ECLI:NL:RBMNE:2023:6973

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
22/1970
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beëindiging Ziektewetuitkering na eerstejaarsziektewetbeoordeling

In deze zaak gaat het om een beroep tegen de beëindiging van de Ziektewetuitkering van eiser na een eerstejaarsziektewetbeoordeling door het Uwv. Eiser, die na een bedrijfsongeval op 25 juni 2018 uitviel, ontving een Ziektewetuitkering die door het Uwv op 5 januari 2020 werd beëindigd. Eiser heeft meerdere keren bezwaar gemaakt en zich opnieuw ziekgemeld, maar het Uwv concludeerde dat hij geschikt was voor ten minste één van de functies die bij de toets verbetering belastbaarheid (TVB2) voor hem waren geselecteerd. De rechtbank oordeelt dat het Uwv op goede gronden heeft geoordeeld dat eiser geschikt is voor 'zijn arbeid', maar dat het beroep van eiser gegrond is omdat hij pas in beroep lichamelijk is onderzocht door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank laat echter de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand, omdat de beëindiging van de uitkering terecht is. De rechtbank veroordeelt het Uwv in de proceskosten van eiser en draagt het Uwv op om het griffierecht aan eiser te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1970
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 december 2023 op het beroep in de zaak tussen

[eiser] uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. G.A.H.M. Steenbakkers)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: S.N. Westmaas - Kanhai).

Inleiding

1. Eiser werkte bij [winkel] [locatie 1] – [locatie 2] als algemeen medewerker en chauffeur voor gemiddeld 37,93 uur per week. Na een bedrijfsongeval is eiser op 25 juni 2018 voor dit werk uitgevallen. Op 7 februari 2019 is eisers dienstverband geëindigd. Hij is door het Uwv in aanmerking gebracht voor een Ziektewetuitkering.
2. Een jaar (52 weken) na eisers eerste ziektedag, per 24 juni 2019, heeft het Uwv beoordeeld of eiser nog steeds voor een Ziektewetuitkering in aanmerking komt. Hiervoor moet vast komen staan dat eiser zijn eigen werk als algemeen medewerker en chauffeur niet kan doen, én dat hij met gangbare arbeid (functies) niet meer dan 65% kan verdienen van het inkomen dat hij had voordat hij ziek werd (zijn maatmaninkomen). Een verzekeringsarts van het Uwv heeft onderzoek gedaan naar de medische toestand van eiser op 24 juni 2019 en geconcludeerd dat eiser per die datum helemaal niet belastbaar is voor werk. Het Uwv heeft de Ziektewetuitkering van eiser daarom voortgezet.
3. Per 11 november 2019 heeft het Uwv een ‘toets verbetering belastbaarheid tweede ziektejaar’ (hierna: TVB2) uitgevoerd. Een verzekeringsarts en arbeidsdeskundige van het Uwv hebben opnieuw onderzoek gedaan naar de medische toestand van eiser. De verzekeringsarts heeft de klachten en aandoeningen van eiser vertaald naar arbeidsbeperkingen en die beperkingen opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 11 november 2019. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens geconcludeerd dat eiser door deze beperkingen per 11 november 2019 zijn eigen werk als algemeen medewerker en chauffeur niet kan doen, maar dat hij met gangbare arbeid (functies) wél meer dan 65% kan verdienen van zijn maatmaninkomen. Met het besluit van 4 december 2019 heeft het Uwv de Ziektewetuitkering van eiser daarom na een uitlooptermijn per 5 januari 2020 beëindigd. Eiser is daarna teruggevallen op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). In bezwaar is de beëindiging van eisers Ziektewetuitkering in stand gebleven.
4. Vanuit de WW heeft eiser zich op 15 mei 2020 en op 15 juni 2020 opnieuw ziekgemeld. Omdat eiser na zijn laatste ziekteperiode niet meer aan het werk is gegaan, tellen de functies die bij de TVB2 voor hem zijn geselecteerd elk afzonderlijk als ‘zijn arbeid’. Om voor een Ziektewetuitkering in aanmerking te komen moet dus vast komen staan dat eiser deze functies niet kan doen. Een verzekeringsarts van het Uwv heeft onderzoek gedaan naar de medische toestand van eiser op 15 mei 2020 en op 15 juni 2020, en heeft geconcludeerd dat eiser op allebei de data geschikt is voor tenminste één van de functies die bij de TVB2 voor hem waren geselecteerd. Het Uwv heeft eiser daarom geen Ziektewetuitkering toegekend.
5. Eiser heeft zich per 1 oktober 2020 opnieuw ziekgemeld. Volgens de verzekeringsarts van het Uwv is eiser echter ook per die datum nog steeds geschikt voor tenminste één van de bij de TBV2 voor hem geselecteerde functies. Het Uwv heeft eiser dus opnieuw geen Ziektewetuitkering toegekend, maar eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. In bezwaar heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep geoordeeld dat eiser toch géén van de bij de TBV2 voor hem geselecteerde functies kan doen. Met het besluit op bezwaar van 12 april 2020 heeft het Uwv eiser daarom na een wachttijd van dertien weken WW, per 21 december 2020 alsnog een Ziektewetuitkering toegekend.
6. In de tussentijd heeft eiser zich ook per 1 december 2020 nog ziekgemeld. Een verzekeringsarts van het Uwv heeft onderzoek gedaan naar de medische toestand van eiser en heeft geconcludeerd dat eiser ook per 1 december 2020 niet geschikt is voor de bij de TBV2 voor hem geselecteerde functies. Omdat eiser met het besluit op bezwaar van 12 april 2020 al een Ziektewetuitkering toegekend heeft gekregen per 21 december 2020, heeft het Uwv dat met het besluit van 10 maart 2021 in stand gelaten.
7. Een jaar (52 weken) na eisers nieuwe eerste ziektedag van 1 oktober 2020, dus per 30 september 2021, heeft het Uwv weer beoordeeld of eiser nog steeds voor een Ziektewetuitkering in aanmerking komt. Een verzekeringsarts van het Uwv heeft de medische toestand van eiser op 30 september 2021 bekeken en heeft de klachten en aandoeningen van eiser opnieuw vertaald naar arbeidsbeperkingen. De beperkingen zijn opgenomen in een nieuwe FML van 8 december 2021. Een arbeidsdeskundige van het Uwv heeft vervolgens geoordeeld dat eiser ondanks de beperkingen uit die FML, geschikt is voor één van de functies die bij de TBV2 voor hem waren geselecteerd, namelijk de functie van Receptionist (SBC-code: 315120). Met het besluit van 15 december 2021 (
het primaire besluit) heeft het Uwv de Ziektewetuitkering van eiser daarom na een uitlooptermijn, per 28 december 2021 beëindigd.
8. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. In bezwaar heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv heronderzoek gedaan, maar de beoordeling van de eerste verzekeringsarts bevestigd. Met het besluit op bezwaar van 6 april 2022 (
het bestreden besluit) heeft het Uwv de beëindiging van eisers Ziektewetuitkering per 28 december 2021 daarom in stand gelaten.
9. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift en een aanvullend rapport van zijn verzekeringsarts bezwaar en beroep van 30 mei 2022 ingediend. De zaak is op 16 december 2022 bij de rechtbank op een zitting behandeld. Eiser is verschenen, vergezeld door [A] en bijgestaan door zijn gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank het onderzoek in de zaak geschorst om eiser in de gelegenheid te stellen nadere medische informatie in te dienen.
10. Na de zitting van 16 december 2022 is het beoordelingskader dat van toepassing is op deze zaak gewijzigd. Met de uitspraak van 23 december 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) - kort gezegd bepaald dat onder ‘zijn arbeid’ zoals bedoeld in artikel 19 van de Ziektewet niet meer één van de bij de TBV2 geselecteerde functies valt, maar
tenminste drievan de bij de TBV2 geselecteerde functies. Het recht op een Ziektewetuitkering vervalt als de verzekerde met deze drie functies (gelet op de loonwaarden die deze functies ten tijde van de TBV2 vertegenwoordigden) ten minste 65% kan verdienen van het maatmaninkomen. [1]
11. Bij brief van 5 januari 2023 heeft eiser aanvullende medische stukken ingediend van zijn diëtiste, huisarts en handchirurg. Het Uwv heeft gereageerd met een aanvullend rapport van zijn verzekeringsarts bezwaar en beroep van 12 januari 2023. De rechtbank heeft het gewijzigde beoordelingskader bij brief van 16 maart 2023 aan het Uwv voorgehouden en het Uwv gevraagd of en zo ja, welke gevolgen dit heeft voor het bestreden besluit. Bij brief van 27 maart 2023 heeft het Uwv zich op het standpunt gesteld dat het gewijzigde beoordelingskader geen gevolgen heeft voor de beoordeling van eisers uitkeringsrecht in deze zaak, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de FML van 8 december 2021 in bezwaar niet heeft gewijzigd. Eiser heeft de rechtbank vervolgens verzocht om de zaak op een tweede zitting te behandelen.
