4.3Het oordeel van de rechtbank
Ter zitting heeft verdachte het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Voorafgaand aan mijn aanhouding op 17 april 2021 heb ik [benadeelde] onderdak verschaft in mijn woning aan de [adres] te [plaats] . Er zijn meerdere bedragen door hem betaald. Ik heb ten minste eenmaal € 800 van [benadeelde] gekregen als onkostenvergoeding voor het verblijf. Ik wist niet waar hij vandaan kwam en ik heb niet naar zijn papieren gevraagd.
Het klopt dat het contact in mijn telefoon, [contactnaam] , ging om [benadeelde] .
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven
V: De man die bij jou wilde wonen voor een paar weken, hoe nam hij contact met je op?
A: Via het [locatie] , via daar heb ik hem leren kennen. Ik weet niet hoe hij heet of waar hij vandaan komt.
V: Wat is het [locatie] ?
A: Winkelcentrum
V: Waarom wilde hij dit?
A (…) Ik weet oprecht niet waar hij vandaan komt. Ik ga niet zomaar mensen ondervragen of iemand illegaal is of niet.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven
V: Hoe heeft u met hem gecommuniceerd?
A: (…) Ik heb met wat gebarentaal en een beetje Engels met hem gesproken.
V: Hoe noemt u de man die in uw woning verblijft?
A: lk heb nooit interesse getoond om zijn naam te achterhalen.
Een geschrift, te weten een terugkeerbesluit van 18 april 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Gebleken is dat [benadeelde] , afkomstig uit Mongolië, onrechtmatig in Nederland verblijft dan wel is niet gebleken dat hij rechtmatig binnen Nederland verblijft.
Een proces-verbaal van bevindingen van het onderzoek naar de telefoon en de daarbij gevoegde screenshots, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Berichten van 21 december 2020
[verdachte] : Who is in home
[contactnaam] : 1hour later
[verdachte] : Ok anybody at home
[contactnaam] : Hey I’m at home
Berichten van 21 maart 2021
[verdachte] : I come today
1200 €
2 month
Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
17 februari 2021 [de rechtbank begrijpt: 17 april 2021]
kwamen wij aan op de [adres] te [plaats] . Wij zagen dat [verdachte] zijn sleutel pakte en in het slot stak, maar de sleutel niet omgedraaid kreeg. Wij vroegen aan [verdachte] hoe hij dan in zijn woning komt. Wij hoorden hem zeggen: “Ja ik verblijf bij een vriend dus nee dat hoeft niet”.
In de woning troffen wij vier mensen aan die zeer slecht Nederlands en Engels spraken. Geen van de personen kon ons een geldig paspoort of identiteitsbewijs overhandigen. Een van de personen was [benadeelde] uit Mongolië.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, terwijl hij ernstige reden had te vermoeden dat dit verblijf wederrechtelijk was.
Wetenschap, althans ernstige reden(en) te vermoeden van wederrechtelijk verblijf
Door de verdediging is betoogd dat verdachte niet wist of ernstige reden had te vermoeden en ook niet hoefde te weten dat [benadeelde] illegaal in Nederland verbleef. Daartoe is aangevoerd dat verdachte van Iraaks Koerdische afkomst is en binnen zijn cultuur gastvrijheid en hulpvaardigheid belangrijke kernwaarden zijn. Verdachte heeft ter terechtzitting aangevuld dat het vanuit zijn cultuur niet gebruikelijk is om iemand naar zijn papieren te vragen of te vragen waar iemand vandaan komt. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de culturele achtergrond van verdachte, doet dit niet af aan het feit dat van verdachte, gelet op de specifieke omstandigheden in deze zaak, waarin een onbekende persoon met een niet-Europees uiterlijk die geen Nederlands en beperkt Engels spreekt om onderdak vraagt verwacht mag worden dat hij zich ervan vergewist wat de verblijfsstatus is van de persoon die hij onderdak biedt. Verdachte heeft ook niet op een later moment om de personalia en status van [benadeelde] gevraagd. Sterker nog, verdachte verklaarde dat hij nooit interesse heeft gehad om dat te achterhalen
De rechtbank is van oordeel dat gezien de omstandigheden van het geval verdachte ernstige redenen had te vermoeden dat de persoon wederrechtelijk in Nederland verbleef. Het getuigt van aanmerkelijk onvoorzichtigheid door onder deze omstandigheden op geen enkel moment navraag of onderzoek te doen naar de persoon aan wie je (langdurig) onderdak verleent. Verdachte had anders kunnen en moeten handelen en dat hij dat niet heeft gedaan valt hem te verwijten. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer.
