4.3Het oordeel van de rechtbank
1. [slachtoffer 2] heeft volgens het
proces-verbaal van aangiftevan 19 april 2023 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik woon zelfstandig op de [adres] te [woonplaats] . Op 19 april 2023 kwam ik thuis. Ik zag toen dat mijn webcam camera eraf was getrokken. Vervolgens ben ik weer mijn woning uit gelopen en zag ik dat de bewoners van nummer [huisnummer] via de centrale portiekdeur binnen komen lopen. Ik sprak toen deze persoon gelijk aan en vroeg hem waarom hij mijn camera had gestolen. Ik stond toen in mijn deuropening met mijn voordeur open. Ik hoorde de man zeggen dat hij van niets wist. Ik zei toen tegen de man dat ik alles op beeld had staan en dat ik de beelden in de ochtend naar de woningbouw zou brengen. Toen ik dat gezegd had, sloeg hij mij gelijk tegen mijn gezicht. Toen de man mij sloeg, stond hij dicht tegenover mij. Ik schat zo’n 20 centimeter van mij af. Ik zag de slag niet aankomen omdat de man zo dicht op mij stond. Het ging zo snel dat ik geen tijd had om mijzelf te verdedigen. Ik zag vanuit het niets dat deze man mij vermoedelijk met zijn rechterhand/vuist mij op mijn linker slaap sloeg. Ik voelde plots een hevige pijn, duizeligheid, een piep in mijn beide oren en kon met mijn linkeroog niets meer zien. Door de harde klap werd ik uit evenwicht gebracht en was ik gedesoriënteerd. Ik voelde en zag dat ik uit een wond bloedde ter hoogte van mijn linker slaap.
2. Verdachte heeft
ter terechtzittingvan 8 december 2023 verklaard:
Het klopt dat ik aangeefster op 19 april 2023 in Almere in haar gezicht heb gestompt.
Vrijspraak van de primair ten laste gelegde moord
De rechtbank is van oordeel dat niet vastgesteld kan worden dat verdachte met voorbedachten rade, dat wil zeggen na kalm beraad en rustig overleg, heeft geprobeerd het slachtoffer van het leven te beroven. Verdachte verklaart dat hij zijn wapen heeft getrokken met enkel de bedoeling om het slachtoffer bang te maken. Het tegendeel, namelijk dat verdachte een vooropgezet plan en de intentie had om het slachtoffer van het leven te beroven, blijkt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende. De uiterlijke verschijningsvorm van de handelingen die verdachte heeft verricht, wijst daar ook niet op. De primair ten laste gelegde moord is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelenten aanzien van de eveneens primair (impliciet) ten laste gelegde poging doodslag
1. [slachtoffer 1] heeft volgens het
proces-verbaal van aangiftevan 14 mei 2023 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
A: Ik zag [verdachte][de rechtbank begrijpt: verdachte]
bij de deur en ik hoorde hem zeggen: ‘Kom dan!’.
V: Waarom ging u naar buiten?
A: Ik weet dat wij naar buiten liepen en toen ging het heel snel. Ik weet alleen dat ik de knal hoorde.
V: Heeft daarvoor nog wat plaatsgevonden?
A: Vanaf het moment dat ik het pistool zag wist ik het niet meer.
V: Waar haalde hij het wapen vandaan?
A: Dat weet ik niet. Ik weet dat hij het wapen had en een klein kaliber. Ik het last van mijn oor, hij zit ook dicht. Daarna ben ik ook in mijn schouder geschoten.
V: Heb je geprobeerd om het wapen te pakken?
A: Op het moment dat er geschoten was, weet ik niet meer wat er daarna gebeurd is. Ik weet niet precies hoe het gegaan is. Het was in ieder geval heel dicht bij mijn gezicht. De tweede... Ik weet het niet.
V: Wat hebben de artsen in het ziekenhuis verteld?
A: Ze hebben mij antibiotica gegeven en laten de kogel zitten. Ze zeiden tegen mij dat als ze de kogel weg zouden halen dat het nu te veel schade zou geven. De kogel zit in mijn linker schouder. Mijn oor moet ik afwachten. Er zit waasgehoor in en dat moet slijten. Het is langs mijn gezicht gegaan. Ik zeg het je, toen ik het pistool zag, ben ik zo dicht mogelijk gegaan. Als ik een stap naar achter had gedaan had hij mij misschien in mijn borst geraakt of gezicht.
V: Hoe vaak heeft hij geschoten?
A: Twee keer.
2. J. Overkamp, forensisch arts FMG, verbonden aan GGD Flevoland heeft op 14 juni 2023 in
een letselrapportageover [slachtoffer 1] – zakelijk weergegeven – geschreven:
Klachten
Gemelde behandeling/toelichting:
Onderzocht in AMC. Beeldvorming gedaan. Men wilde de kogel niet eruit halen omdat de kogel in een spier zit. Schade zou te groot zijn als men de kogel operatief zou verwijderen.
Gemelde klachten
Nog last van linker schouder. Kogel zit er nog in. Ik ben negatief en gespannen geworden. Herken m’n PTSS-verleden.
Ernst & Prognose
-
schatting duur verdere genezing zichtbare letsel: 4 weken;
-
schatting duur verdere genezing overige letsels: 4 weken.
3. Verbalisant B. Reijenga heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 23 mei 2023 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 14 mei 2023 kwam bij de politie de melding dat er tweemaal geschoten zou zijn buiten het café [café] , gelegen aan de [adres] te [woonplaats] . Naar aanleiding van dit incident zijn de camerabeelden opgevraagd van de beveiligingscamera’s van café [café] . Deze camerabeelden heb ik bekeken. Ik heb het volgende gezien op deze camerabeelden:
- 14-05-2023 00:32:38 uurIk zie dat persoon 2, de verdachte, persoon 3 en het slachtoffer het café uitkomen lopen. Ik zie dat de verdachte het café uitloopt. Ik zie dat het slachtoffer achter hem aankomt. Ik zie dat het slachtoffer wordt tegengehouden door persoon 3.Ik zie dat de verdachte een donkergrijze revolver met zijn rechterhand onder zijn jas vandaan haalt. Ik zie dat de verdachte deze revolver omhooghoudt en richt op het hoofd van het slachtoffer
- 14-05-2023 00:32:40 uurIk zie dat de verdachte een revolver in zijn rechterhand heeft. Ik zie dat de verdachte deze revolver omhoog houdt en richt op het slachtoffer.
- 14-05-2023 00:32:41 uurIk zie dat het slachtoffer de verdachte het terras afduwt. Ik zie dat het slachtoffer de verdachte meerdere klappen geeft met zijn rechtervuist. Ik zie dat de verdachte een revolver in zijn rechterhand heeft. Ik zie dat de verdachte deze revolver omhoog houdt en richt op het hoofd van het slachtoffer. Ik zie dat er een lichtflits en rook uit de loop van de revolver komt. Ik zie dat de rook langs de linkerkant van het hoofd van het slachtoffer gaat. Ik zie dat persoon 2 met zijn hoofd een beweging maakt alsof hij iets ontwijkt.
- 14-05-2023 00:32:42 uurIk zie dat het slachtoffer de verdachte van het terras afduwt en een klap geeft in zijn gezicht. Ik zie dat de verdachte een voorwerp, wat lijkt op een revolver, vastheeft in zijn rechterhand. Ik zie dat de verdachte dit voorwerp richt op het hoofd van de het slachtoffer.
- 14-05-2023 00:32:46 uurIk zie dat de verdachte het plein [plein] op rent. Ik zie dat het slachtoffer achter de verdachte aan rent. Ik zie dat de verdachte en het slachtoffer elkaar meerdere klappen geven. Ik zie dat de verdachte tijdens dit gevecht een voorwerp, dat lijkt op een revolver, vasthoudt in zijn rechterhand.
- 14-05-2023 00:32:54 uurIk zie dat persoon 2 en persoon 3 naar de verdachte en het slachtoffer lopen. Ik zie dat de verdachte en het slachtoffer na het gevecht tegenover elkaar staan op het plein [plein] . Ik zie dat de verdachte een voorwerp in zijn hand heeft wat lijkt op een revolver.
- 14-05-2023 00:32:55 uurIk zie dat de verdachte zijn rechterarm strekt richting het slachtoffer.
- 14-05-2023 00:32:57Ik zie dat het slachtoffer zich heel snel omdraait en een paar stapjes zet richting het café. Ik zie dat het slachtoffer met zijn rechterhand zijn linkerschouder vastpakt en terugloopt naar het café.
4. Verbalisant [verbalisant] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 16 mei 2023 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 14 mei 2023 kwam bij de politie de melding binnen dat er tweemaal geschoten zou zijn buiten bij Café [café] , gelegen aan de [adres] te [woonplaats] . Naar aanleiding van dit incident zijn de camerabeelden opgevraagd van camera 2006 van cameratoezicht van de gemeente Almere die gericht is op [plein] te [woonplaats] . Hierbij zijn de camerabeelden opgevraagd en bekeken van 14 mei 2023 00:30 uur tot en met 00:50 uur.
