ECLI:NL:RBMNE:2023:7020

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
10821674
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over loonbetaling en ziekteverzuim van werknemer

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 11 december 2023, heeft de kantonrechter in een kort geding uitspraak gedaan over de loonbetaling aan een werknemer die zich ziek had gemeld. De werknemer, vertegenwoordigd door mr. R.J. Verweij, vorderde betaling van achterstallig loon en doorbetaling van loon tijdens ziekte. De gedaagde partij, vertegenwoordigd door mr. A.C. Hansen, had de loonbetaling stopgezet na de ziekmelding van de werknemer op 13 oktober 2023. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer recht had op doorbetaling van loon, omdat hij door ziekte niet in staat was zijn werkzaamheden te verrichten. De kantonrechter wees de vorderingen van de werknemer toe, inclusief het achterstallige loon van € 3.299,92 voor oktober en € 5.500,00 voor november 2023, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten en proceskosten. De kantonrechter verwierp de stelling van de gedaagde dat de ziekte van de werknemer het gevolg was van opzet, en concludeerde dat er geen bewijs was voor een uitzonderingssituatie die het recht op loon zou uitsluiten. De uitspraak werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10821674 \ UV EXPL 23-283 SV/40160
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in kort geding van 11 december 2023
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. R.J. Verweij,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. A.C. Hansen.
Het kort geding wordt gehouden in het gebouw van de rechtbank in Utrecht.
De zaak wordt behandeld door mr. H.A.M. Pinckaers, kantonrechter, en
mr. S.B.M. Vreeswijk als griffier.
Aanwezig zijn:
- de heer [eiser]
- mr. R.J. Verweij, gemachtigde van [eiser]
- [A] , HR-directeur bij [gedaagde]
- mr. A.C. Hansen, gemachtigde van [gedaagde] .
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling zijn de dagvaarding met producties 1 tot en met 7 en het verzoekschrift van [gedaagde] , als schriftelijk antwoord in kort geding, met producties 1 tot en met 10 ontvangen. De volgende stukken zijn op de zitting aan het procesdossier toegevoegd:
- pleitnota van de gemachtigde van [eiser]
- pleitnota van de gemachtigde van [gedaagde] .
Partijen hebben op de zitting hun standpunten toegelicht. Vervolgens is de mondelinge behandeling gesloten en heeft de kantonrechter op de zitting in aanwezigheid van partijen mondeling uitspraak gedaan. Daarvan is ingevolge artikel 29a lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dit proces-verbaal opgemaakt.

1.De beslissing

De kantonrechter:
geeft de volgende onmiddellijke voorziening:
1.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen het achterstallig loon, € 3.299,92 bruto over de maand oktober 2023 en € 5.500,00 bruto over de maand november 2023, onder gelijktijdige verstrekking van deugdelijke bruto/netto specificaties, vermeerderd met de wettelijke verhoging van maximaal 50% berekend op de voet van artikel 7:625 BW tot de dag van algehele voldoening, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het achterstallige loon en over de wettelijke verhoging vanaf de vervaldata tot de dag van algehele voldoening,
1.2.
veroordeelt [gedaagde] tot doorbetaling van het loon van [eiser] van € 5.500,00 bruto per maand vermeerderd met emolumenten totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd;
1.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen € 542,07 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de dag van volledige betaling;
1.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 905,42, waarvan € 529,00 aan salaris gemachtigde, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de dag van volledige betaling,
1.5.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 132,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met de explootkosten als [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
1.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
1.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.

2.De beoordeling

2.1.
De kantonrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2.2.
[eiser] heeft zich op 13 oktober 2023 ziekgemeld. [gedaagde] heeft de loonbetaling aan [eiser] per 16 oktober 2023 stopgezet. In geschil is of [eiser] met ingang van
16 oktober 2023 recht heeft behouden op doorbetaling van loon tijdens ziekte.
2.3.
Op grond van artikel 7:629 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) behoudt de werknemer voor een tijdvak van 104 weken recht op 70% van het naar tijdruimte vastgestelde loon, indien hij de bedongen arbeid niet heeft verricht omdat hij daartoe niet in staat was ten gevolge van ziekte. Op grond van de arbeidsovereenkomst betaalt [gedaagde] bij ziekte de werknemer de eerste 52 weken 100% van het loon.
2.4.
De bedrijfsarts schrijft in zijn brieven van 23 oktober 2023 en van 24 november 2023 dat [eiser] is uitgevallen voor zijn eigen werkzaamheden met medische klachten en medische beperkingen ten gevolge van werkgerelateerde factoren en dat hij nog niet belastbaar is. De kantonrechter acht het op grond van deze brieven voldoende aannemelijk dat [eiser] als gevolg van ziekte zijn bedongen arbeid niet kan verrichten. Dat betekent dat [eiser] op grond van artikel 7:629 lid 1 BW recht heeft op doorbetaling van loon tijdens ziekte. [gedaagde] heeft bepleit dat zich een uitzonderingssituatie voordoet, namelijk dat de ziekte is veroorzaakt door opzet van [eiser] , zoals bedoeld in artikel 7:629 lid 3 sub a BW. Volgens [gedaagde] heeft [eiser] de bij hem kennelijk ontstane spanningen zelf veroorzaakt met zijn eigen weigerachtige houding om bepaalde werkzaamheden te verrichten. De kantonrechter ziet in de overgelegde stukken, waaronder de brieven van de bedrijfsarts, geen aanknopingspunten om aan te nemen dat een dergelijke uitzonderingssituatie zich hier voordoet. [eiser] heeft dit ook gemotiveerd betwist. Niet is gebleken dat het recht op doorbetaling van loon tijdens ziekte om een andere reden is vervallen. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] met ingang van 16 oktober 2023 dan ook recht behouden op doorbetaling van loon tijdens ziekte. De berekening van de door [eiser] gevorderde bedragen over oktober 2023 en november 2023 is niet betwist, dus deze zullen worden toegewezen zoals gevorderd. [gedaagde] zal ook worden veroordeeld tot het verstrekken van loonstroken over deze loonbetalingen, waartegen geen verweer is gevoerd.
2.5.
Over het achterstallige loon is de wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7:625 BW verschuldigd. [gedaagde] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de te late betaling aan [eiser] is te wijten, zoals zij heeft gesteld. De kantonrechter ziet daarom geen aanleiding tot matiging van de wettelijke verhoging.
2.6.
Ook de wettelijke rente over het achterstallig loon en de wettelijke verhoging zal worden toegewezen, met ingang van de vervaldata.
2.7.
De vordering tot doorbetaling van het salaris totdat een rechtsgeldig einde aan de arbeidsovereenkomst is gekomen, zal ook worden toegewezen.
2.8.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden toegewezen. [eiser] heeft voldoende onderbouwd aan de hand van de e-mails van zijn gemachtigde bij [.] aan [gedaagde] , dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. De kantonrechter zal de gevorderde € 542,07 aan buitengerechtelijke kosten daarom toewijzen. De hierover gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving.
2.9.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proces- en nakosten, met wettelijke rente, zoals gevorderd. Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.
2.10.
Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
132,42
- griffierecht
244,00
- salaris advocaat
529,00
Totaal
905,42
2.11.
De nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.
Deze mondelinge uitspraak is gegeven door mr. H.A.M. Pinckaers en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt.