ECLI:NL:RBMNE:2023:6997

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
9953546
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over betaling en uitvoering van een overeenkomst voor de levering en configuratie van een Domoticasysteem met betrekking tot configuratiekosten en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap, eiseres, en een gedaagde over de uitvoering van een overeenkomst voor de levering en configuratie van een Domoticasysteem. Eiseres vorderde betaling van € 8.803,98, bestaande uit hoofdsom, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, terwijl gedaagde betwistte dat hij nog een bedrag aan eiseres verschuldigd was. Gedaagde stelde dat eiseres de configuratie niet correct had uitgevoerd en dat hij geen configuratiekosten hoefde te betalen. De kantonrechter oordeelde dat eiseres recht had op een deel van de configuratiekosten, vastgesteld op € 780,11 inclusief btw, en dat gedaagde de wettelijke rente verschuldigd was vanaf 15 februari 2022. De vordering van gedaagde in reconventie voor schadevergoeding werd afgewezen, omdat hij niet had aangetoond dat hij zelf schade had geleden. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat beide partijen hun eigen kosten droegen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Lelystad
Vonnis van 10 mei 2023
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 9953546 \ LC EXPL 22-1315 D/51246 van
de besloten vennootschap
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres, hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde mr. H.J.F. Dullemond,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde, hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde [gemachtigde] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 december 2022;
- de aanvullende producties 24 en 25 van [gedaagde] ;
- de mondelinge behandeling op 22 maart 2023, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling op 22 maart 2023 zijn namens [eiseres] de heer [A] (mede-eigenaar) en de heer [B] (administrateur) verschenen, bijgestaan door mr. Dullemond. Ook [gedaagde] is verschenen, bijgestaan door de heer [gemachtigde] .
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

in conventie
2.1.
Partijen hebben een overeenkomst gesloten over de levering en configuratie van een Domoticasysteem (hierna: het systeem) aan [gedaagde] .
2.2.
Op 26 september 2019 heeft [eiseres] aan [gedaagde] een e-mail gestuurd waarin een richtprijs van € 30.500,- inclusief btw wordt gegeven. In deze e-mail schrijft [eiseres] – voor zover van belang – het volgende:

Ik heb globaal in kaart wat de kosten zijn van een domoticasysteem in jullie nieuwe woning. Ik ben uitgegaan van de sturing van de verlichting/verwarming en de zonwering)
Dit zijn de materiaal en configuratie kosten Incl btw, hier komen dan nog de materialen voor de rest van de woning bij (meterkast, wcd’s e.d)”.
2.3.
In april 2021 is het systeem aan [gedaagde] geleverd. [gedaagde] heeft het systeem zelf geïnstalleerd. Vervolgens heeft [eiseres] configuratiewerkzaamheden verricht.
2.4.
Per factuur van 25 mei 2021 (factuurnummer 212136) heeft [eiseres] € 31.842,- inclusief btw (€ 26.315,70 exclusief btw) bij [gedaagde] in rekening gebracht.
2.5.
Per e-mail van 26 oktober 2021 schrijft [gedaagde] aan [eiseres] – voor zover van belang – het volgende:

Momenteel is het alleen mogelijk om de verlichting via de wandbediening te dimmen. De verwarming hebben wij eerder deze maand uitgeschakeld, omdat deze afgelopen voorjaar niet juist is aangesloten op het [onderneming 1] systeem (er werd onnodig leidingwater/ tapwater verwarmd in de zomer). Dit resulteerde in een zeer hoge energierekening. Zoals onderstaande overeenkomst aangeeft zou het [onderneming 1] ook toegankelijk zijn via de app, is tot op heden nog niet aan ons verleend.”.
2.6.
Op 27 oktober 2021 heeft [eiseres] aan [gedaagde] een factuur gestuurd waarop – voor zover van belang – het volgende wordt verrekend:
“ aantal prijs\eenh prijs totaal
Offerte [C] 1 8.759,94 10.949,93
Offerte [gedaagde] 1 9.858,02 12.322,53
Configuratie systeem 1 1.934,15 1.934,15
Reeds gefactureerd
Factuur 212136 -1 26.315,70 - 26.315,70
Factuur 212412 -1 606,25 - 606,25
(…)
Wij gaan dus nog voor jouw in de prijs 16 16,65 55,00 915,75
werkuren inregelen”
2.7.
[gedaagde] heeft in november 2021 € 15.000,- aan [eiseres] betaald.
2.8.
Per e-mail van 7 januari 2022 schrijft [eiseres] – voor zover van belang – het volgende aan [gedaagde] :

[eiseres] heeft een richting doorgeven voor inregeluren en daar staat nog een paar honderd euro van open, daarom heb ik beloofd om nog een dag een monteur in te plannen en 5 uur een bedrijf in te schakelen om alles redelijk aan te gang te krijgen en zodanig dat [gedaagde (voornaam)] zelf ook wat aanpassingen kan verrichten.
(…)
Dit project is op basis van REGIE en levering materiaal, meneer [gedaagde] installeert alles zelf en wij helpen hem op basis van REGIE!!
Wij maken het af conform afspraak met mij en [gedaagde] , dat [gedaagde] nu even 3k achterhoud het zij dan maar zo maar geen € 15.000,00
Anders moeten wij helaas een afrekening maken en moet hij zelf zijn systeem afmaken en schakelen wij ook derden in.
Dit omdat meneer [gedaagde] denk ik het vertrouwen in mij verloren is?”.
2.9.
Per e-mail van 18 januari 2022 schrijft de gemachtigde van [gedaagde] – voor zover van belang – het volgende aan [eiseres] :

Mijn client heeft om zijn moverende reden besloten gebruik te maken van uw aanbod om zelf voor configuratie van het Domotica systeem te zorgen.”.
2.10.
Op 26 januari 2022 heeft [gedaagde] € 7.527,73 aan [eiseres] betaald.
2.11.
Op 31 januari 2022 en op 1 maart 2022 heeft [eiseres] aanmaningen aan [gedaagde] gestuurd.
in reconventie
2.12.
[eiseres] heeft in 2021/2022 een warmtepomp geïnstalleerd in de kangoeroewoning van [gedaagde] . [gedaagde] woont in het ene deel van de woning. Zijn schoonouders (familie [C] ) wonen in het andere deel van de woning.
2.13.
Per e-mail van 26 april 2022 schrijft [gedaagde] aan [eiseres] – voor zover van belang – het volgende:

Woning [C] aan de [adres] heeft geen warm water (Vanaf ingebruikname van de bron ook nooit gehad). Zouden jullie hier naar willen kijken?”.
2.14.
Per e-mail van 28 april 2022 schrijft [eiseres] aan [gedaagde] – voor zover van belang – het volgende:

Na voldoen van de openstaande facturen kunnen wij deze melding in behandeling nemen.”.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – betaling van € 8.803,98 (bestaande uit € 7.972,27 aan hoofdsom, € 58,10 aan wettelijke rente tot en met 8 juni 2022 en € 773,61 aan buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 7.972,27 vanaf 9 juni 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. [eiseres] vordert ook veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente, en de nakosten.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat partijen voor de levering en configuratie van het systeem een richtprijs van € 30.500,- zijn overeengekomen en dat [gedaagde] hiervan nog € 7.972,72 moet betalen. Ter onderbouwing verwijst [eiseres] naar de facturen van 25 mei 2021 en 27 oktober 2021.
3.3.
[gedaagde] betwist dat hij nog € 7.972,72 aan [eiseres] verschuldigd is. Volgens [gedaagde] heeft [eiseres] het systeem niet geconfigureerd, zodat hij geen configuratiekosten hoeft te betalen. Verder voert [gedaagde] aan dat hij voor het materiaal slechts een bedrag van € 22.527,73 inclusief btw verschuldigd is, welk bedrag hij volledig heeft voldaan. [gedaagde] stelt zich ook nog op het standpunt dat [eiseres] op grond van de Algemene Voorwaarden voor Installatiewerk voor Consumenten (hierna: de algemene voorwaarden) aan hem had moeten vragen om de kwestie voor te mogen leggen aan de geschillencommissie.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagde] vordert – samengevat – een schadevergoeding van € 20,- per dag dat hij geen gebruik heeft kunnen maken van warm water door het gebrek aan de warmtepompinstallatie, ingaande op 26 april 2022 en met een maximum van € 5.500,-. Daarnaast vordert [gedaagde] dat [eiseres] voor haar rekening opdracht geeft aan de leverancier van [eiseres] ( [onderneming 2] ) om de werkzaamheden te verrichten die nodig zijn voor een goed werkend systeem, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
3.6.
[eiseres] stelt zich op het standpunt dat zij niet schadeplichtig is. Zij voert aan dat zij haar herstelverplichting rechtsgeldig heeft opgeschort, omdat [gedaagde] de factuur voor de levering en configuratie van het systeem gedeeltelijk onbetaald liet. Verder voert [eiseres] aan dat zij nooit door [gedaagde] in gebreke is gesteld en dus niet in verzuim is geraakt.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Geschillencommissie
4.1.
