ECLI:NL:RBMNE:2023:7318

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 december 2023
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
16.215169.19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de tbs-maatregel met 1 jaar

Op 28 december 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een betrokkene, geboren in 1963. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een verlenging van de tbs met twee jaar had gevraagd, afgewezen en in plaats daarvan de tbs met één jaar verlengd. De rechtbank baseerde haar beslissing op verschillende rapportages en adviezen, waaronder die van de reclassering en deskundigen, die wezen op de aanhoudende stoornissen en het recidiverisico van de betrokkene. De rechtbank concludeerde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen een verlenging van de tbs met voorwaarden vereisen. De betrokkene had eerder een vonnis van 8 september 2020 ontvangen voor ernstige misdrijven, waaronder bedreiging met brandstichting. Ondanks positieve ontwikkelingen in zijn behandeling, zoals het succesvol afronden van therapieën voor zijn persoonlijkheidsproblematiek, bleef de rechtbank van mening dat de hardnekkige middelenproblematiek en het recidiverisico een gedwongen kader noodzakelijk maken. De rechtbank heeft de beslissing genomen in het openbaar, met inachtneming van de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.215169.19 (vordering verlenging tbs)
Beslissing op grond van artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 28 december 2023
in de zaak van de officier van justitie tegen de ter beschikking gestelde:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
  • het (niet-onherroepelijke) vonnis van deze rechtbank van 8 september 2020 waarbij betrokkene ter beschikking is gesteld met voorwaarden omdat hij zich heeft schuldig gemaakt aan onder meer bedreiging met brandstichting, meermalen gepleegd en telkens bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met brandstichting. De rechtbank heeft bepaald dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn;
  • stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling (hierna: tbs) is ingegaan op 8 september 2020;
  • de beslissing van deze rechtbank van 12 september 2022, waarbij de termijn van tbs voor het laatst is verlengd met een jaar;
  • de beslissing van deze rechtbank van 28 november 2022, waarbij de voorwaarden zijn gewijzigd;
  • de beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 januari 2023 waarin de beslissingen van deze rechtbank van 12 september en 28 november 2023 zijn bevestigd;
  • de vordering van de officier van justitie van 14 juli 2023, die strekt tot verlenging van de tbs met twee jaar;
  • het verlengingsadvies van Reclassering Nederland van 27 juni 2023, opgemaakt door C. Pereira Sijmons (reclasseringswerker) en [A] (unitmanager), inhoudend het advies om de tbs met voorwaarden te verlengen met twee jaar;
  • de Pro Justitia-rapportages opgemaakt ten behoeve van de behandeling van het hoger beroep tegen het vonnis van 8 september 2020 van 18 juli en 25 juli 2023, door A.G. van der Weijden, GZ-psycholoog en F. Verstraeten, psychiater;
  • het Pro Justitia-rapport van 6 augustus 2023, opgemaakt door I. Maksimović, psychiater;
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van deze rechtbank van 4 september 2023, inhoudende schorsing van het onderzoek tot de terechtzitting van 14 december 2023 in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep in de hoofdzaak;
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 november 2023, inhoudende schorsing van het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd teneinde een reclasseringsadvies te verkrijgen;
  • het reclasseringsadvies van 29 november 2023, opgemaakt door M.E. van Oort, reclasseringswerker.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De behandeling van de zaak heeft op 14 december 2023 ter terechtzitting plaatsgevonden. Daarbij zijn gehoord:
- de officier van justitie, mr. J.R.F. Esbir Wildeman;
- de betrokkene, bijgestaan door zijn raadsman mr. L.C. de Lange, advocaat te Utrecht;
- de reclasseringswerker M.E. van Oort.

3.Het standpunt van de reclassering

Het standpunt van de reclassering blijkt uit het onder 1 genoemde rapport van 27 juni 2023. De deskundige voornoemd heeft ter zitting het advies van de reclassering toegelicht.
Het standpunt luidt – zakelijk weergegeven – dat er bij de betrokkene nog steeds sprake is van een stoornis. Ook is het recidiverisico nog aanwezig. Dit risico wordt bij beëindiging van de maatregel ingeschat als gemiddeld.
Het advies, zoals verwoord in het rapport van 27 juni 2023, luidt de tbs met twee jaar te verlengen, onder aanvulling van de voorwaarden. Op de terechtzitting is door de reclassering het standpunt ingenomen dat tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 8 september 2020 gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: GVM), als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht, wenselijk is. Indien dit niet mogelijk is, wordt van belang geacht dat er een gedwongen kader voor betrokkene blijft bestaan.

4.Het standpunt van de niet aan de inrichting verbonden deskundige

De deskundige concludeert dat er bij betrokkene nog steeds sprake is van een stoornis. Hij acht het recidiverisico bij een beëindiging van de tbs nog aanwezig. Dit risico wordt bij beëindiging van de maatregel ingeschat als matig/hoog.
Met het oog op het nog lopende hoger beroep tegen het vonnis van 8 september 2020 en de adviezen in de daarvoor opgestelde Pro Justitia-rapporten, heeft de deskundige zich in zijn advies beperkt tot een uitspraak over wat betrokkene vanuit gedragskundig oogpunt nodig heeft. Volgens de deskundige is dit een stok achter de deur en de mogelijkheid om behandeling te ondergaan. Tussen de effectiviteit het kader van de tbs met voorwaarden en het kader van de GVM wordt geen verschil gezien.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft, in afwijking van de schriftelijke vordering, ter zitting gevorderd de tbs te verlengen voor de duur van één jaar.

6.Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft verzocht de vordering van de officier van justitie af te wijzen, zodat de tbs kan worden beëindigd. De verdediging meent dat niet langer wordt voldaan aan het gevaarscriterium en evenmin aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.

7.Het oordeel van de rechtbank

Maximering
Betrokkene is bij vonnis van 8 september 2020 veroordeeld voor onder meer bedreiging met brandstichting, meermalen gepleegd en telkens bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met brandstichting. De rechtbank heeft bij het opleggen van de tbs overwogen dat de tbs niet is gemaximeerd. Omdat de tbs niet is gemaximeerd, kan die worden verlengd.
Stoornis en recidivegevaar
Uit het verlengingsadvies en de Pro Justitia-rapportage van de niet aan de inrichting verbonden deskundige blijkt dat er nog steeds sprake is van stoornissen bij betrokkene, te weten een persoonlijkheidsstoornis met borderline en antisociale trekken, zwakbegaafdheid en stoornissen in het gebruik van alcohol en middelen. Het recidivegevaar wordt bij beëindiging van de maatregel als gemiddeld dan wel matig/hoog ingeschat. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van het adviezen te twijfelen en neemt deze over.
Verlenging
Gelet op het advies van de reclassering en de deskundige en hetgeen overigens ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen verlenging van de tbs met voorwaarden eist. Zij overweegt daartoe het volgende.
Naast de reclassering en de niet aan de inrichting verbonden deskundige Maksimović, hebben ook de in het hoger beroep rapporterende deskundigen Verstraeten en Van der Weijden geconcludeerd dat sprake is van een matig tot hoog recidiverisico. Dit terwijl betrokkene de behandeling voor zijn persoonlijkheidsproblematiek met goed gevolg heeft afgerond en hiervan profiteert. Betrokkene kent een langdurige geschiedenis met geweld, maar heeft hierin de afgelopen jaren een positieve verandering laten zien. Uit alle adviezen komt echter ook naar voren dat de middelenproblematiek van betrokkene hardnekkig is. Deze problematiek ziet de rechtbank, net als de deskundigen, als een risicofactor. Behandeling hiervoor en begeleiding door een gespecialiseerde instelling is noodzakelijk om het recidiverisico terug te dringen. Uit het verhandelde op de terechtzitting is de rechtbank gebleken dat betrokkene voor deze behandeling gemotiveerd is en hier binnen afzienbare tijd aan zal beginnen.
In de rapportages is ook geadviseerd dat betrokkene wordt begeleid bij het aangaan van nieuwe liefdesrelaties en nagegaan moet worden of zo’n relatie hem op een negatieve manier triggert. De rechtbank ziet in betrokkenes recente aanhouding voor een nieuwe verdenking van mishandeling van zijn (toenmalige) partner een aanwijzing dat relatievorming een risicofactor kan zijn waarvoor begeleiding (en eventueel behandeling) noodzakelijk is.
Met de reclassering en alle deskundigen is de rechtbank van oordeel dat een gedwongen kader nodig is om betrokkene te behandelen voor voornoemde problematiek. Gelet op de hardnekkige middelenproblematiek en het risico dat betrokkene zich zal onttrekken aan behandeling bij verergering van het middelengebruik, ligt beëindiging van de tbs met voorwaarden op dit moment niet in de rede. De rechtbank vindt het knap dat betrokkene grote stappen heeft gezet door de behandeling voor zijn persoonlijkheidsproblematiek met succes af te ronden. Er zijn echter, gezien het voorgaande, ook nog stappen te zetten. Hoewel betrokkene er blijk van heeft gegeven gemotiveerd te zijn voor behandeling van zijn middelenproblematiek is de rechtbank er, gelet op de adviezen, nog niet van overtuigd dat betrokkene die motivatie blijft behouden als het tbs-kader wegvalt.
De rechtbank is verder van oordeel dat wordt voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. De aard en ernst van de feiten waarvoor betrokkene is veroordeeld, de (relatief) korte looptijd van de tbs-maatregel en het recidiverisico rechtvaardigen het voortduren van de tbs-maatregel. Een minder ingrijpend alternatief is op dit moment niet beschikbaar. In hoger beroep is weliswaar geadviseerd betrokkene te veroordelen tot een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden en oplegging van een GVM, maar de rechtbank kan hiertoe in deze procedure niet beslissen zodat dit geen reële optie is. De GVM ten uitvoer leggen, zoals door de reclassering is voorgesteld, is ook niet mogelijk.
In de bijzondere omstandigheid dat het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden naar verwachting binnen afzienbare tijd arrest zal wijzen in het hoger beroep waarbij oplegging van een ander kader waarbinnen behandeling moet plaatsvinden voor de hand lijkt te liggen, ziet de rechtbank aanleiding de tbs met voorwaarden voor de duur van één jaar te verlengen.

8.De beslissing

De rechtbank:
- verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met voorwaarden van
[betrokkene]met een (1) jaar.
Deze beslissing is genomen door mr. L.M.M. Heppe, voorzitter, mrs. H.A. Brouwer en I.G.C. Bij de Vaate, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.E. Wolters als griffier en in het openbaar uitgesproken op 28 december 2023.