Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
3.De beoordeling
4.De beslissing
3 mei 2023, onder gelijktijdige betekening van het eerder ingediende verzoekschrift en deze beschikking;
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 maart 2023 een tussenbeschikking gegeven in een verzoekschriftprocedure. Verzoeker heeft schadevergoeding verzocht ten laste van de Staat der Nederlanden, omdat hij meent dat er sprake is geweest van onrechtmatige vrijheidsbeneming in het kader van een eerder verleende spoedmachtiging voor gesloten jeugdhulp. De kinderrechter had op 2 september 2022 een spoedmachtiging verleend voor de duur van vier weken, maar deze werd op 10 november 2022 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vernietigd voor zover de machtiging was verlengd na 7 september 2022.
De rechtbank heeft op 6 januari 2023 het verzoekschrift van verzoeker ontvangen en hem op 7 februari 2023 in kennis gesteld van het voornemen om de zaak te verwijzen op grond van artikel 69 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Verzoeker heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om zich hierover uit te laten. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat het verzoek om schadevergoeding bij dagvaarding had moeten worden ingeleid en heeft verzoeker bevolen om het verzoekschrift binnen twee weken te verbeteren. De procedure zal worden voortgezet volgens de regels van de dagvaardingsprocedure, met verwijzing naar de kantonrechter.
De rechtbank heeft de datum van 3 mei 2023 vastgesteld voor de rolzitting en heeft verzoeker opgedragen om de Staat bij exploot op te roepen, met gelijktijdige betekening van het eerder ingediende verzoekschrift en deze beschikking. Verzoeker moet het exploot van dagvaarding zo spoedig mogelijk na het uitbrengen indienen bij de handelsgriffie van de rechtbank. De beslissing is openbaar uitgesproken door de kinderrechter in samenwerking met de griffier.