ECLI:NL:RBMNE:2023:7138

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
3 januari 2024
Zaaknummer
23/5724
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor transformatie van kantoor naar woningen

Op 21 december 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekers, bewoners in de nabijheid van een pand met kantoorbestemming, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt. Verzoekers hebben een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening, omdat zij vrezen voor onomkeerbare gevolgen van de reeds verleende omgevingsvergunning voor de transformatie van het kantoorpand naar zes wooneenheden. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekers een spoedeisend belang hebben bij een beslissing, gezien de reeds begonnen verbouwingswerkzaamheden en de onduidelijkheid over de beslissing op hun bezwaar.

De voorzieningenrechter heeft de rechtmatigheid van de omgevingsvergunning beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende redenen zijn om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de vergunning. Het college heeft gebruik gemaakt van de Kruimelgevallenregeling en heeft aangetoond dat de transformatie binnen de contouren van de bestaande bebouwing plaatsvindt. De voorzieningenrechter heeft ook de zorgen van verzoekers over parkeerdruk en verkeersintensiteit in overweging genomen, maar oordeelde dat het college voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein heeft gerealiseerd en dat de toename van verkeersintensiteit niet onaanvaardbaar is.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de belangen van het college en de vergunninghouder zwaarder wegen dan die van verzoekers. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventuele beroepsprocedure.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5724

uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 december 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] en [verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. drs. A. Durmus),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt

(gemachtigde: mr. R. de Boer).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde-partij] uit [vestigingsplaats] (vergunninghouder)
(gemachtigde: mr. drs. H.J.M. van Schie).