12. De zaak is op 20 juli 2023 opnieuw bij de rechtbank op een zitting behandeld. Eiser is verschenen, vergezeld door [A] en bijgestaan door zijn gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Op de zitting is het Uwv teruggekomen op het standpunt dat het gewijzigde beoordelingskader geen gevolgen zou hebben voor de beoordeling van eisers uitkeringsrecht. Eisers beperkingen in de FML van 8 december 2021 zijn wél gewijzigd ten opzichte van de beperkingen die bij de TBV2 waren opgenomen in de FML van 11 november 2019 (de FML op basis waarvan de functies zijn geselecteerd die gelden als ‘zijn arbeid’). Het Uwv moet daarom nog onderzoeken of eiser gelet op zijn nieuwe beperkingen in de FML van 8 december 2021, nog steeds geschikt is voor tenminste drie van deze functies en of hij daarmee tenminste 65% van zijn maatmanloon kan verdienen. Het Uwv heeft de rechtbank verzocht om de zaak hiervoor opnieuw aan te houden. Eiser heeft ingestemd met aanhouding. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek in de zaak opnieuw geschorst. De rechtbank heeft eerst eiser in de gelegenheid gesteld om aanvullende beroepsgronden in te dienen, en daarna het Uwv om een nieuwe beoordeling te verrichten waarbij is afgesproken dat eiser door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zal worden gezien op een fysiek spreekuur.
13. Bij brief van 24 juli 2023 heeft eiser aanvullende beroepsgronden ingediend. Bij brief van 30 augustus 2023 heeft het Uwv zich op het standpunt gesteld dat eiser per 28 december 2021 geschikt is voor tenminste drie van de voor hem bij de TBV2 geselecteerde functies, namelijk de functie van Receptionist (SBC-code: 315120), de functie van Administratief ondersteunend medewerker (SBC-code: 315100) en de reservefunctie van Telefonisch verkoper (outbound) (SBC-code: 315173). Omdat eiser met de middelste functie, gelet op de loonwaarde die deze functie ten tijde van de TBV2 vertegenwoordigde, ten minste 65% kan verdienen van zijn maatmaninkomen is de Ziektewetuitkering van eiser volgens het Uwv terecht beëindigd. Het Uwv heeft hierbij een aanvullend rapport van zijn verzekeringsarts bezwaar en beroep van 25 augustus 2023 en van zijn arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 25 augustus 2023 meegestuurd. Eiser heeft bij brief van 25 september 2023 op de nieuwe beoordeling gereageerd en een brief van zijn huisarts van 25 september 2023 meegestuurd.
14. Met toestemming van partijen heeft de rechtbank het onderzoek in de zaak vervolgens op 13 november 2023 gesloten.

Overwegingen

15. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op medische rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel:
 op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
 geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
 voldoende begrijpelijk zijn.
De rapporten en besluiten zijn in beroep aanvechtbaar. Daarvoor moet eiser aanvoeren (en zo nodig aannemelijk maken) dat de rapporten niet aan deze drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat de rapporten niet aan de drie voorwaarden voldoen. Om voldoende aannemelijk te maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in beginsel informatie van een arts of een medisch behandelaar noodzakelijk. Dit betekent dat hoe eiser zich voelt zónder dat daar een medische onderbouwing voor is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.
Voldoet de medische beoordeling aan de voorwaarden?
