ECLI:NL:RBMNE:2023:7130

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
2 januari 2024
Zaaknummer
AWB - 23 _ 5831
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing omgevingsvergunning voor kappen conifeer in De Bilt

Op 19 december 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekers, bewoners van De Bilt, hebben bezwaar gemaakt tegen een omgevingsvergunning die op 9 maart 2023 door het college van burgemeester en wethouders van De Bilt is verleend aan de vergunninghouder voor het kappen van een conifeer. In afwachting van de beslissing op bezwaar hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekers geen spoedeisend belang hebben bij het voorkomen van de kap, gezien de toezegging van de vergunninghouder om te wachten met de kap tot na de beslissing op bezwaar. Echter, de rechter heeft ook de rechtsbeschermingsbelangen van verzoekers in overweging genomen. De wetgeving bepaalt dat een omgevingsvergunning pas in werking treedt na afloop van de bezwaartermijn, en dat als er een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, deze pas in werking treedt na de beslissing daarop.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de omgevingsvergunning geschorst moet worden tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Dit biedt verzoekers de gelegenheid om beroep in te stellen en een nieuwe voorlopige voorziening te vragen indien de vergunning in stand blijft. De voorzieningenrechter heeft het verzoek als kennelijk gegrond toegewezen en bepaald dat het college het griffierecht van € 184,-- aan verzoekers moet vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5831
uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 december 2023 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , uit [plaats] , verzoekers,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt, verweerder.

Verder is partij bij de zaak:
[vergunninghouder], uit [plaats] (vergunninghouder).

Inleiding

Met een besluit van 9 maart 2023 (het primaire besluit) heeft het college aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het kappen van een conifeer op het perceel [adres 1] in [plaats] , gemeente De Bilt. Verzoekers, die wonen aan de [adres 2] in [plaats] , hebben op 4 april 2023 bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning en hebben op 28 november 2023 de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen in afwachting van de beslissing op bezwaar.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

De voorzieningenrechter nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hierna legt de voorzieningenrechter dat verder uit.
Vergunninghouder heeft met een e-mail van 29 november 2023 laten weten dat hij bereid is om te wachten met het kappen van de conifeer tot het college een beslissing op het bezwaarschrift heeft genomen.
3. Verzoekers hebben in een e-mail van 8 december 2023 in reactie hierop aangegeven dat zij willen voorkomen dat het kappen van de conifeer direct door vergunninghouder kan worden uitgevoerd, als het college het advies van de Commissie bezwaarschriften heeft ontvangen.
4. Het college heeft in een e-mail van 14 december 2023 laten weten dat het advies van de Commissie bezwaarschriften vóór de kerstdagen wordt verwacht en dat het college, gelet op het kerstreces, vervolgens op zijn vroegst op 9 januari 2024 een beslissing op het bezwaarschrift zal nemen.
5. De voorzieningenrechter overweegt dat verzoekers op dit moment geen spoedeisend belang hebben bij het voorkomen van de kap van de conifeer, gelet op de toezegging van vergunninghouder. Verzoekers wijzen er echter terecht op dat het voor hen na de beslissing op bezwaar moeilijker is om een onmiddellijke kap te voorkomen. Daartoe is het volgende van belang.
6. De omgevingsvergunning is verleend voor het vellen van een houtopstand (artikel 2.2, eerste lid, onder g, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)). De wetgever heeft geregeld dat zo’n omgevingsvergunning pas in werking treedt als de bezwaartermijn voorbij is, en als binnen die termijn een verzoek om een voorlopige voorziening is gedaan pas als daarop is beslist (artikel 6.1, tweede en derde lid, van de Wabo). Daaraan lag ten grondslag dat de wetgever dit gelet op de betrokken belangen met het oog op de rechtsbescherming wenselijk vond. [1]
7. In dit geval is de omgevingsvergunning na afloop van de bezwaartermijn al in werking getreden, omdat het verzoek om voorlopige voorziening pas veel later is gedaan. De voorzieningenrechter overweegt dat dit begrijpelijk is in gevallen waarin een vergunninghouder niet direct zal gaan kappen: er is dan immers geen spoedeisend belang bij een voorlopige voorziening. Dat neemt echter niet weg dat de rechtsbeschermingsbelangen die de wetgever al voor ogen had ook bij verzoekers aan de orde zijn op het moment dat vergunninghouder direct na een voor hem gunstige beslissing op bezwaar zou gaan kappen. Omdat de toezegging van vergunninghouder niet verder strekt dan die beslissing, kan een spoedeisend belang voor verzoekers dan direct aan de orde zijn.
8. De voorzieningenrechter oordeelt dat de rechtsbeschermingsbelangen van verzoekers vereisen dat de omgevingsvergunning bij wijze van voorlopige voorziening wordt geschorst tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Dat betekent dat de vergunninghouder ook na de beslissing op bezwaar nog niet mag gaan kappen. Dit geeft verzoekers een korte gelegenheid om beroep in te stellen en om opnieuw een voorlopige voorziening te vragen als de omgevingsvergunning in stand blijft. Als verzoekers daarvan geen gebruik maken, dan vervalt de voorlopige voorziening. De vergunninghouder mag de conifeer dan dus kappen als er twee weken na de beslissing op bezwaar geen nieuwe procedure is gestart.
9. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. Verzoekers hebben geen proceskosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. Omdat het verzoek gegrond is moet het college het griffierecht aan verzoekers betalen.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het primaire besluit tot twee na bekendmaking van de beslissing op het bezwaar van verzoekers;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,-- aan verzoekers moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. G.M.T.M. Sips, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 december 2023
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie de memorie van toelichting bij de Wabo, Kamerstukken II 2006/07, 30 844, nr. 3, p. 145.