dat de medewerkers zouden stoppen om hem te achtervolgen. De rechtbank gaat dan ook uit van hetgeen beide aangevers hebben verklaard en gaat voorbij aan de ontkenning van verdachte.
ten aanzien van 16/243435-23
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 december 2023;
  • een proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] namens [bedrijf] B.V.
ten aanzien van 16/248171-23
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 december 2023;
  • een proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] .

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16/207579-23
op 14 juni 2023 te Hilversum, [aangever 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [aangever 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak jou dood";
16/167550-23
op 7 juli 2023 te Amersfoort een accuboormachine en een borenset en remblokken, die geheel aan Action toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [getuige] en [aangever 3] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door- die [getuige] een duw te geven,- die [getuige] en [aangever 3] dreigend de woorden toe te voegen 'ik steek je neer',- die [getuige] op zijn rug te slaan,- een accu en een boormachine in de richting van die [getuige] en [aangever 3] te gooien, en- met een boormachine tegen de arm en van die [aangever 3] te slaan;
16/243435-23
op 24 september 2023 te Amersfoort opzettelijk en wederrechtelijk de ruit van een woning, die aan [bedrijf] B.V. toebehoorde heeft vernield;
16/248171-23
op 25 september 2023 te Amersfoort,- een fiets,- een rugzaktrolley en- meerdere (fiets)sleutelsdie geheel of ten dele aan [aangever 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16/207579-23
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
16/167550-23
diefstal, gevolgd van geweld/bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
16/243435-23
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
16/248171-23
diefstal.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN EEN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) op te leggen voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Volgens de officier van justitie is aan alle vereisten voor het opleggen van de ISD-maatregel voldaan en is de maatregel ook passend. De officier van justitie houdt bij haar vordering rekening met het omvangrijke strafblad van verdachte, het feit dat er (tevergeefs) veel pogingen zijn gedaan om verdachte op het rechte pad te krijgen en dat het recidivegevaar hoog is. Thans dient dan ook de bescherming van de maatschappij voorop te staan.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de vraag of aan de criteria voor oplegging van de ISD-maatregel is voldaan. Ten aanzien van de strafoplegging heeft de verdediging primair verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten met daarnaast een (fors) voorwaardelijk strafdeel. Aan het voorwaardelijk strafdeel kunnen de nodige bijzondere voorwaarden worden verbonden, zoals opname in een kliniek en middelencontrole.
Subsidiair verzoekt de verdediging om de ISD-maatregel in voorwaardelijke vorm aan verdachte op te leggen.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte een laatste kans moet krijgen in de vorm van een voorwaardelijke straf of maatregel. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat uit zijn – ter terechtzitting overgelegde – stukken blijkt dat verdachte gemotiveerd is om aan zichzelf te werken. Zo volgt uit de stukken onder meer dat verdachte zich op eigen initiatief via de huisarts heeft laten doorverwijzen naar Jellinek en daar op intakegesprek is geweest. Ook zou verdachte zichzelf hebben aangemeld bij Verslavingszorg Spoor6 en blijkt dat verdachte in het verleden bewezen heeft zich goed aan voorwaarden van de reclassering te kunnen houden. Anders dan in het reclasseringsadvies wordt gerapporteerd, zou verdachte wel degelijk open staan voor reclasseringsbemoeienis en voor bijzondere voorwaarden. Gelet op voorgaande is de verdediging van mening dat een onvoorwaardelijke ISD-maatregel, dat als ultimum remedium gezien moet worden, op dit moment nog niet passend is.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf of maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in een korte tijd schuldig gemaakt aan een reeks strafbare feiten, te weten een winkeldiefstal met geweld, diefstal van een fiets, vernieling en bedreiging.
Verdachte heeft met het plegen van deze vermogensdelicten en agressie gerelateerde delicten, laten zien geen respect te hebben voor andermans eigendommen, lichamelijke integriteit en gevoelens. Dergelijke feiten bezorgen zowel de slachtoffers als de samenleving veel overlast en gevoelens van onrust en onveiligheid.
Persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 25 november 2023, waaruit blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaar veelvuldig is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Tactus Reclassering van 29 november 2023, opgesteld door reclasseringswerker K. Westerhof. Uit het reclasseringsadvies volgt dat de reclassering de leefgebieden financiën, middelengebruik en verslaving, dagbesteding, psychosociaal functioneren en de houding van verdachte als voornaamste delictgerelateerde factoren ziet. Mede vanwege de instabiliteit van verdachte op al deze leefgebieden, schat de reclassering het recidiverisico hoog in. Verdachte is meermaals klinisch opgenomen en is meermaals gestart met ambulante behandeling, maar deze trajecten verliepen moeilijk en hebben geen duurzame gedragsverandering bewerkstelligd. Verdachte blijft herhaaldelijk recidiveren. Voorgaande maakt dat de reclassering tot de conclusie komt dat een onvoorwaardelijke ISD-maatregel de enige optie is om te werken aan duurzame gedragsverandering en stabilisatie. Een klinisch behandeltraject vanuit een voorwaardelijk kader biedt hiervoor te weinig waarborgen. Bovendien ziet de reclassering door de beperkte medewerking van verdachte bij het opstellen van het rapport geen basis om met verdachte samen te werken. De reclassering schrijft dat de zorg- en veiligheidskamer Amersfoort zich aansluit bij dit advies.