16. Eiser voert aan dat het medisch onderzoek niet aan de voorwaarden voldoet, omdat het niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Eiser is in de bezwaarfase niet fysiek gezien en onderzocht door een verzekeringsarts terwijl hij daar wel meermalen telefonisch om heeft verzocht. De eerste verzekeringsarts heeft eiser alleen telefonisch gesproken en het onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft digitaal plaatsgevonden. Volgens eiser heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep hierdoor geen compleet beeld kunnen krijgen van zijn medische toestand.
17. De rechtbank stelt voorop dat als de medische beoordeling in bezwaar wordt betwist, een louter dossieronderzoek in de regel niet volstaat. Welke onderzoeksactiviteiten er in bezwaar moeten worden verricht hangt af van de medische situatie van de betrokkene, de bezwaargronden die zijn aangevoerd, en de vraag of er in de primaire fase sprake is van een gebrek dat moet worden hersteld. Het is vaste rechtspraak dat een spreekuurcontact ook per telefoon of digitaal (per video) kan. Daarbij geldt echter onverkort dat het onderzoek op een zorgvuldige manier tot stand moet komen. [2]
18. De rechtbank ziet dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de dossierstukken, waaronder de medische informatie van eisers huisarts en handchirurg, heeft bestudeerd. Zij heeft aanvullende informatie opgevraagd bij de huisarts van eiser, en de daarop ontvangen brieven van de plastisch chirurg en de radioloog kenbaar bij haar beoordeling betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiser op 28 februari 2022 gezien op een digitaal spreekuur via video. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep hier niet mee kon volstaan. Eiser stelt namelijk dat hij (pijn)klachten heeft aan zijn linkerhand, en ook aan de rechterkant van zijn lichaam (arm, schouder, gehele rechterzijde). De verzekeringsarts bezwaar en beroep had, voordat er een beslissing op eisers bezwaar werd genomen, op een fysiek spreekuur moeten onderzoeken of, en zo ja tot welke fysieke beperkingen dit zou leiden. Eiser heeft daar ook om gevraagd. In het bezwaarschrift staat weliswaar dat eiser een telefonische hoorzitting wil, maar op de zitting heeft de zus van eiser onbetwist gesteld dat zij meerdere malen met het Uwv heeft gebeld en heeft verzocht om eiser te zien op een fysiek spreekuur. Dit betekent dat het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat ten grondslag ligt aan het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. [3] Dit is een gebrek in het bestreden besluit. Het beroep is daarom gegrond.
19. In de beroepsfase heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiser wél lichamelijk onderzocht. Daarmee is het gebrek in het bestreden besluit hersteld. De rechtbank legt aan het eind van deze uitspraak uit welke gevolgen dit heeft.
Is de medische beoordeling juist?
20. Eiser voert aan dat de medische beoordeling onjuist is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de beperkingen die hij ondervindt van zijn handklachten onderschat. Eiser kampt met forse pijn aan zijn linkerhand en heeft daardoor klachten van overbelasting aan zijn rechterhand, -arm en -schouder. Hij is verdergaand beperkt in werken met toetsenbord en muis en in dragen tijdens werk dan nu in de FML is opgenomen. De in de FML opgenomen beperking in boven schouderhoogte actief zijn is ook niet verregaand genoeg en er had een beperking in tastzin moeten worden aangenomen. Ook zijn psychische klachten zijn onderschat. Door de pijn kampt eiser met depressieve klachten. Hij is hierdoor beperkt in zijn sociaal functioneren en bijvoorbeeld niet in staat om veelvuldig contact te hebben met mensen. Tot slot is er onvoldoende rekening gehouden met zijn ernstige ondergewicht. Eiser heeft hierdoor zeer weinig energie en slaapt slecht. Hiervoor had de verzekeringsarts bezwaar en beroep een urenbeperking op energetische en preventieve gronden moeten aannemen.
21. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Uit de rapporten blijkt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij eiser per 28 december 2021 (de datum waar het in deze zaak om gaat) is uitgegaan van persisterende pijnklachten aan de linkerhand na twee operaties, pijnklachten in de rechterhand, -arm, -schouder en in de nek zonder specifieke medische oorzaak, klachten van vermoeidheid en stress als gevolg van de lichamelijke klachten, misselijkheid en braken bij gebruik van Tramadol en een te laag gewicht. Dit komt overeen met de medische informatie van eisers behandelaars uit het dossier.
22. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geen aanleiding gezien voor meer en verdergaande lichamelijke beperkingen dan in de FML zijn opgenomen, omdat de ernstige en uitgebreide belemmeringen zoals eiser die links ervaart, niet in dezelfde mate kunnen worden teruggevoerd op een onderliggende (geobjectiveerde) medische oorzaak. De lokalisatie van de pijn en de functieafwijkingen links zijn niet consistent met lokalisatie en aard van de aanwezige medische problematiek. De pijn zoals eiser die ervaart is dus voor een deel niet medisch verklaarbaar. Voor de klachten die eiser heeft van zijn rechterhand, -arm, -schouder en de pijnscheuten in zijn nek ziet de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook geen aanleiding voor verdergaande beperkingen, omdat er rechts helemaal geen afwijkingen zijn geconstateerd. De beperkingen in de FML zoals kracht zetten en repeterende hand- en vingerbewegingen (waaronder werken met toetsenbord en muis) betreffen voornamelijk links. Omdat eiser zijn linkerarm nauwelijks gebruikt, kunnen de klachten die hij rechts ervaart het gevolg zijn van overbelasting. Ondanks het ontbreken van een medisch substraat, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiser daarom ook rechts (wel in mindere mate dan links) beperkt geacht voor zware dynamische en statische armbelasting. Er zijn geen psychische beperkingen aangenomen voor eiser, omdat deze klachten niet terugkomen in de medische informatie en de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij eigen onderzoek van eiser geen psychische afwijkingen heeft geconstateerd. Voor zijn medicatiegebruik is eiser beperkt geacht voor beroepsmatig autorijden.
23. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiser vanwege zijn ondergewicht en tengere postuur in de FML beperkt geacht voor zwaar fysiek werk. Volgens haar is een urenbeperking niet geïndiceerd zolang het werk in overeenstemming is met de beperkingen van eiser uit de FML. Voor een preventieve urenbeperking bestaat in geval van eiser geen aanleiding omdat geen sprake is van een aandoening waardoor een objectief medische- dagelijkse herstelperiode nodig is om gezondheidsschade te voorkomen. Ook is geen sprake van een ernstige stoornis die gepaard gaat met een afgenomen energetisch vermogen, zoals een ernstige hart- of longaandoening of een ernstige depressieve stoornis. Nu eiser ook geen behandeling volgt die één of meer dagdelen in beslag neemt, is er op grond van verminderde beschikbaarheid evenmin een urenbeperking aan de orde. De rechtbank overweegt dat er pas aanleiding is voor een urenbeperking, als met het stellen van beperkingen op andere onderdelen in de FML onvoldoende aan de medisch geobjectiveerde problemen van eiser tegemoet kan worden gekomen. In dit geval heeft verzekeringsarts bezwaar en beroep op inzichtelijke wijze uiteengezet dat geen van de indicaties voor een urenbeperking (preventief, energetisch en verminderde beschikbaarheid) aan de orde zijn.
24. In wat eiser in beroep heeft aangevoerd, heeft de rechtbank geen nieuwe, objectief medische aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat eisers (duur)belastbaarheid per 28 december 2021 is overschat. Dat eiser zelf ervaart dat hij meer beperkt is, is tegenover het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende (zie overweging 15). De ervaren klachten en beperkingen moeten ook blijken uit medische informatie van een arts of medisch behandelaar.
25. Gelet op het voorgaande is de rechtbank in wat eiser naar voren heeft gebracht niet gebleken dat de medische beoordeling onjuist zou zijn. De beroepsgrond slaagt niet.
Is het arbeidskundig onderzoek juist?
26. Eiser voert aan dat hij alle drie de functies niet kan doen, vanwege zijn beperkte energie. De functies overschrijden eisers maximale duurbelastbaarheid op een werkdag.
27. Uit wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen volgt dat ervan uit moet worden gegaan dat de beperkingen die in de FML van 8 december 2021 zijn opgenomen voor eiser, juist zijn. Eiser is hierin niet beperkt geacht in zijn duurbelastbaarheid, zodat de functies om die reden ook niet ongeschikt kunnen zijn voor eiser.