Inleiding

Op 23 maart 2022 heeft vergunninghouder bij het college een aanvraag ingediend voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning.
Het college heeft op 19 juni 2023 aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het gebruiken van een pand met een kantoorbestemming ten behoeve van zes wooneenheden op het perceel [adres 1] (het perceel) in [woonplaats] . De vergunning is verleend voor de activiteiten bouwen en handelen in strijd met de regels ruimtelijke ordening.
Verzoekers wonen aan de [adres 2] in [woonplaats] . Zij hebben tegen de verleende omgevingsvergunning bezwaar gemaakt.
Op 7 november 2023 heeft de adviescommissie bezwaarschriften verzoekers op een hoorzitting gehoord.
Op 23 november 2023 hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht het besluit te schorsen, omdat vergunninghouder is begonnen met de interne verbouwing op het perceel. Zij vrezen voor onomkeerbare gevolgen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 13 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoekers, de gemachtigde van het college, vergezeld van zijn collega mr. [A] , de gemachtigde van vergunninghouder, vergezeld van [B] , werkzaam bij vergunninghouder, en [C] , architect.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
Hebben verzoekers spoedeisend belang bij een beslissing van de voorzieningenrechter?
1. Verzoekers wonen in de directe nabijheid en zijn daardoor belanghebbenden bij het bestreden besluit. De voorzieningenrechter vindt dat verzoekers een spoedeisend belang hebben bij een beslissing van de voorzieningenrechter. De omgevingsvergunning is al verleend en er wordt ook al gebruik gemaakt van deze vergunning, terwijl nog niet duidelijk is wanneer het college op het bezwaar van verzoekers zal beslissen. Verzoekers vrezen dat de woonruimten snel gereed zijn voor bewoning en als eenmaal de woningen zijn verhuurd, zal de situatie moeilijk terug te draaien zijn. Verzoekers hebben daarom belang bij een beslissing van de voorzieningenrechter.
Wat beoordeelt de voorzieningenrechter?
2. De voorzieningenrechter beoordeelt of het nodig is om de omgevingsvergunning te schorsen totdat het college een beslissing op bezwaar van verzoeker heeft genomen. Voor het treffen van zo’n voorlopige voorziening in de fase van bezwaar is in beginsel alleen aanleiding als de omgevingsvergunning zodanig gebrekkig is dat deze in de heroverweging die het college moet maken naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet of niet volledig in stand kan blijven. De voorzieningenrechter geeft in deze uitspraak daarom eerst een voorlopig oordeel over de kans van slagen van het bezwaarschrift, en daarmee over de vraag of de omgevingsvergunning rechtmatig is verleend of niet. Op basis daarvan zal zij vervolgens beoordelen of de belangen van verzoekers om de omgevingsvergunning te schorsen al dan niet zwaarder moeten wegen dan de belangen van het college en vergunninghouder om de omgevingsvergunning in stand te laten. Hoe zekerder de voorzieningenrechter is over de rechtmatigheid van het besluit, hoe minder ruimte er is voor de belangen van verzoeker.
3. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een eventuele beroepsprocedure niet.
Wat voeren verzoekers aan?
4. Verzoekers vinden dat er onduidelijkheid bestaat ten aanzien van de vergunde situatie, dat de toetsing ontbreekt van de ruimtelijke aspecten waaronder het onderdeel parkeren, dat de goede ruimtelijke ordening niet kan worden aangetoond en worden gewaarborgd en dat sprake is van strijd met de Beleidsregels. Daarom kan de verleende omgevingsvergunning geen stand houden.
Is de omgevingsvergunning rechtmatig verleend?
5. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan ‘ [bestemmingsplan] ’ (het bestemmingsplan). Het perceel heeft de enkelbestemming ‘Kantoor’. [1] Wonen is niet toegestaan op het perceel.
De omgevingsvergunning
6. Het college heeft de omgevingsvergunning verleend om het huidige kantoorpand op het perceel te transformeren naar vier woningen en twee appartementen op het perceel. Op de zitting is verklaard door de vergunninghouder dat het koopwoningen zijn. De ingang van de woningen is aan de kant van nummer [huisnummer] . Het perceel van nummer [huisnummer] ligt tussen het perceel en het perceel van verzoekers.
* I.v.m. de mogelijke herleidbaarheid naar personen is de afbeelding verwijderd
De omgevingsvergunning ziet op de activiteiten bouwen en gebruik in strijd met de regels van het bestemmingsplan. Het college heeft daarbij gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid om van het ter plaatse geldende bestemmingsplan af te wijken door gebruik te maken van de zogenoemde Kruimelgevallenregeling. [2] Voor de toepassing daarvan heeft het college beleidsregels vastgesteld. [3] Het plan voldoet daar volgens het college aan. Het college vindt dat het wijzigen van het gebruik van het perceel naar wonen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Het college heeft daarbij verwezen naar de Ruimtelijke onderbouwing van 9 mei 2023 en het verkeerskundig advies van een adviseur mobiliteit van 24 mei 2022. Het college heeft ook beoordeeld of de aanvraag voldoet aan de regels van het Paraplubestemmingsplan ‘Stedenbouwkundige bepalingen’. In dit paraplubestemmingsplan zijn onder andere regels opgenomen die gaan over de parkeerbehoefte. Een omgevingsvergunning voor gebruik in strijd met het bestemmingsplan mag niet worden verleend als er onvoldoende parkeergelegenheid is op het eigen terrein. [4] Volgens het college wordt hieraan voldaan, omdat op eigen terrein aan de zijde van de [straat 1] 12 parkeerplaatsen worden gerealiseerd.
Gebruik kunnen maken van de afwijkingsbevoegdheid
7. Op de zitting is namens het college onder verwijzing naar het stedenbouwkundig advies van 11 december 2023 gemotiveerd toegelicht dat de transformatie van kantoorfunctie naar woonfunctie plaatsvindt binnen de contouren van de bestaande bebouwing. Daarmee staat voldoende vast dat het bouwvolume niet wijzigt en dat daarmee is voldaan aan de bepaling uit het Bor. Verzoekers hebben dit ook niet weersproken. In zoverre heeft het college dus gebruik kunnen maken van de mogelijkheid om af te wijken van het bestemmingsplan.
8. In de Beleidsregels staat dat het gebruiken van een gebouw met een kantoorbestemming ten behoeve van wonen in de vorm van één of meerdere woningen is toegestaan met inachtneming van de daarin opgenomen regels over parkeren en parkeerdruk, verkeersafwikkeling, hinder voor de woonomgeving en dat aangetoond moet zijn dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat. [5]
9.1
Uit het advies van de verkeersdeskundige blijkt dat het parkeren volledig op eigen terrein plaatsvindt. Bij de berekening van de parkeerbehoefte is uitgegaan van de CROW-kengetallen. Er wordt voorzien in 12 parkeerplaatsen, twee per wooneenheid. Met het voorzien van dat aantal, wordt de parkeerdruk niet verhoogd. Verzoekers hebben dit ook niet weersproken. De voorzieningenrechter ziet evenmin reden om aan dit advies te twijfelen. De conclusie is dan ook dat voldaan is aan de voorwaarde dat er voldoende parkeerplaatsen zijn op eigen terrein.
9.2
Wat betreft het gestelde over de toename van verkeersintensiteit leidt de voorzieningenrechter uit de Ruimtelijke Onderbouwing af dat de verkeersgeneratie met 10 zal toenemen van 46,08 naar 56,08. Een nadere motivering waarom deze toename past binnen de Beleidsregels ontbreekt. Ook in het advies van de adviseur mobiliteit over het parkeren is niet ingegaan wat deze toename van verkeersgeneratie tot gevolg heeft voor de verkeersafwikkeling en verkeersintensiteit. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dient het college op dit punt een nadere motivering te geven.
10. Verder geldt dat aangetoond moet zijn dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Het college verwijst ter onderbouwing dat daarvan sprake is naar de Ruimtelijke onderbouwing van 9 mei 2023 en het stedenbouwkundig advies van
11 december 2023. Verzoekers hebben in dit kader aangevoerd dat sprake is van inkijk vanuit de nieuwe woningen op hun perceel en daarmee dus schending van hun privacy.
Op de zitting is aan de hand van de vergunde tekening en het stedenbouwkundig advies toegelicht dat op de verdieping dakramen komen en geen dakkapellen. De dakramen zijn vergunningvrij en worden laag liggend in het dakvlak geplaatst. Gelet daarop en gelet op de afstand is de inkijk beperkt en niet meer dan gebruikelijk in een bebouwde woonomgeving. Daarbij speelt mee dat door de wijziging van het gebruik van kantoor naar wonen een in potentie intensief te gebruiken kantoorfunctie op de verdieping wijzigt in een woonfunctie waarbij op de verdieping de kamers met name als slaapkamers gebruikt zullen worden. Zodoende zal zelfs sprake kunnen zijn van een lichte verbetering van de situatie.
De stedenbouwkundig adviseur heeft verder opgemerkt dat zowel in de huidige als in de nieuwe situatie vanuit de dakramen op de verdieping van vooral het aangebouwde deel enige inkijk kan zijn richting de woningen op de hoek van de [straat 1] en de [straat 2] . Dat betekent dus niet op het perceel van verzoekers.
Gelet op de toelichting hebben verzoekers naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende gesteld dat er inkijk zou zijn op hun perceel als gevolg waarvan zij vrezen voor hun privacy. Dat de ingang van de woningen aan de zijkant van het perceel komt, betekent ook niet dat er directe inkijk is op hun perceel of schending van hun privacy. Vooral ook omdat het perceel met nummer [huisnummer] tussen het perceel van verzoekers en het perceel in is gelegen.

Conclusie

Het voorlopige rechtmatigheidsoordeel
11. Gelet op het voorgaande concludeert de voorzieningenrechter dat er op dit moment onvoldoende redenen zijn om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de omgevingsvergunning. Het college heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de aanvraag om omgevingsvergunning niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Wel dient het college in de beslissing op bezwaar een nadere motivering te geven over de verkeersregulatie en de toename van de verkeersintensiteit.
De belangenafweging
12. Gelet op het voorlopig rechtmatigheidsoordeel is er in deze belangenafweging minder ruimte voor het belang van verzoekers bij het schorsen van de omgevingsvergunning totdat het college op het bezwaarschrift heeft beslist dan voor de belangen van het college en vergunninghouder bij het afwijzen van het verzoek om voorlopige voorziening. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter weegt het belang van vergunninghouder bij het kunnen voortzetten van de bouwwerkzaamheden dan ook zwaarder dan het belang van verzoekers.
13. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Het college hoeft geen proceskosten of griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 december 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 9.1 van het bestemmingsplan.
2.Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, samen met artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in combinatie met artikel 4, negende lid, van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor).
3.Beleidsregels 'Artikel 2.12 lid 1 onder a onder 2 Wabo jo. artikel 4 van Bijlage II Bor, 5de wijziging, Gemeente De Bilt 2014' (de 'Beleidsregels').
4.Op grond van artikel 5.2.2 van de regels bij het paraplubestemmingsplan.
5.Artikel 11 sub 8 van de Beleidsregels.