ECLI:NL:RBMNE:2023:7086

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 november 2023
Publicatiedatum
29 december 2023
Zaaknummer
UTR 22/926
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar inzake de WOZ-waarde van een onroerende zaak

In deze zaak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 2 december 2021. De heffingsambtenaar had in een eerdere beschikking van 31 maart 2021 de waarde van de onroerende zaak op het adres [adres] in [woonplaats] vastgesteld op € 1.148.000,- voor het belastingjaar 2021, met als waardepeildatum 1 januari 2020. Eiser ging in bezwaar tegen deze beschikking en de heffingsambtenaar verlaagde de WOZ-waarde in de uitspraak op bezwaar naar € 999.000,-. Ondanks deze verlaging heeft eiser beroep ingesteld, wat door de rechtbank als misbruik van recht werd aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar volledig tegemoet was gekomen aan het bezwaar van eiser, waardoor het instellen van beroep niet gerechtvaardigd was.

De rechtbank heeft het beroep op 27 november 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de heffingsambtenaar aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiser geen gegronde reden had om beroep in te stellen na de uitspraak op bezwaar. Bovendien is er meer dan twee jaar verstreken sinds de indiening van het bezwaarschrift, wat de rechtbank als onredelijk beschouwt. Eiser krijgt geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van proceskosten. Het verzoek om immateriële schadevergoeding wordt afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/926

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

27 november 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels MRE),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap [gemeente], de heffingsambtenaar
(gemachtigde: W.G. Vos).

Procesverloop

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 2 december 2021.
In de beschikking van 31 maart 2021 (het primaire besluit) heeft de heffingsambtenaar op grond van de Wet waardering onroerende zaken (wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak op het adres [adres] in [woonplaats] (de woning) voor het belastingjaar 2021 vastgesteld op € 1.148.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2020. Bij deze beschikking heeft de heffingsambtenaar aan eiser als eigenaar van deze woning ook een aanslag onroerendezaakbelasting opgelegd, waarbij deze waarde als heffingsmaatstaf is gehanteerd.
Eiser is tegen het primaire besluit in bezwaar gegaan. In de uitspraak op bezwaar van 2 december 2021 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser gegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft daarbij de waarde de woning verlaagd naar
€ 999.000,-.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Aan eiser is op 6 oktober 2023 een brief gestuurd door de rechtbank waarin de gemachtigde van eiser vier weken de tijd krijgt om op het verweerschrift te reageren. Hier heeft de gemachtigde van eiser geen gehoor aan gegeven.
De rechtbank heeft het beroep op 27 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de heffingsambtenaar, bijgestaan door taxateur [taxateur] .

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om vergoeding van immateriële schadevergoeding af.

Overwegingen

1. Eiser heeft tijdens de hoorzitting in de bezwaarprocedure een lagere waarde bepleit, namelijk € 999.000,-. De heffingsambtenaar is volledig aan dit bezwaar tegemoet gekomen door de WOZ-waarde in de uitspraak op bezwaar te verlagen naar € 999.000,-. Desondanks heeft eiser beroep ingesteld. De rechtbank is van oordeel dat hier sprake is van misbruik van recht. Aangezien de heffingsambtenaar volledig tegemoet is gekomen aan eisers bezwaar, kan niet worden ingezien waarom eiser beroep heeft ingesteld. Uit het beroepschrift kan dit ook niet worden afgeleid. Daaruit blijkt dat (de gemachtigde van) eiser bij het opstellen van het beroepschrift niet helder had wat hij in bezwaar had aangevoerd en wat de heffingsambtenaar daarmee heeft gedaan. Deze manier van procederen kan naar het oordeel van de rechtbank niet door de beugel en moet dan ook leiden tot een niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.
2. De rechtbank stelt verder vast dat sinds de indiening van het bezwaarschrift meer dan twee jaar is verstreken. Dit is dus langer dan in beginsel als redelijke termijn voor de behandeling van bezwaar en beroep wordt aangemerkt. In dit geval is met de uitspraak op bezwaar volledig tegemoet gekomen aan de bezwaren van eiser. Het instellen van beroep was daarom niet nodig en van enige spanning en frustratie aan de zijde van eiser na de uitspraak op bezwaar kan daarom in redelijkheid geen sprake zijn geweest. Het verzoek om immateriële schadevergoeding wordt afgewezen.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak dus niet inhoudelijk. Eiser krijgt het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten. Het verzoek om immateriële schadevergoeding wordt afgewezen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.