Winstbejag
De verdediging heeft daarnaast aangevoerd dat verdachte niet uit winstbejag maar uit humanitaire overwegingen onderdak heeft verleend aan [benadeelde] . Een bijkomstig voordeel voor verdachte was dat hij hulp in het huishouden kon krijgen van [benadeelde] . Verdachte zou enkel een onkostenvergoeding gevraagd hebben voor het verblijf in de woning. Gelet op de hoogte van het gevraagde bedrag en het feit dat verdachte door de aanwezigheid van [benadeelde] meer kosten had, zou geen sprake zijn van winstbejag.
De rechtbank stelt voorop dat van handelen uit winstbejag kan worden gesproken indien het handelen van de dader is ingegeven door een gerichtheid op verrijking. Van verrijking is onder meer sprake als verdachte in een economisch gunstiger toestand verkeerde dan hij bij het achterwege laten van de gewraakte handeling zou komen te verkeren. Volgens de rechtbank is hier evident sprake van ook ingeval het zou gaan om een onkostenvergoeding.
Tijdens het politieverhoor verklaart verdachte ten minste eenmaal 800 euro cash van [benadeelde] te hebben gekregen, dat is betaald als onkostenvergoeding voor het verblijf. Daarnaast heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat er meerdere geldbedragen in het kader van de onkostenvergoeding zijn betaald, maar dat hij de exacte bedragen niet meer weet. Verdachte bevestigt ter terechtzitting dat het Whatsapp-gesprek in zijn telefoon van 11 april 2021, waarin wordt gesproken over 800 euro, ging over dit bedrag wat [benadeelde] aan verdachte heeft betaald als onkostenvergoeding.
Dit bedrag op zichzelf zou verdachte al een verrijking opleveren in de kosten voor zijn woning, nu de kosten voor zijn woning zo’n 500 euro per maand waren. Daardoor is er evident sprake van voordeel. Dit geldt te meer nu het dossier aanwijzingen bevat dat verdachte nog meer geldbedragen heeft ontvangen van [benadeelde] .
De rechtbank ziet hiervoor steun in het proces-verbaal van bevindingen van het onderzoek naar de telefoon van verdachte, waar in een Whatsapp-gesprek van 21 maart 2021 een gelijksoortig bericht te vinden is en waar verdachte spreekt over een bedrag van 1200 euro.
De rechtbank ziet in het feit dat verdachte [benadeelde] om geld vroeg voor het verblijf een contra-indicatie voor het verweer dat verdachte uit humanitaire overwegingen onderdak heeft geboden. Ook het standpunt dat verdachte thuiszorg nodig had, en om die reden [benadeelde] in huis nam, acht de rechtbank onaannemelijk. Het dossier bevat aanwijzingen dat verdachte in de ten laste gelegde periode niet zelf (structureel) in zijn woning verbleef. Uit verschillende Whatsapp-berichten tussen verdachte en [benadeelde] blijkt dat verdachte het van tevoren aankondigde als hij langs kwam en dat verdachte op verschillende momenten zijn woning niet in kon.Ook toen de politie op 17 april 2021 ter plaatse kwam kon verdachte zijn woning niet in en gaf hij bovendien aan dat hij bij een vriend verbleef.Ten slotte wijst de rechtbank erop dat de politie op diezelfde 17 april in de woning vier (illegale) personen aantrof, waaronder [benadeelde] . De rechtbank acht het, gezien het voorgaande, niet aannemelijk dat verdachte (structureel) in zijn woning verbleef tezamen met [benadeelde] en derhalve ook niet dat verdachte bij het verlenen van onderdak handelde uit humanitair belang dan wel vanuit zijn persoonlijke belang om hulp in de huishouding te krijgen.
De rechtbank verwerpt in zoverre de gevoerde verweren en stelt vast dat verdachte bij het verlenen van onderdak aan [benadeelde] uit winstbejag handelde.
Pleegperiode
Verdachte bekent vanaf ongeveer twee maanden voor zijn aanhouding op 17 april 2021 onderdak aan [benadeelde] verleend te hebben. Anders dan de verdediging, komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de gehele ten laste gelegde periode. In het bijzonder betrekt de rechtbank daarbij het proces-verbaal van bevindingen van het onderzoek naar de telefoon van verdachte. Uit dit onderzoek blijkt dat verdachte en [benadeelde] al vanaf 17 oktober 2020 telefonisch contact hebben gehad. Het Whatsapp-gesprek begint op 21 december 2020. In dit gesprek vraagt verdachte aan [benadeelde] wie er thuis is en kondigt hij (meermalen) aan dat hij dezelfde of volgende dag langs komt. De rechtbank stelt gelet daarop vast dat [benadeelde] in ieder geval vanaf 21 december 2020 in het huis van verdachte verbleef en dat verdachte dus vanaf die datum onderdak heeft verschaft aan [benadeelde] .
Partiële vrijspraak voor medeplegen
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte dit feit samen met een of meer anderen in nauwe en bewuste samenwerking heeft gepleegd, zodat de rechtbank de verdachte zal vrijspreken van het medeplegen.