Op 19 december 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekers, bewoners van De Bilt, hebben bezwaar gemaakt tegen een omgevingsvergunning die op 9 maart 2023 door het college van burgemeester en wethouders van De Bilt is verleend aan de vergunninghouder voor het kappen van een conifeer. In afwachting van de beslissing op bezwaar hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekers geen spoedeisend belang hebben bij het voorkomen van de kap, gezien de toezegging van de vergunninghouder om te wachten met de kap tot na de beslissing op bezwaar. Echter, de rechter heeft ook de rechtsbeschermingsbelangen van verzoekers in overweging genomen. De wetgeving bepaalt dat een omgevingsvergunning pas in werking treedt na afloop van de bezwaartermijn, en dat als er een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, deze pas in werking treedt na de beslissing daarop.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de omgevingsvergunning geschorst moet worden tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Dit biedt verzoekers de gelegenheid om beroep in te stellen en een nieuwe voorlopige voorziening te vragen indien de vergunning in stand blijft. De voorzieningenrechter heeft het verzoek als kennelijk gegrond toegewezen en bepaald dat het college het griffierecht van € 184,-- aan verzoekers moet vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.