Oplegging onvoorwaardelijke ISD-maatregel
De rechtbank stelt vast dat aan alle vereisten voor het opleggen van een ISD-maatregel, zoals bepaald in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht, is voldaan. De officier van justitie heeft oplegging van de ISD-maatregel gevorderd. Alle bewezenverklaarde feiten zijn misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Daarnaast blijkt uit voornoemd uittreksel justitiële documentatie dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan de bewezenverklaarde feiten ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of taakstraf. Verdachte is onder meer onherroepelijk veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of taakstraf door de politierechter van de rechtbank Midden-Nederland op 17 februari 2023 (parketnummers 16/041413-23 en 1/041413-23), op 3 mei 2023 (parketnummer 16/105901-23) en op 18 juli 2023 (parketnummer 16/176215-23). De in dit vonnis bewezenverklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Zoals blijkt uit het hiervoor besproken reclasseringsadvies, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
Ook is (ruimschoots) voldaan aan de voorwaarden voor het opleggen van de ISD-maatregel uit de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers van het Openbaar Ministerie. Verdachte valt namelijk onder de definitie van stelselmatige dader. Hij is immers een persoon van 18 jaar of ouder die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden voor meer dan tien misdrijffeiten, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijffeit.
Verdachte voldoet dan ook zowel aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van de ISD-maatregel als aan de beleidslijn die het Openbaar Ministerie hanteert voor het vorderen van de ISD-maatregel. Gelet op het feit dat de vele tot nu toe aan verdachte (voorwaardelijk) opgelegde straffen en de in dat kader aangeboden (klinische en ambulante) behandelingen er niet toe hebben geleid dat zijn gedrag is veranderd, acht de rechtbank de oplegging van de ISD-maatregel passend en geboden. Zonder klinische (verslavings-)behandeling en begeleiding in een gedwongen en langdurig kader, is de kans groot dat verdachte op korte termijn weer zal recidiveren.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte een laatste kans moet krijgen in de vorm van een voorwaardelijke straf, omdat onder andere uit de overgelegde stukken blijkt dat verdachte op eigen initiatief meerdere hulpvragen heeft uitgezet en dus gemotiveerd is om aan zichzelf te werken. De rechtbank acht dit, gelet op het reclasseringsrapport en het forse strafblad van verdachte, geen afdoende waarborg tegen herhaald strafbaar gedrag en dus onvoldoende om van het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel af te zien. De intake bij Jellinek en aanmelding bij Verslavingszorg Spoor6 geven onvoldoende garantie dat verdachte ook daadwerkelijk op korte termijn behandeld wordt. Daarbij komt dat verdachte op vele leefgebieden, en niet alleen als het gaat om middelengebruik, problemen heeft die volgens de reclassering bijdragen aan het delictgedrag van verdachte. Ook dat maakt dat de nu door verdachte zelf in gang gezette zorg onvoldoende houvast biedt voor een toereikende behandeling voor verdachtes delictgedrag, en daarmee voor bescherming van de maatschappij.
Alles afwegend sluit de rechtbank zich aan bij het advies van de reclassering en de vordering van de officier van justitie en acht oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaar passend en geboden. Met de ISD-maatregel wordt enerzijds de maatschappij beschermd tegen de overlast die verdachte veroorzaakt door het plegen van strafbare feiten. Anderzijds wordt binnen de maatregel geprobeerd een bijdrage te leveren aan de oplossing van de problematiek van verdachte.
Ter optimale bescherming van de maatschappij en ter beëindiging van de recidive van verdachte, maar ook om een intensief en langdurig behandeltraject mogelijk te maken om zo een bijdrage te leveren aan de oplossing van de problematiek van verdachte, is het van belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.

9.BENADEELDE PARTIJ

[aangever 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.500,00, bestaande uit immateriële schade, ten gevolge van het onder parketnummer 16/207579-23 bewezen verklaarde.
Daarnaast heeft [bedrijf] B.V. zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.040,60, bestaande uit materiële schade (vernielde ruit) ten gevolge van het onder parketnummer 16/243435-23 bewezen verklaarde.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
Vordering benadeelde partij [aangever 1]
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Vordering benadeelde partij [bedrijf] B.V.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel moet worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
Vordering benadeelde partij [aangever 1]
De raadsman heeft verzocht om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Vordering benadeelde partij [bedrijf] B.V.
De raadsman heeft bepleit dat de vordering primair niet niet-ontvankelijk verklaard moet worden, vanwege onvoldoende onderbouwing. Subsidiair voert de raadsman aan dat het BTW percentage niet voor vergoeding in aanmerking komt en meer subsidiair acht de raadsman het gevorderde bedrag te hoog.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering benadeelde partij [aangever 1]
heeft bij de onderbouwing van de vordering verwezen naar een aangifte die ziet op een andere gebeurtenis dan het onder 16/207579-23 bewezen verklaarde feit. De rechtbank is van oordeel dat hiermee niet, althans onvoldoende, is gebleken van een direct verband tussen de gestelde immateriële schade en het onder 16/207579-23 bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Ten aanzien van de vordering benadeelde partij van [bedrijf] B.V.
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen onder parketnummer 16/243435-23 rechtstreekse materiële schade heeft geleden: verdachte heeft een ruit vernield en [bedrijf] B.V. heeft deze ruit moeten vervangen. De schade is afdoende onderbouwd met de overgelegde factuur van een glasherstelbedrijf, waaruit volgt dat de kosten voor vervanging van de ruit € 860,00 exclusief BTW en € 1.040,60 inclusief 21% BTW bedragen.
In de situatie dat een onderneming schade heeft geleden vanwege een strafbaar feit en er in verband met de schade (herstel)kosten zijn gemaakt, zal de vordering in beginsel exclusief BTW moeten worden toegewezen, omdat de onderneming de betaalde BTW in deze situatie kan terugvragen. De rechtbank zal aan materiële schade daarom een bedrag van € 860,00 toewijzen. De ruit is vervangen op 8 november 2023, dus de herstelkosten zijn op deze dag gemaakt. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte wettelijke rente over het schadebedrag moet betalen vanaf 8 november 2023 tot de dag van volledige betaling. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen. De rechtbank zal aan verdachte geen verplichting opleggen tot betaling van het toe te wijzen bedrag aan de Staat (de schadevergoedingsmaatregel), zoals door de officier van justitie was gevraagd, nu het om een rechtspersoon gaat die zelf in staat is de schadevergoeding te innen.
De rechtbank wijst de vordering voor het overige af.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 38m, 38n, 57, 63, 285, 310, 312, 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor vermeld in rubriek 6;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging ISD-maatregel
- legt aan verdachte op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
twee jaren;
Benadeelde partijen
  • verklaart [aangever 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • wijst de vordering van [bedrijf] B.V. toe tot een bedrag van € 860,00;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [bedrijf] B.V. van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 november 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering van [bedrijf] B.V. voor het overige af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Spee, voorzitter, mr. J.P. Verboom en mr. H.J. van Woudenberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.S.M. van Duinkerken en mr. A. Opsteyn, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 december 2023.
Mr. Van Woudenberg is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/207579-23
hij op of omstreeks 14 juni 2023 te Hilversum, althans in Nederland, [aangever 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [aangever 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak jou dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
16/167550-23
hij op of omstreeks 7 juli 2023 te Amersfoort een accuboormachine en/of een borenset en/of remblokken, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Action, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [getuige] en/of [aangever 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [getuige] een duw te geven,
- die [getuige] en/of [aangever 3] dreigend de woorden toe te voegen 'ik steek je neer',
- die [getuige] op zijn rug en/of op zijn lichaam te slaan,
- een accu en/of een boormachine in de richting van die [getuige] en [aangever 3] te gooien, en/of
- met een boormachine tegen de arm en/of het lichaam van die [aangever 3] te slaan en/of een boormachine tegen de arm en/of het lichaam van die [aangever 3] te gooien;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
16/243435-23
hij op of omstreeks 24 september 2023 te Amersfoort opzettelijk en wederrechtelijk de ruit van een woning, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] B.V. en/of [aangever 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
16/248171-23
hij op of omstreeks 25 september 2023 te Amersfoort,
- een fiets,
- een rugzaktrolley en/of
- een of meerdere (fiets)sleutel(s)
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
(art 310 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van aangifte van 10 juli 2023, als bijlage opgenomen bij het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 5 september 2023, genummerd PL0900-2023176941, politie Midden-Nederland, pagina 5-8 (van 41).
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 7 augustus 2023, genummerd PL0900-2023206202, opgemaakt door politie Midden-Nederland, pagina 1 tot en met 96. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
3.Pagina 8.
4.Pagina 12-13.
5.Een proces-verbaal van aangifte van aangifte, als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 24 september 2023, genummerd PL0900-2023291855, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 5-7 (van 30).
6.Een proces-verbaal van aangifte, als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakrte proces-verbaal van 27 september 2023, genummerd PL0900-2023293450, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 5-6 (van 36).