ECLI:NL:RBMNE:2023:731

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 februari 2023
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
UTR_22_4877
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering voorschot WIA en bezwaar tegen berekening van de uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 februari 2023 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake de terugvordering van een voorschot op de WIA-uitkering. Eiseres ontving per 1 januari 2022 een WIA-uitkering, maar ontving in de periode van 1 januari 2022 tot en met 31 maart 2022 een te hoog voorschot van € 2.541,93. Het Uwv vorderde een netto bedrag van € 2.008,73 terug van eiseres, wat leidde tot bezwaar van haar kant. Eiseres betwistte de berekening van het te veel ontvangen voorschot, met name de meegetelde transitievergoeding en niet-genoten vakantiedagen, die volgens haar niet in aanmerking genomen hadden moeten worden.

De rechtbank oordeelde dat het Uwv in het bestreden besluit de bezwaargrond van eiseres had gecorrigeerd en dat de herberekening niet leidde tot een andere uitkomst. De rechtbank concludeerde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat eiseres te veel voorschot had ontvangen en dat de terugvordering gerechtvaardigd was. Eiseres kreeg geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4877

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

20 februari 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: M. van der Veen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. E. Witte).

Inleiding

1.1
Bij besluit van 4 januari 2022 heeft het Uwv per 1 januari 2022 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aan eiseres toegekend.
1.2.
Bij besluit van 11 april 2022 (het primaire besluit 1) heeft het Uwv de WIA-uitkering van eiseres definitief berekend. Eiseres heeft tot en met 31 januari 2022 gewerkt. De inkomsten hiervan worden verrekend met de WIA-uitkering. Verder heeft eiseres in de periode van 1 januari 2022 tot en met 31 maart 2022 een bruto bedrag van € 2.541,93 te veel aan voorschot op haar WIA-uitkering ontvangen.
1.3.
Bij besluit van 20 april 2022 (het primaire besluit 2) heeft het Uwv een netto bedrag van € 2.008,73 van eiseres teruggevorderd in verband met het te veel ontvangen voorschot op de WIA-uitkering.
1.4.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze terugvordering omdat de afrekening over de maand maart 2022 niet juist is. Een deel van deze afrekening bestaat uit een transitievergoeding en een deel uit niet-genoten vakantiedagen van de periode vóór 1 januari 2022 en dus van voordat recht op een WIA-uitkering bestond. Van 1 januari 2022 tot en met 31 januari 2022 was sprake van een slapend dienstverband zodat er geen vakantiedagen in deze periode zijn opgebouwd.
1.5.
Bij besluit van 22 september 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Het Uwv heeft de terugvordering over de maand maart 2022 opnieuw berekend, omdat de eerdere berekening niet juist was. Het Uwv heeft de transitievergoeding en de niet-genoten vakantiedagen in de nieuwe berekening niet meegeteld. Het bedrag dat eiseres moet terugbetalen wijzigt echter niet, omdat de inkomsten uit werk met een bedrag van € 2.346,02 hoger blijven dan het WIA-maandloon over de maand maart 2022 (€ 2.254,39).
1.6.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.7.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 20 februari 2023. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met vooraf bericht van verhindering, niet op de zitting verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

2. Eiseres voert aan dat het Uwv in het bestreden besluit niet is tegemoetgekomen aan de bezwaargrond dat de berekening van het te veel ontvangen voorschot op de WIA-uitkering over de maand maart 2022 niet juist is, omdat het Uwv hierbij de transitievergoeding en een deel aan niet-genoten vakantiedagen heeft meegeteld.
3. De rechtbank stelt echter vast dat het Uwv de door werkgever betaalde transitievergoeding en een bedrag aan niet-genoten vakantiedagen over de maand maart 2022, anders dan eiseres stelt, wel heeft gecorrigeerd in het bestreden besluit. De herberekening leidt echter niet tot een andere uitkomst voor eiseres, omdat het resterende loon hoger blijft dan het bedrag dat eiseres op voorschotbasis aan WIA-uitkering heeft ontvangen. De bedragen zoals vermeld in de primaire besluiten blijven daarom hetzelfde.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het Uwv terecht heeft berekend dat eiseres over de periode 1 januari 2022 tot en met 31 maart 2022 een bruto bedrag van € 2.541,93 te veel aan voorschot op haar WIA-uitkering heeft ontvangen. Het Uwv heeft ook terecht een netto bedrag van € 2.008,73 van eiseres teruggevorderd. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
5. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2023 door
mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M.T. Bouwman, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.