Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 2 november 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van [gedaagde] .
2.Waar de zaak over gaat
3.De beoordeling
De kerkenraad betreurt het zeer dat er nu toch opnieuw een gesprek is geweest bij dominee [A] . We benadrukken dat u de kwestie moet laten rusten, nooit meer met iemand van de kerkenraad of met dominee [A] hierover mag spreken en vooral hulp moet zoeken voor het uiten van deze waandenkbeelden. Deze brief hadden we willen voorlezen en toelichten tijdens een gepland gesprek op 8 mei 2023, maar het gesprek is eenzijdig door u geannuleerd. Deze brief moet ui zien als een officiële vermaning van uit kerkenraad van de [gedaagde] van [vestigingsplaats] .
voor het opzicht over personen) dat bepaalt dat een beklaagde recht heeft op inzage alle stukken. Het [orgaan binnen de kerkgemeenschap] heeft bevestigd dat dat tegenstrijdig was, waarna de kerkenraad de officiële vermaning heeft ingetrokken. Wel is de kerkenraad blijven aandringen op een “broederlijk samenspreken en herderlijk vermaan”. [eiser] is op zijn beurt blijven vragen op inzage in de brief. De kerkenraad heeft volhard in haar besluit om dat te weigeren, onder meer omdat:
- de brief is verzonden door voormalig predikant, die als geestelijke een ambtsgeheim en een verschoningsrecht heeft en alleen is bestemd voor de kerkenraad;
- eenieder zich zonder vrees voor openbaarmaking tot een kerkenraad moet kunnen wenden;
- [eiser] geen aangeklaagde is als bedoeld in artikel 10 van [kerkrechtelijke regeling] , nu er geen tuchtprocedure is geweest en (uiteindelijk) geen officiële vermaning is opgelegd; dat wordt niet anders omdat de kerkenraad aandringt op een broederlijk samenspreken en herderlijk vermaan met [eiser] ; en
- het verstrekken van de brief een inbreuk oplevert op de privacyrechten van derden, waaronder de voormalig predikant, zodat dit in strijd is met de Avg.
- dat hij zich zonder de brief zich niet behoorlijk kan verdedigen;
- dat [gedaagde] weliswaar is teruggekomen van de officiële vermaning, maar wel blijft aandringen op broederlijk samenspreken en herderlijk vermaan;
- dat dit laatste weliswaar geen kerkenrechtelijke sanctie is, maar dat hij dat wel als een sanctie ervaart, nu volgens hem uit artikel 3 van [kerkrechtelijke regeling] volgt dat broederlijk samenspreken en herderlijk vermaan pas in beeld komt als iemands belijdenis en wandel aanleiding geven tot bijzondere bemoeienis; en
- dat hij de brief daarnaast nodig heeft om de kansen in te kunnen schatten van een door hem bij de civiele rechter aan te spannen procedure tegen de [gedaagde] vanwege diens besluit om hem geen inzage in de brief te geven. Hij betoogt dat dit besluit onrechtmatig is omdat dat besluit zijn recht op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer en zijn eer en goede naam schendt.
Van de herderlijke zorg en het opzicht) en XXIV (
van de behandeling van bezwaren en geschillen) van de Romeinse Artikelen en [kerkrechtelijke regeling] (
Voor het opzicht over personen)). Diezelfde kerkenrechtelijke regels bepalen dat [eiser] bij die kerkenrechterlijke procedures in bepaalde gevallen recht heeft op inzage in de relevante stukken en dat de kerkenraad op verzoek van die kerkenrechtelijke instanties stukken moet overleggen. Zoals gezegd is de voorzieningenrechter niet bevoegd om deze regels, of de toepassing daarvan door de kerkenrechtelijke instanties, te toetsen.
Reuter v. Germany, EHRM nr. 39775/05, 6 december 2011 en
Nagy v. Hungary, EHRM nr. 56665/09, 14 september 2017). Om diezelfde reden faalt ook het betoog van [eiser] dat niet is voldaan aan een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM.