In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 17 november 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap behandeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van haar woning op het adres [adres 1] te [plaats], die door de heffingsambtenaar was vastgesteld op € 481.000,- per 1 januari 2021. De heffingsambtenaar had deze waarde onderbouwd met een taxatiematrix waarin de woning werd vergeleken met vier referentiewoningen die recentelijk waren verkocht.
De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De rechtbank wijst erop dat de referentiewoningen goed bruikbaar zijn en dat de heffingsambtenaar inzichtelijk heeft gemaakt hoe hij rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woningen. Eiseres heeft in beroep verschillende argumenten aangevoerd, waaronder de staat van de woning en de gebruiksoppervlakte, maar de rechtbank oordeelt dat deze argumenten niet voldoende zijn onderbouwd.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat de vastgestelde WOZ-waarde in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.