28. Eiser voert verder aan de functie van Administratief ondersteunend medewerker (SBCcode: 315100) ongeschikt is, omdat daarin zijn belastbaarheid in werken met toetsenbord en muis, het maken van schroefbewegingen, tillen en dragen tijdens werk (eiser kan zowel met links als met rechts geen ordner van 3kg dragen), en boven schouderhoogte actief zijn (eiser kan geen spullen van een hoge plank pakken of daarop leggen) wordt overschreden. Verder vereist de functie dat eiser kan schakelen tussen verschillende werkzaamheden en in staat is tot veelvuldig contact met klanten die ook agressief kunnen zijn, terwijl eiser daar psychisch niet toe in staat is.
29. Uit het rapport van de arbeidsdeskundige blijkt dat de functie eisers belastbaarheid zoals opgenomen in de FML niet overschrijdt. Eiser is in de FML licht beperkt geacht voor werken met toetsenbord en muis. Hij wordt in staat geacht om zo nodig gedurende een beperkt deel van de werkdag (ongeveer 4 uur) met toetsenbord en muis werken. In de functie wordt dagelijks in totaal gedurende slechts ongeveer 2 uren gewerkt met toetsenbord en muis. Tijdens 4 uren 4 maal ongeveer 5 minuten achtereen bij administratieve handelingen, en tijdens 1 uur 1 maal ongeveer 30 minuten achtereen bij bijvoorbeeld het maken van een planning of het opstellen van een massabalans. De functie overschrijdt eisers belastbaarheid op dit punt dus niet. Het maken van schroefbewegingen komt in deze functie niet voor, zodat ook op dit punt geen sprake kan zijn van een overschrijding. In tillen en dragen tijdens werk is eiser in de FML beperkt geacht vanaf ongeveer 5 kg in de FML. In de functie wordt dagelijks tot maximaal 3 kg getild en gedragen, zodat ook hier geen sprake is van een overschrijding. Eiser is in de FML verder alleen links beperkt geacht in boven schouderhoogte actief zijn. Hij wordt in staat geacht om dit met links ongeveer 1 minuut aaneen te doen. Met rechts is normaal mogelijk. In de functie wordt dagelijks in totaal ongeveer 1 uur boven schouderhoogte gewerkt, namelijk tijdens 4 uren 10 maal ongeveer 1 minuut achtereen bij het wegleggen van bonnen of iets pakken uit een hogere kast. In feite nemen deze handelingen slechts enkele seconden in beslag. De functie overschrijdt eisers belastbaarheid op dit punt niet. Omdat er voor eiser in de FML tot slot geen psychische beperkingen zijn opgenomen, wordt eiser in staat geacht tot klantcontact en het schakelen tussen werkzaamheden en overschrijdt de functie zijn belastbaarheid op deze punten evenmin.
30. Eiser voert aan dat de functie van Telefonisch verkoper (outbound) (SBCcode: 315173) ongeschikt is, omdat ook daarin zijn belastbaarheid in werken met toetsenbord en muis en het maken van schroefbewegingen wordt overschreden. De functie vereist langdurig werken met toetsenbord en muis, terwijl eiser volgens de FML niet in staat is om langdurig aaneengesloten repetitieve hand- en vingerbewegingen te maken. Verder vereist de functie het voeren van acquisitiegesprekken met zo’n zestig mensen per dag, terwijl eiser daar psychisch niet toe in staat is.
31. Uit het rapport van de arbeidsdeskundige blijkt dat deze functie eisers belastbaarheid zoals opgenomen in de FML evenmin overschrijdt. Naast de beperking voor werken met toetsenbord en muis, is in de FML ook opgenomen dat eiser niet langdurig aaneengesloten repetitieve hand- en vingerbewegingen kan maken. In de functie wordt dagelijks in totaal gedurende ongeveer 4 uren gewerkt met toetsenbord en muis, namelijk tijdens 7,75 uren 30 maal ongeveer 1 minuut achtereen bij het maken van berekeningen en het invoeren van gegevens in de computer. Omdat deze handelingen steeds in maximaal 1 minuut achtereen verricht worden, is geen sprake van langdurig aaneengesloten repetitieve hand- en vingerbewegingen. De functie overschrijdt eisers belastbaarheid op dit punt dus niet. Tot slot geldt ook hier dat er voor eiser in de FML geen psychische beperkingen zijn opgenomen, zodat eiser in staat wordt geacht tot de gemiddeld 60 telefonische contacten per dienst die de functie vereist.
