Op 8 november 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. C.J. Loef, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser had beroep aangetekend omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor herbeoordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn van acht weken, die op 19 september 2023 afliep, was overschreden. Eiser had verweerder op 20 september 2023 in gebreke gesteld, maar verweerder had nog steeds geen besluit genomen.
De rechtbank heeft overwogen dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht, verweerder een dwangsom moet betalen voor elke dag dat hij in gebreke blijft. De rechtbank heeft de dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat deze volledig verbeurd is. Daarnaast heeft de rechtbank verweerder opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, moet verweerder een dwangsom van € 100,- betalen, met een maximum van € 15.000,-.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd. Eiser heeft recht op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 209,25, en het griffierecht van € 50,- moet door verweerder aan eiser worden betaald. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun mogelijkheden om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.