Ik zie dat de verdachte in zijn rechterhand een donkerkleurig vuurwapen gelijkend voorwerp heeft. Ik zie dat dit voorwerp gelijkend is op een revolver.
Ik zie dat de verdachte in zijn rechterhand het vuurwapen gelijkende voorwerp heeft. Ik zie dat hij deze richt in de richting van iets of iemand die zich buiten beeld van de camera bevindt. Dit is richting de plek waar het slachtoffer net uit beeld verdwenen is.
Ik zie dat er uit het vuurwapen gelijkende voorwerp van de verdachte een flits/vlam komt die mij ambtshalve doet denken aan het afschieten van een vuurwapen. Ik zie dat de verdachte hierbij nog steeds richt op iets buiten beeld, de plek waar het slachtoffer uit beeld is verdwenen.
5. Verdachte heeft
ter terechtzittingvan 8 december 2023 verklaard:
Het klopt dat ik op 14 mei 2023 in Almere twee keer met een vuurwapen heb geschoten. Het klopt ook dat ik [verdachte] wordt genoemd. De eerste keer ging het vuurwapen af toen aangever mij aanviel. De tweede keer heb ik bewust in de richting van aangever geschoten. Het was echter niet mijn bedoeling om aangever te raken.
Vastelling van de feiten
Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen gaat de rechtbank uit van na te noemen feiten en omstandigheden die zij heeft vastgesteld.
Verdachte en aangever zijn in de nacht van 14 mei 2023 bij café [café] in [woonplaats] met elkaar in aanraking gekomen. Verdachte is op dat moment buiten en aangever komt uit het café rennen en zoekt een fysieke confrontatie met hem. Verdachte en aangever komen op het terras met elkaar in gevecht en verdachte trekt vrijwel meteen een vuurwapen. Het vuurwapen gaat vervolgens af in de buurt van het gezicht van aangever. Het gevecht zet zich voort richting [plein] en 14 seconden latervolgt een tweede schot, waarbij verdachte aangever van een korte afstand in zijn schouder schiet.
Opzet op de dood
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte – al dan niet in voorwaardelijke vorm - opzet heeft gehad op de dood van aangever, waarmee sprake zou zijn van een poging tot doodslag. Dat sprake is geweest van volle opzet op de dood van aangever kan naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend worden bewezen. Wel is sprake geweest van voorwaardelijk opzet aan de kant van verdachte.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier primair ten laste gelegd de dood van aangever – is aanwezig indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden.
In het licht van het bovenstaand kader overweegt de rechtbank ten aanzien van het eerste schot het volgende. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij ‘een schot heeft gelost naast hem’. Op de beelden is te zien dat het vuurwapen wordt afgevuurd vlak bij het hoofd van aangever. Het met een geladen vuurwapen schieten vlakbij het hoofd van een (bewegend) slachtoffer levert een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel bij dat slachtoffer op. Er is dan immers een grote kans dat het hoofd, een bijzonder kwetsbare plek van het lichaam, wordt geraakt. Het nabij het hoofd van het slachtoffer schieten is ook naar zijn uiterlijke verschijningsvorm aan te merken als zozeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel, dat hieruit de bewuste aanvaarding van verdachte van die aanmerkelijke kans volgt. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat bij het eerste schot het vuurwapen ‘per ongeluk’ is afgegaan. Dit is strijdig met wat hij bij de politie heeft verklaard. Maar ook als hij het vuurwapen niet bewust heeft afgevuurd, heeft hij – door met een geladen vuurwapen bewegingen nabij het hoofd van het slachtoffer te maken – bewust de aanmerkelijk kans aanvaard dat het vuurwapen zou afgaan en het slachtoffer dodelijk zou treffen.
Ten aanzien van het tweede schot is de rechtbank eveneens van oordeel dat verdachte de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel bij het slachtoffer heeft aanvaard. Op de camerabeelden is te zien dat verdachte op een korte afstand van het slachtoffer staat als hij doelgericht zijn hand, waarmee hij het vuurwapen vasthoudt, opheft en op schouderhoogte in de richting van het slachtoffer schiet. Hiermee heeft verdachte een groot risico genomen op het toebrengen van dodelijk letsel bij de aangever. Ook hier is de geweldshandeling van verdachte, namelijk het van dichtbij met een geladen vuurwapen in de richting van het slachtoffer (op schouderhoogte) schieten, naar zijn uiterlijke verschijningsvorm aan te merken als zozeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel, dat hieruit de bewuste aanvaarding van verdachte van die aanmerkelijke kans op dodelijk letsel volgt.
Conclusie
De rechtbank acht, gelet op het vorenstaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot doodslag, zoals hieronder onder 5 omschreven.