32. Gelet op het voorgaande is de rechtbank in wat eiser naar voren heeft gebracht niet gebleken dat de arbeidskundige beoordeling onjuist zou zijn. De beroepsgrond slaagt niet.
Deskundige
33. Eiser heeft de rechtbank verzocht om een externe verzekeringsarts en arbeidsdeskundige te benoemen als deskundigen die onafhankelijk onderzoek kunnen doen naar zijn belastbaarheid op 28 december 2021. Eiser wil graag dat een onafhankelijke arts kijkt naar de beperkingen die hij ondervindt van zijn handklachten en kan zo’n onderzoek zelf niet bekostigen.
34. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het inschakelen van deskundigen in de zaak, omdat zij niet twijfelt aan de beoordeling van het Uwv. Zoals hiervoor is overwogen vindt de rechtbank dat de beoordeling voldoet aan de drie voorwaarden en twijfelt zij ook niet aan de juistheid ervan. De rechtbank ziet verder niet dat eiser belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van zijn beroep, zodat ook daarin geen reden bestaat voor het benoemen van een deskundige. Eiser heeft zijn beroep gemotiveerd en onderbouwd met medische stukken die naar hun aard geschikt zijn om twijfel te zaaien over de beoordeling. Daarbij ziet de rechtbank niet dat er informatie over eisers medische toestand, waaronder zijn handklachten, ontbreekt in het dossier. Het verzoek om deskundigen in te schakelen wordt daarom afgewezen.
Conclusie
35. Het beroep is gegrond, omdat eiser in de bezwaarfase ten onrechte niet lichamelijk is onderzocht op een fysiek spreekuur. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. In de beroepsfase is eiser wél lichamelijk onderzocht en is dit gebrek in het bestreden besluit hersteld. Omdat de overige beroepsgronden van eiser niet slagen, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Dat betekent dat eiser nog steeds geen recht heeft op een Ziektewetuitkering. Het Uwv heeft immers op goede gronden geconcludeerd dat eiser per 28 december 2021 geschikt kan worden geacht voor zijn ‘eigen arbeid’, te weten tenminste drie van de bij de TBV2 voor eiser geduide functies. Het Uwv heeft de beëindiging van eisers Ziektewetuitkering per die datum daarom terecht in stand gelaten met het bestreden besluit.
36. Omdat het beroep gegrond is veroordeelt de rechtbank het Uwv in de proceskosten van eiser in beroep. De kosten voor de beroepsmatige rechtsbijstand van eisers gemachtigde stelt de rechtbank vast op € 2.511, (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de eerste zitting, en 1 punt voor het verschijnen op de tweede zitting, met een waarde per punt van € 837,, onder een wegingsfactor 1). Deze tarieven staan in het Besluit proceskosten bestuursrecht. Eiser heeft verder verzocht om een vergoeding van zijn eigen reiskosten met de bus van zijn huisadres naar de rechtbank van € 11,67 voor de eerste zitting en € 15,17 voor de tweede zitting. Deze kosten kent de rechtbank toe. Dat betekent dat de rechtbank het Uwv veroordeelt in de proceskosten van eiser tot een bedrag van in totaal € 2.537,84.
37. De rechtbank draagt het Uwv tot slot op om het door eiser betaalde griffierecht van € 50, aan eiser te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.537,84;
  • draagt het Uwv op om het door eiser betaalde griffierecht van € 50, aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van mr. N.K. Boer – de Bruin, griffier. De beslissing is op 27 december 2023 in het openbaar uitgesproken.
(de rechter is verhinderd om
de uitspraak te onderteken)
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag waarop de uitspraak is verzonden hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.

Voetnoten

2.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 18 januari 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:99.
3.Dit is in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht.