ECLI:NL:RBMNE:2023:7375

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
17 januari 2024
Zaaknummer
16/328532-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensensmokkel met winstbejag in Utrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 november 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensensmokkel. De verdachte, geboren in Irak, werd ervan beschuldigd in de periode van 21 december 2020 tot en met 17 april 2021 een andere persoon, [benadeelde], te hebben geholpen bij het verkrijgen van verblijf in Nederland, terwijl hij wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dit verblijf wederrechtelijk was. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na onderzoek op de terechtzittingen van 7 en 17 november 2023, waarbij de officier van justitie, mr. D.M.A. van der Zwan, en de raadsman, mr. J.M. Walther, hun standpunten naar voren brachten.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door [benadeelde] onderdak te bieden tegen betaling, handelde uit winstbejag. De verdachte had verklaard dat hij [benadeelde] onderdak had verschaft en dat hij hiervoor geld had ontvangen. De rechtbank vond dat de verdachte, gezien de omstandigheden, ernstige redenen had om te vermoeden dat [benadeelde] illegaal in Nederland verbleef. De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit humanitaire overwegingen, maar de rechtbank verwierp dit argument en concludeerde dat de verdachte financieel voordeel zocht.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het ten laste gelegde feit en hem veroordeeld tot een geldboete van € 3.000,-, waarvan € 1.500,- voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gezondheid en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld. De uitspraak benadrukt de ernst van het feit en de impact op het overheidsbeleid inzake illegaal verblijf in Nederland.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.328532.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 november 2023
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1972 te [geboorteplaats 1] (Irak),
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 7 november 2023 en 17 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. D.M.A. van der Zwan en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J.M. Walther, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 21 december 2020 tot en met 17 april 2021 te Utrecht [benadeelde] uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, door hem (tegen betaling) onderdak te bieden, terwijl hij wist of ernstige redenen had te vermoeden dat het verblijf wederrechtelijk was.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen met uitzondering van het medeplegen van het tenlastegelegde door verdachte. Zij heeft de rechtbank derhalve verzocht om verdachte voor het medeplegen – partieel – vrij te spreken.
Voor zover van belang worden standpunten van de officier van justitie hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – overeenkomstig zijn overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitaantekeningen – vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde.
Voor zover van belang worden standpunten van de raadsman hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Ter zitting heeft verdachte het volgende verklaard, zakelijk weergegeven: [2]
Voorafgaand aan mijn aanhouding op 17 april 2021 heb ik [benadeelde] onderdak verschaft in mijn woning aan de [adres] te [plaats] . Er zijn meerdere bedragen door hem betaald. Ik heb ten minste eenmaal € 800 van [benadeelde] gekregen als onkostenvergoeding voor het verblijf. Ik wist niet waar hij vandaan kwam en ik heb niet naar zijn papieren gevraagd.
Het klopt dat het contact in mijn telefoon, [contactnaam] , ging om [benadeelde] .
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven [3]
V: De man die bij jou wilde wonen voor een paar weken, hoe nam hij contact met je op?
A: Via het [locatie] , via daar heb ik hem leren kennen. Ik weet niet hoe hij heet of waar hij vandaan komt.
V: Wat is het [locatie] ?
A: Winkelcentrum [4]
V: Waarom wilde hij dit?
A (…) Ik weet oprecht niet waar hij vandaan komt. Ik ga niet zomaar mensen ondervragen of iemand illegaal is of niet.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven [5]
V: Hoe heeft u met hem gecommuniceerd?
A: (…) Ik heb met wat gebarentaal en een beetje Engels met hem gesproken.
V: Hoe noemt u de man die in uw woning verblijft?
A: lk heb nooit interesse getoond om zijn naam te achterhalen. [6]
Een geschrift, te weten een terugkeerbesluit van 18 april 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: [7]
Gebleken is dat [benadeelde] , afkomstig uit Mongolië, onrechtmatig in Nederland verblijft dan wel is niet gebleken dat hij rechtmatig binnen Nederland verblijft.
Een proces-verbaal van bevindingen van het onderzoek naar de telefoon en de daarbij gevoegde screenshots, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven [8] :
Berichten van 21 december 2020
[verdachte] : Who is in home
[contactnaam] : 1hour later
[verdachte] : Ok anybody at home
[contactnaam] : Hey I’m at home
Berichten van 21 maart 2021
[verdachte] : I come today
1200 €
2 month [9]
Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven [10] :
17 februari 2021 [de rechtbank begrijpt: 17 april 2021]
kwamen wij aan op de [adres] te [plaats] . Wij zagen dat [verdachte] zijn sleutel pakte en in het slot stak, maar de sleutel niet omgedraaid kreeg. Wij vroegen aan [verdachte] hoe hij dan in zijn woning komt. Wij hoorden hem zeggen: “Ja ik verblijf bij een vriend dus nee dat hoeft niet”.
In de woning troffen wij vier mensen aan die zeer slecht Nederlands en Engels spraken. Geen van de personen kon ons een geldig paspoort of identiteitsbewijs overhandigen. Een van de personen was [benadeelde] uit Mongolië. [11]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, terwijl hij ernstige reden had te vermoeden dat dit verblijf wederrechtelijk was.
Wetenschap, althans ernstige reden(en) te vermoeden van wederrechtelijk verblijf
Door de verdediging is betoogd dat verdachte niet wist of ernstige reden had te vermoeden en ook niet hoefde te weten dat [benadeelde] illegaal in Nederland verbleef. Daartoe is aangevoerd dat verdachte van Iraaks Koerdische afkomst is en binnen zijn cultuur gastvrijheid en hulpvaardigheid belangrijke kernwaarden zijn. Verdachte heeft ter terechtzitting aangevuld dat het vanuit zijn cultuur niet gebruikelijk is om iemand naar zijn papieren te vragen of te vragen waar iemand vandaan komt. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de culturele achtergrond van verdachte, doet dit niet af aan het feit dat van verdachte, gelet op de specifieke omstandigheden in deze zaak, waarin een onbekende persoon met een niet-Europees uiterlijk die geen Nederlands en beperkt Engels spreekt om onderdak vraagt verwacht mag worden dat hij zich ervan vergewist wat de verblijfsstatus is van de persoon die hij onderdak biedt. Verdachte heeft ook niet op een later moment om de personalia en status van [benadeelde] gevraagd. Sterker nog, verdachte verklaarde dat hij nooit interesse heeft gehad om dat te achterhalen
De rechtbank is van oordeel dat gezien de omstandigheden van het geval verdachte ernstige redenen had te vermoeden dat de persoon wederrechtelijk in Nederland verbleef. Het getuigt van aanmerkelijk onvoorzichtigheid door onder deze omstandigheden op geen enkel moment navraag of onderzoek te doen naar de persoon aan wie je (langdurig) onderdak verleent. Verdachte had anders kunnen en moeten handelen en dat hij dat niet heeft gedaan valt hem te verwijten. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer.
Winstbejag
De verdediging heeft daarnaast aangevoerd dat verdachte niet uit winstbejag maar uit humanitaire overwegingen onderdak heeft verleend aan [benadeelde] . Een bijkomstig voordeel voor verdachte was dat hij hulp in het huishouden kon krijgen van [benadeelde] . Verdachte zou enkel een onkostenvergoeding gevraagd hebben voor het verblijf in de woning. Gelet op de hoogte van het gevraagde bedrag en het feit dat verdachte door de aanwezigheid van [benadeelde] meer kosten had, zou geen sprake zijn van winstbejag.
De rechtbank stelt voorop dat van handelen uit winstbejag kan worden gesproken indien het handelen van de dader is ingegeven door een gerichtheid op verrijking. Van verrijking is onder meer sprake als verdachte in een economisch gunstiger toestand verkeerde dan hij bij het achterwege laten van de gewraakte handeling zou komen te verkeren. Volgens de rechtbank is hier evident sprake van ook ingeval het zou gaan om een onkostenvergoeding.
Tijdens het politieverhoor verklaart verdachte ten minste eenmaal 800 euro cash van [benadeelde] te hebben gekregen, dat is betaald als onkostenvergoeding voor het verblijf. Daarnaast heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat er meerdere geldbedragen in het kader van de onkostenvergoeding zijn betaald, maar dat hij de exacte bedragen niet meer weet. Verdachte bevestigt ter terechtzitting dat het Whatsapp-gesprek in zijn telefoon van 11 april 2021, waarin wordt gesproken over 800 euro, ging over dit bedrag wat [benadeelde] aan verdachte heeft betaald als onkostenvergoeding.
Dit bedrag op zichzelf zou verdachte al een verrijking opleveren in de kosten voor zijn woning, nu de kosten voor zijn woning zo’n 500 euro per maand waren. Daardoor is er evident sprake van voordeel. Dit geldt te meer nu het dossier aanwijzingen bevat dat verdachte nog meer geldbedragen heeft ontvangen van [benadeelde] .
De rechtbank ziet hiervoor steun in het proces-verbaal van bevindingen van het onderzoek naar de telefoon van verdachte, waar in een Whatsapp-gesprek van 21 maart 2021 een gelijksoortig bericht te vinden is en waar verdachte spreekt over een bedrag van 1200 euro.
De rechtbank ziet in het feit dat verdachte [benadeelde] om geld vroeg voor het verblijf een contra-indicatie voor het verweer dat verdachte uit humanitaire overwegingen onderdak heeft geboden. Ook het standpunt dat verdachte thuiszorg nodig had, en om die reden [benadeelde] in huis nam, acht de rechtbank onaannemelijk. Het dossier bevat aanwijzingen dat verdachte in de ten laste gelegde periode niet zelf (structureel) in zijn woning verbleef. Uit verschillende Whatsapp-berichten tussen verdachte en [benadeelde] blijkt dat verdachte het van tevoren aankondigde als hij langs kwam en dat verdachte op verschillende momenten zijn woning niet in kon. [12] Ook toen de politie op 17 april 2021 ter plaatse kwam kon verdachte zijn woning niet in en gaf hij bovendien aan dat hij bij een vriend verbleef. [13] Ten slotte wijst de rechtbank erop dat de politie op diezelfde 17 april in de woning vier (illegale) personen aantrof, waaronder [benadeelde] . De rechtbank acht het, gezien het voorgaande, niet aannemelijk dat verdachte (structureel) in zijn woning verbleef tezamen met [benadeelde] en derhalve ook niet dat verdachte bij het verlenen van onderdak handelde uit humanitair belang dan wel vanuit zijn persoonlijke belang om hulp in de huishouding te krijgen.
De rechtbank verwerpt in zoverre de gevoerde verweren en stelt vast dat verdachte bij het verlenen van onderdak aan [benadeelde] uit winstbejag handelde.
Pleegperiode
Verdachte bekent vanaf ongeveer twee maanden voor zijn aanhouding op 17 april 2021 onderdak aan [benadeelde] verleend te hebben. Anders dan de verdediging, komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de gehele ten laste gelegde periode. In het bijzonder betrekt de rechtbank daarbij het proces-verbaal van bevindingen van het onderzoek naar de telefoon van verdachte. Uit dit onderzoek blijkt dat verdachte en [benadeelde] al vanaf 17 oktober 2020 telefonisch contact hebben gehad. Het Whatsapp-gesprek begint op 21 december 2020. In dit gesprek vraagt verdachte aan [benadeelde] wie er thuis is en kondigt hij (meermalen) aan dat hij dezelfde of volgende dag langs komt. De rechtbank stelt gelet daarop vast dat [benadeelde] in ieder geval vanaf 21 december 2020 in het huis van verdachte verbleef en dat verdachte dus vanaf die datum onderdak heeft verschaft aan [benadeelde] .
Partiële vrijspraak voor medeplegen
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte dit feit samen met een of meer anderen in nauwe en bewuste samenwerking heeft gepleegd, zodat de rechtbank de verdachte zal vrijspreken van het medeplegen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode van 21 december 2020 tot en met 17 april 2021 te Utrecht, [benadeelde] (geboren [geboortedatum 2] 1994 te [geboorteplaats 2] in Mongolie),uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, door die [benadeelde] tegen betaling onderdak te bieden en te verlenen in zijn, verdachtes, woning, terwijl verdachte ernstige redenen had te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een geldboete van € 3.000,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 60 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om – indien zij tot een veroordeling komt – slechts een geheel voorwaardelijke straf op te leggen, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het feit dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland. Verdachte heeft voor dit verblijf vergoedingen gevraagd en dus gehandeld om financieel voordeel te krijgen. Het handelen van verdachte is een onmisbare schakel in het voorzien in illegaliteit. Met zijn handelen heeft verdachte het overheidsbeleid inzake de bestrijding van illegaal verblijf in Nederland doorkruist. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 28 september 2023, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Verder houdt de rechtbank bij het bepalen van de straf rekening met de gezondheid van verdachte, waar de raadsman op 2 en 6 november 2023 aanvullende stukken over heeft verzonden. Uit deze stukken blijkt dat verdachte kampt met psychische en lichamelijke klachten.
De straf
Bij het bepalen van de straf betrekt de rechtbank dat het strafbare feit die verdachte heeft gepleegd inmiddels al enige tijd geleden heeft plaatsgevonden en dat de redelijke termijn van twee jaar is overschreden. Als uitgangspunt geldt dat binnen een termijn van twee jaar na aanvang van de redelijke termijn vonnis dient te worden gewezen. In deze zaak gaat de rechtbank uit van het moment waarop verdachte is aangehouden als het moment dat de redelijke termijn is aangevangen, te weten op 18 april 2021. Tussen die datum en de datum van het vonnis – 30 november 2023 – ligt een periode die de redelijke termijn overschrijdt. De rechtbank zal daar in straf verminderende zin rekening mee houden.
De rechtbank ziet in overschrijding van de redelijke termijn en het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. Dit voorwaardelijke strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.
Alles afwegende acht de rechtbank een geldboete van € 3000 , waarvan € 1500 voorwaardelijk een passende straf.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c en 197a van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte voor van het bewezen verklaarde tot
een geldboete van € 3.000,-,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 60 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de geldboete in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van € 50,-- per dag;
- bepaalt dat van de geldboete een
gedeelte van € 1.500,-, niet zal worden ten uitvoer gelegd,tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J.F. Driessen, voorzitter, mr. H.A. Gerritse en mr. O. Böhmer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Matser en mr. G.S.M. van Duinkerken, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 november 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in de periode van ongeveer 21 december 2020 tot en
met ongeveer 17 april 2021 te Utrecht en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
een ander of anderen, te weten [benadeelde] (geboren [geboortedatum 2] 1994 te
[geboorteplaats 2] in Mongolie) (ook bekend onder het alias [contactnaam] en/of het
alias [contactnaam] ),
uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in
Nederland
of hem (die [benadeelde] ) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft
verschaft,
door die [benadeelde] (tegen betaling) onderdak te bieden en te verlenen (in
zijn, verdachtes, woning),
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den)
te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 27 oktober 2021, dossiernummer 2021118742, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 1 tot en met 126. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 17 november 2023, inhoudende de verklaring van verdachte.
3.Pagina 20-25.
4.Pagina 22.
5.Pagina 28-32.
6.Pagina 30.
7.Pagina 91.
8.Pagina 44-54.
9.Pagina 51.
10.Pagina 33-42.
11.Pagina 34.
12.Zie het proces-verbaal van bevindingen van het onderzoek naar de telefoon en de daarbij gevoegde screenshots, pagina 44-54.
13.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 33-42.