[gedaagde] neemt in de conclusie van antwoord het standpunt in dat [eiseres] op grond van de algemene voorwaarden verplicht is om aan hem te vragen de kwestie te mogen voorleggen aan de geschillencommissie. Volgens [gedaagde] heeft [eiseres] dit niet gedaan en is hij daardoor benadeeld, onder meer omdat de behandeling door de geschillencommissie minder kosten met zich meebrengt en het geschil sneller zou worden afgehandeld.
4.2.
Voor zover [gedaagde] met dit verweer heeft willen aanvoeren dat niet de kantonrechter maar de geschillencommissie bevoegd is om van het geschil kennis te nemen, geldt dat hij bij incidentele vordering of bij conclusie van antwoord de onbevoegdheid van de kantonrechter had moeten inroepen. Dat heeft [gedaagde] niet gedaan. Hij vermeldt in de conclusie van antwoord slechts dat hij door het nalaten van [eiseres] benadeeld is. Omdat [gedaagde] geen rechtsgevolgen aan zijn stellingen heeft verbonden, gaat de kantonrechter hieraan voorbij.
Factuur van 27 oktober 2021 is het uitgangspunt
4.3.
[eiseres] legt aan de door haar gevorderde hoofdsom van € 7.972,27 de facturen van 25 mei 2021 en 27 oktober 2021 ten grondslag. Deze facturen komen niet met elkaar overeen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de heer [A] (hierna: [A] ) namens [eiseres] verklaard dat de factuur van 25 mei 2021 niet in overeenstemming was met de overeengekomen richtprijs van € 30.500,- en dat hij daarom de factuur van 27 oktober 2021 heeft opgemaakt. Volgens [A] heeft hij met de factuur van 27 oktober 2021 inzicht gegeven in de door [gedaagde] verschuldigde kosten voor het materiaal en de configuratiewerkzaamheden van in totaal € 30.500,-. Uit deze stellingen begrijpt de kantonrechter dat [eiseres] haar vordering baseert op de factuur van 27 oktober 2021, zodat deze factuur bij de verdere beoordeling het uitgangspunt zal vormen.
4.4.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [A] de bedragen op de factuur van 27 oktober 2021 toegelicht. [A] heeft verklaard dat de bedragen € 8.759,94 en € 9.858,02 zien op de inkoopkosten van het materiaal exclusief btw, dat partijen hebben afgesproken dat [eiseres] deze inkoopkosten met 20% zou verhogen en dat de tussen [eiseres] en [gedaagde] geldende verkoopprijzen van het materiaal (inkoopkosten + 20%) zodoende € 10.949,93 en € 12.322,53 exclusief btw bedragen. Volgens [A] is over de totale verkoopprijs van het materiaal 21% btw berekend en is het totaalbedrag inclusief btw van de richtprijs van € 30.500,- afgehaald. Het restant van € 1.934,15 exclusief btw is op de factuur als configuratiekosten bij [gedaagde] in rekening gebracht.
4.5.
Uit de factuur en de toelichting die [A] daar tijdens de mondelinge behandeling op heeft gegeven, maakt de kantonrechter op dat de door [eiseres] gevorderde hoofdsom van € 7.972,27 bestaat uit € 1.934,15 exclusief btw voor de configuratie, € 4.654,50 exclusief btw aan materiaalkosten en 21% btw over deze bedragen. Derhalve zal hierna worden beoordeeld of [gedaagde] deze bedragen is verschuldigd.
[gedaagde] is € 780,11 inclusief btw aan configuratiekosten aan [eiseres] verschuldigd
4.6.
[gedaagde] betwist dat hij de configuratiekosten van € 1.934,15 exclusief btw aan [eiseres] verschuldigd is. Volgens [gedaagde] blijkt uit de e-mail van 26 september 2019 dat [eiseres] het systeem voor de richtprijs van € 30.500,- volledig zou configureren en dat is niet gebeurd, omdat [eiseres] daartoe bij gebrek aan specialistische kennis niet in staat was. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] verklaard dat er vier of vijf monteurs van [eiseres] langs zijn gekomen, dat deze monteurs lang bezig zijn geweest en dat [gedaagde] uiteindelijk alleen de lichten kon bedienen. Volgens [gedaagde] heeft hij het vertrouwen in [eiseres] verloren en heeft hij het systeem na de e-mailcorrespondentie van 7 januari 2022 en 18 januari 2022 verder zelf geconfigureerd.
4.7.
[eiseres] stelt daartegenover dat bij de richtprijs van € 30.500,- inclusief btw geen volledige configuratie maar slechts een stelpost van € 1.934,15 exclusief btw voor enig inregelwerk zat inbegrepen. Volgens [eiseres] zouden de configuratiewerkzaamheden op basis van regie afgerekend worden. [eiseres] stelt dat zij configuratiewerkzaamheden voor [gedaagde] heeft verricht, maar dat zij destijds geen mensen in dienst had die het systeem goed konden configureren. Volgens [eiseres] zou zij na de factuur van 27 oktober 2021, als onderdeel van de overeengekomen richtprijs van € 30.500,- inclusief btw, zelf nog zestien uur aan inregelwerkzaamheden verrichten en zou zij daarnaast voor haar rekening een specialist voor [gedaagde] inschakelen voor zes uur.
4.8.
Om te beoordelen of [gedaagde] configuratiekosten aan [eiseres] verschuldigd is, dient eerst vastgesteld te worden wat partijen over de door [eiseres] uit te voeren configuratiewerkzaamheden zijn overeengekomen. Gelet op de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] lag het op de weg van [eiseres] om voldoende feiten en omstandigheden aan te dragen waaruit blijkt dat in de overeengekomen richtprijs van € 30.500,- inclusief btw slechts een stelpost voor enig inregelwerk van configuratiewerkzaamheden zat inbegrepen en dat de configuratiewerkzaamheden op basis van regie bij [gedaagde] in rekening gebracht zouden worden. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiseres] haar stellingen onvoldoende onderbouwd. Uit de e-mail van 26 september 2019 blijkt dat de richtprijs van € 30.500,- inclusief btw bestaat uit de kosten voor het materiaal en de configuratie (“
Dit zijn de materiaal en configuratie kosten Incl btw”). Als het volgens [eiseres] niet de bedoeling was dat bij de richtprijs volledige configuratie zat inbegrepen, had zij dit in deze e-mail duidelijk moeten maken. [eiseres] had dan moeten aangeven dat de configuratiewerkzaamheden uiteindelijk op basis van regie afgerekend zouden worden en welk uurtarief daarbij gehanteerd zou worden. Omdat [eiseres] hierover niets heeft vermeld, valt uit het aanbod in de e-mail van 26 september 2019 niets anders op te maken dan dat volledige configuratie bij de gegeven richtprijs inbegrepen zat. [eiseres] heeft verder geen stukken ingediend waaruit iets anders kan worden afgeleid. [eiseres] heeft de configuratiekosten eerst achteraf – namelijk bij de factuur van 27 oktober 2021 – vastgesteld op € 1.934,15 exclusief btw. Op grond van het voorgaande moet ervan uit worden gegaan dat [eiseres] het systeem voor het bedrag van € 30.500,- inclusief btw volledig zou configureren.
4.9.
Uit de e-mail van 26 september 2019 blijkt dat volledige configuratie inhield dat [gedaagde] met het systeem de verlichting, de verwarming en de zonwering zou kunnen bedienen. Partijen zijn het erover eens dat dit resultaat niet door [eiseres] is bereikt. Volgens [gedaagde] kon hij na de door [eiseres] uitgevoerde configuratiewerkzaamheden slechts de lichten bedienen. Dit blijkt ook uit de e-mail van 26 oktober 2021 (“
Momenteel is het alleen mogelijk om de verlichting via de wandbediening te dimmen.”) en dit is door [eiseres] niet weersproken. Dat [eiseres] het systeem niet volledig heeft geconfigureerd, betekent echter niet dat [gedaagde] niets voor de uitgevoerde configuratiewerkzaamheden hoeft te betalen. Uit de e-mail van 26 september 2019 en de stellingen van partijen heeft de kantonrechter opgemaakt dat de configuratiewerkzaamheden uit hoofde van een overeenkomst van opdracht zouden plaatsvinden. Artikel 7:411 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bepaalt dat de opdrachtnemer recht heeft op een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon als de overeenkomst eindigt voordat de opdracht is volbracht en de verschuldigdheid van het loon afhankelijk is van de volbrenging. Bij de bepaling van het naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon wordt onder meer rekening gehouden met de reeds door de opdrachtnemer verrichte werkzaamheden, het voordeel dat de opdrachtgever daarvan heeft en de grond waarop de overeenkomst is geëindigd. Op grond van artikel 7:411 lid 2 BW heeft de opdrachtnemer slechts recht op het volle loon als het einde van de overeenkomst aan de opdrachtgever is toe te rekenen en de betaling van het volle loon, gelet op alle omstandigheden van het geval, redelijk is.
