ECLI:NL:RBMNE:2023:7203

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
4 januari 2024
Zaaknummer
567627 / HA RK 23-240
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek ongegrond wegens gebrek aan objectieve grondslagen

Op 19 december 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een wrakingsverzoek behandeld van een verzoeker, geboren in Polen en momenteel gedetineerd. Het verzoek was gericht tegen de rechters H.B.W. Beekman, M.C. Danel en L.L. Gerrits, die eerder beslissingen hadden genomen over de voorlopige hechtenis van de verzoeker. De verzoeker stelde dat deze rechters niet meer objectief over zijn zaak konden oordelen. Tijdens de mondelinge behandeling was de verzoeker aanwezig, maar zijn advocaat, mr. F.A.G.M. Landerloo, arriveerde later. De wrakingskamer, bestaande uit mr. J.F. Haeck, mr. A.M. Crouwel en mr. C.P. Lunter, heeft het verzoek ongegrond verklaard. De rechters gaven aan dat het enkele feit dat zij eerder over de voorlopige hechtenis hadden geoordeeld, geen grond voor wraking oplevert. De wrakingskamer benadrukte dat de onpartijdigheid van rechters wordt verondersteld, tenzij het tegendeel vaststaat. De beslissing om het wrakingsverzoek ongegrond te verklaren, werd in het openbaar uitgesproken. De procedure van de verzoeker met parketnummer 16.016252.22 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: […]
Zaaknummer: 567627 / HA RK 23-240
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken ter zitting van 19 december 2023
inzake het verzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) van:
[verzoeker] ,
geboren op [1986] te [geboorteplaats] (Polen),
nu gedetineerd in [verblijfplaats] ,
(verder te noemen: verzoeker),
advocaat: mr. F.A.G.M. Landerloo, te Maastricht.

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft een wrakingsverzoek ingediend tegen mrs. H.B.W. Beekman, M.C. Danel en LL. Gerrits als behandelend rechters (verder te noemen: de rechters) van zijn strafzaak. Het verloop van die procedure blijkt uit het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer op 18 december 2023 in de zaak met parketnummer 16.016252.22.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 19 december 2023 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder te noemen: de wrakingskamer). Bij de mondelinge behandeling is verzoeker verschenen. Zijn advocaat, mr. F.A.G.M. Landerloo, was vertraagd en heeft op voorhand laten weten dat de behandeling buiten haar aanwezigheid kon plaatsvinden. Terwijl de behandeling al gaande was is zij alsnog verschenen. Namens de rechters is de voorzitter van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Midden-Nederland, mr. H.B.W. Beekman, aanwezig. Verzoeker is bijgestaan door een tolk Pools met registratienummer [registratienummer] .
1.3.
De wrakingskamer heeft na afloop van de mondelinge behandeling het onderzoek ter terechtzitting gesloten en de beslissing in het openbaar uitgesproken. Hetgeen hierna volgt is een schriftelijke uitwerking conform artikel 6.2 van het Wrakingsprotocol van die uitspraak.

2.De gronden van de beslissing

Het wrakingsverzoek
2.1.
Verzoeker heeft het aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de rechters niet meer objectief over zijn zaak kunnen oordelen, omdat zij al meerdere keren een beslissing hebben genomen over het voortduren van de voorlopige hechtenis van verzoeker. Verzoeker wil daarom om een andere samenstelling van de rechtbank.
2.2.
De rechters hebben niet berust in de wraking. Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft de voorzitter van de meervoudige strafkamer namens de rechters een reactie gegeven. Zij stellen zich op het standpunt dat er geen sprake is van (de vrees voor) vooringenomenheid. Bij een grote strafzaak worden, in lijn met de werkbeschrijving en de professionele standaarden die de rechtbank hanteert, drie rechters aangesteld. De bedoeling hiervan is dat die rechters de zaak in het geheel behandelen en dus ook beslissingen nemen over de voorlopige hechtenis. Bij beslissingen over de voorlopige hechtenis wordt er bovendien een ander toetsingskader gehanteerd dan bij de inhoudelijke behandeling. Er wordt daarbij namelijk alleen gekeken naar het bestaan van een verdenking van betrokkenheid bij het strafbare feit en nog niet naar of er voldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is. De rechters hebben zich dus nog niet uitgelaten over het bewijs in de zaak van verzoeker.
Toetsingskader
2.3.
Artikel 512 Sv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.4.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
Beoordeling door de wrakingskamer
2.5.
Volgens vaste rechtspraak levert het enkele feit dat een strafrechter in een eerdere zitting een beslissing over de voorlopige hechtenis heeft genomen geen grond voor wraking op. Een oordeel over de voorlopige hechtenis levert (in beginsel) geen definitief oordeel op over de bewijsvraag. Dit komt ook tot uitdrukking in de Code zaakstoedeling, waarin is bepaald dat als een zaak eenmaal is toebedeeld aan een rechter, deze rechter die zaak in beginsel ook zelf afhandelt. Verzoeker heeft geen andere omstandigheden aangevoerd waaruit zou blijken dat de rechters niet (meer) objectief over zijn zaak zouden kunnen oordelen.
2.6.
Het wrakingsverzoek is ongegrond en de procedure moet worden hervat in de stand waarin het zich bevond toen het verzoek werd ingediend.

3.De beslissing

3.1.
De wrakingskamer:
- verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
- draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoeker, de rechters waartegen het wrakingsverzoek is gericht, de betrokken teamvoorzitter van het team, waarin de rechters werkzaam zijn en de president van deze rechtbank;
- bepaalt dat de procedure van verzoeker met parketnummer 16.016252.22 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.F. Haeck, voorzitter, en mr. A.M. Crouwel en mr. C.P. Lunter, als leden van de wrakingskamer, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. S. Bazaz, op 19 december 2023, waarvan dit proces-verbaal is opgemaakt, dat is verzonden op 21 december 2023.
de griffier is buiten staat ditDe voorzitter
proces-verbaal te ondertekenen
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.