4.10.
Uit de e-mail van 18 januari 2022 volgt dat [gedaagde] ervoor heeft gekozen om het systeem verder zelf te configureren. [eiseres] heeft dit niet betwist, zodat hiermee een voortijdig einde aan de overeenkomst is gekomen. Verder geldt dat de verschuldigdheid van de configuratiekosten volgens de overeenkomst afhankelijk is van de volbrenging van de werkzaamheden. Er is immers sprake van een totale richtprijs waarbij volledige configuratie is inbegrepen. Daarmee is voldaan aan de vereisten van artikel 7:411 BW, zodat [eiseres] in ieder geval recht heeft op een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon. [eiseres] heeft alleen recht op het volle loon (in dit geval € 1.934,15 exclusief btw) als het voortijdige einde van de overeenkomst aan [gedaagde] is toe te rekenen en betaling van het volle loon redelijk is. Volgens [eiseres] had zij voor de uitvoering van de configuratiewerkzaamheden niet de benodigde kennis en wilde zij daarom een specialist voor [gedaagde] inschakelen. Uiteindelijk heeft [gedaagde] ervoor gekozen om de verdere configuratie zelf te verzorgen. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat [eiseres] al veel uren aan het configureren had besteed, dat de configuratie desondanks niet wilde lukken en dat hij op een gegeven moment zijn vertrouwen in [eiseres] verloren had. Onder de hiervoor aangehaalde omstandigheden is het einde van de overeenkomst van opdracht aan [eiseres] en niet aan [gedaagde] toe te rekenen. Dat heeft tot gevolg dat [eiseres] geen recht heeft op het volle loon, maar slechts op een deel daarvan. Bij de bepaling van het naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon houdt de kantonrechter rekening met de hiervoor genoemde omstandigheden. Verder weegt de kantonrechter mee dat [gedaagde] door de door [eiseres] uitgevoerde configuratiewerkzaamheden uiteindelijk de verlichting in ieder geval via het wandpaneel kon bedienen, zodat [gedaagde] van die werkzaamheden voordeel heeft genoten. Daar staat tegenover dat [gedaagde] de configuratie voor de verwarming en de zonwering volledig zelf heeft moeten uitvoeren. Alles afwegende stelt de kantonrechter het door [gedaagde] aan [eiseres] verschuldigde loon voor de configuratiewerkzaamheden vast op € 644,72 exclusief btw, zijnde een derde deel van het volle loon van € 1.934,15 exclusief btw. Omdat [gedaagde] niet heeft weersproken dat hij 21% btw over de configuratiekosten verschuldigd is, zal een bedrag van € 780,11 inclusief btw worden toegewezen. [gedaagde] moet dit bedrag aan [eiseres] betalen.
[gedaagde] is de materiaalkosten van € 4.654,50 niet aan [eiseres] verschuldigd
4.11.
Volgens [eiseres] is zij met [gedaagde] overeengekomen dat zij de inkoopkosten van het materiaal met een verhoging van 20% bij [gedaagde] in rekening zou brengen. [eiseres] stelt dat [gedaagde] alleen de inkoopkosten zonder de verhoging aan haar heeft betaald, zodat [gedaagde] nog € 4.654,50 exclusief btw aan haar verschuldigd is. [gedaagde] betwist dat hij met [eiseres] heeft afgesproken dat [eiseres] de inkoopkosten met 20% zou verhogen en dat dit bij [gedaagde] in rekening zou worden gebracht.
4.12.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiseres] onvoldoende onderbouwd dat zij de verhoging van 20% bij [gedaagde] in rekening mocht brengen. Uit de e-mail van 26 september 2019 blijkt niet dat partijen hierover afspraken hebben gemaakt. In deze email blijft zelfs onduidelijk wat de kosten zijn voor de configuratie en wat de verkoopprijs is van de geleverde materialen. [eiseres] heeft in deze e-mail immers een totaalbedrag als richtprijs gegeven, zonder verdere specificatie van de afzonderlijke kosten. Die specificatie geeft [eiseres] pas achteraf bij de factuur van 27 oktober 2021. Die eenzijdig door [eiseres] opgestelde factuur biedt dan ook onvoldoende grondslag voor de stelling dat [gedaagde] over de inkoopkosten van het materiaal een verhoging van 20% aan [eiseres] verschuldigd is. [eiseres] heeft geen andere stukken ingediend waaruit de door haar gestelde afspraak blijkt, zodat deze afspraak niet is komen vast te staan. Dit betekent dat [gedaagde] slechts de inkoopkosten van het materiaal aan [eiseres] verschuldigd is. Uit de factuur van 27 oktober 2021 blijkt dat deze inkoopkosten € 22.527,73 inclusief btw (€ 18.617,96 exclusief 21% btw) bedragen. [gedaagde] heeft dit bedrag met de betalingen van € 15.000,- in november 2021 en € 7.527,73 op 26 januari 2022 volledig voldaan. De gevorderde materiaalkosten van € 4.654,50 exclusief btw zullen dan ook worden afgewezen.
Wettelijke rente
4.13.
[eiseres] vordert de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW. [gedaagde] is de wettelijke rente verschuldigd over de periode waarin hij met betaling van de verschuldigde configuratiekosten van € 780,11 inclusief btw in verzuim is. Volgens [eiseres] is [gedaagde] in verzuim geraakt doordat hij de factuur niet vóór de vervaldatum heeft betaald. De kantonrechter begrijpt hieruit dat [eiseres] zich beroept op artikel 6:83 aanhef en onder a BW. Op grond van dit wetsartikel treedt het verzuim (in beginsel) zonder ingebrekestelling in als sprake is van een fatale termijn. Een uiterste betaaldatum op een factuur is op zichzelf geen fatale termijn in de zin van artikel 6:83 aanhef en onder a BW, omdat deze termijn eenzijdig is vastgesteld. Dat betekent dat [gedaagde] niet van rechtswege in verzuim is geraakt. [eiseres] heeft [gedaagde] in de aanmaning van 31 januari 2022 gesommeerd om het op dat moment volgens [eiseres] openstaande bedrag met wettelijke rente binnen veertien dagen te betalen. [gedaagde] is toen niet tot betaling van de verschuldigde configuratiekosten van € 780,11 inclusief btw overgegaan, zodat hij vanaf 15 februari 2022 in verzuim is geraakt. De wettelijke rente zal vanaf die dag worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.14.
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. [eiseres] heeft [gedaagde] op 1 maart 2022 een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Conform het in het Besluit bepaalde tarief zal een bedrag van € 117,02 aan buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
in reconventie
Geen belang bij vordering tot herstel
4.15.
[gedaagde] vordert dat [eiseres] voor haar rekening opdracht geeft aan haar leverancier om het gebrek in de warmtepompinstallatie te herstellen. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [eiseres] het gebrek inmiddels zelf heeft verholpen. De vordering van [gedaagde] zal dan ook bij gebrek aan belang worden afgewezen (artikel 3:303 BW).
[gedaagde] kan geen aanspraak maken op schadevergoeding
4.16.
[gedaagde] vordert dat [eiseres] aan hem een schadevergoeding moet betalen, omdat hij maandenlang geen warm water heeft gehad. Deze vordering is niet toewijsbaar. [gedaagde] kan alleen aanspraak maken op vergoeding van schade die hij zelf heeft geleden. Uit de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie volgt dat het gebrek in de warmtepompinstallatie zich alleen vertoonde in het deel van de woning waar de schoonouders van [gedaagde] wonen. Gelet op deze toelichting is niet komen vast te staan dat bij [gedaagde] sprake was van gederfd woongenot. [gedaagde] heeft verder geen andere feiten en omstandigheden aangedragen waaruit volgt dat hij door het gebrek aan de warmtepompinstallatie zelf materiële of immateriële schade zou hebben geleden. Daarmee heeft [gedaagde] niet aan zijn stelplicht voldaan. De gevorderde schadevergoeding zal dan ook worden afgewezen. Het verweer van [eiseres] kan verder onbesproken blijven.
in conventie en in reconventie
Proceskosten
4.17.
Partijen zijn in conventie en in reconventie over en weer in het (on)gelijk gesteld. De kantonrechter ziet daarin aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin dat beide partijen hun eigen kosten dragen. De door [eiseres] gevorderde nakosten zullen worden afgewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van:
I. € 780,11 inclusief btw aan configuratiekosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW hierover vanaf 15 februari 2022 tot de dag van volledige betaling;
II. € 117,02 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
5.5.
wijst de vorderingen af;
5.6.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Wegen en in het openbaar uitgesproken op
10 mei 2023.