ECLI:NL:RBMNE:2023:697

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
16/033894-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanranding met dwang en de beoordeling van bewijs in een strafzaak

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 20 februari 2023, is verdachte beschuldigd van aanranding van aangeefster op 7 september 2021 in Utrecht. De rechtbank heeft het vonnis uitgesproken na een terechtzitting op 6 februari 2023, waar de officier van justitie, mr. S. Bekker, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. C.B. Stenger, hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat de dagvaarding geldig is. De tenlastelegging houdt in dat verdachte aangeefster heeft aangerand door haar borsten, billen en vagina te betasten, ondanks haar duidelijke uitingen dat zij dit niet wilde.

De rechtbank heeft de bewijsvoering zorgvuldig gewogen, waarbij de verklaringen van zowel de aangeefster als de verdachte zijn meegenomen. De rechtbank oordeelt dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de aanranding. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar de rechtbank heeft de argumenten van de verdediging verworpen, onder andere omdat de verdachte in een opgenomen telefoongesprek de lezing van de aangeefster niet heeft weersproken.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de seksuele handelingen onder dwang hebben plaatsgevonden, omdat verdachte doorging met de handelingen ondanks de duidelijke signalen van de aangeefster dat zij dit niet wilde. De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, waarbij rekening is gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, en dat het taakstrafverbod niet van toepassing is, omdat het feit niet kan worden aangemerkt als een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/033894-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 februari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
(hierna: verdachte).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 februari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. S. Bekker en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.B. Stenger, advocaat te Schiphol, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 7 september 2021 in Utrecht [aangeefster] heeft aangerand door (onder meer) haar borsten, billen en vagina te betasten en daarbij voorbij is gegaan aan uitingen van het slachtoffer dat zij dat niet wilde.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De standpunten van de officier van justitie worden, voor zover van belang voor de beoordeling, besproken in paragraaf 4.3.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. Voor zover relevant voor de beoordeling worden de standpunten van de verdediging besproken in paragraaf 4.3.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten behoeve van de leesbaarheid van dit vonnis zijn de bewijsmiddelen opgenomen in bijlage II. [1] De rechtbank acht – gelet op de aangehaalde bewijsmiddelen – bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bewezenverklaarde (zie paragraaf 5). Hieronder zal de rechtbank waar nodig nader uitleggen waarom zij dat vindt en ingaan op de verweren van de verdediging, voor zover die niet al worden weerlegd door de bewijsmiddelen.
Uitsluiten van het proces-verbaal over een opgenomen telefoongesprek
Ter terechtzitting heeft de verdediging aangedragen dat het proces-verbaal over het opgenomen telefoongesprek tussen aangeefster en verdachte tot stand is gekomen op instructie van het Openbaar Ministerie. Mede gelet op het ontbreken van auditieve registraties van het informatieve gesprek en de aangifte, is de verdediging van oordeel dat er sprake is van een schending van de beginselen van een goede procesorde en het recht op een eerlijk proces. De consequentie die de verdediging daaraan verbindt is dat het proces-verbaal met daarin de woordelijke uitwerking van het opgenomen telefoongesprek moeten worden uitgesloten van het bewijs. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Uit het procesdossier blijkt dat aangeefster aan naasten heeft verteld wat haar is overkomen. Een vriendin van haar schoonmoeder heeft het advies gegeven om het telefoongesprek op te nemen. Volgens aangeefster is deze vriendin van beroep officier van justitie. Uit het hetgeen aangeefster daarover heeft verklaard blijkt geenszins dat deze officier van justitie op enige wijze initiërend of sturend heeft opgetreden met betrekking tot het voeren of het opnemen van het telefoongesprek. Daarnaast blijkt, uit navraag door de rechter-commissaris, dat deze officier van justitie niet werkzaam is (geweest) bij het parket Midden-Nederland. De rechtbank is van oordeel dat er onder deze omstandigheden geen sprake is van een schending van de beginselen van een goede procesorde of het recht op een eerlijk proces. Er is geen sprake geweest van oneigenlijke inmenging van door het Openbaar Ministerie. Het verweer van de verdediging wordt daarom verworpen.
Gedwongen met feitelijkheden
De verdediging heeft aangevoerd dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat de seksuele handelingen onvrijwillig hebben plaatsgevonden en dat verdachte aangeefster door feitelijkheden heeft gedwongen om seksuele handelingen te ondergaan.
Om tot een bewezenverklaring van aanranding te komen moet er – kort gezegd – voldoende wettig en overtuigend bewijs zijn van dwang. Er is sprake van dwang als de verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer seksuele handelingen tegen haar wil ondergaan heeft. Daarbij moet de dwang van dien aard zijn dat de ander zich naar redelijke verwachting niet tegen de seksuele handelingen heeft kunnen verzetten dan wel door toedoen van de verdachte in een zodanig bedreigende situatie is gebracht dat deze zich daaraan niet heeft kunnen onttrekken. De rechtbank ziet zich dan ook voor de vraag gesteld of de seksuele handelingen onder uitoefening van dwang hebben plaatsgevonden.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast. Nadat beiden in bed zijn gaan liggen, is verdachte tegen aangeefster aan gaan liggen, waardoor zij was gesitueerd tussen verdachte en de muur in. Vervolgens is verdachte begonnen met het strelen over de borsten, het likken van de tepels en het zoenen in de nek. Daarna is verdachte begonnen met het zoenen op de mond, waarna aangeefster terug is gaan zoenen. Over wat er daarna is gebeurd lopen de lezingen uiteen. Aangeefster heeft verklaard na het zoenen (wederom) verbaal te hebben geuit dat ze het niet wilde, waarna verdachte meermalen haar sport-bh omhoog trok en aangeefster deze telkens weer naar beneden trok. Volgens aangeefster heeft verdachte vervolgens haar borsten, billen en vagina betast, waarna hij haar hand op zijn geslachtsdeel heeft gelegd. Daarna is verdachte op aangeefster gaan liggen terwijl hij zijn onderbroek had uitgetrokken.
In het vierentwintig minuten durende telefoongesprek, dat twee dagen later plaatsvindt tussen aangeefster en verdachte, wordt bovenstaande lezing door aangeefster voorgelegd aan verdachte. Verdachte heeft deze lezing in dit gesprek op geen enkel moment weersproken of afgezwakt. In tegenstelling, verdachte heeft in het telefoongesprek de lezing van aangeefster zelfs beaamd. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij dit (het beamen c.q. het niet weerspreken) gedaan heeft, omdat aangeefster zich in het gesprek boos opstelde. Door te beamen heeft verdachte de gemoederen willen bedaren en willen voorkomen dat aangeefster in haar boosheid de partner van verdachte zou inlichten over het tenlastegelegde. De rechtbank stelt vast dat uit het gesprek helemaal niet volgt dat aangeefster zich tijdens het gesprek boos heeft opgesteld. Uit het ter terechtzitting uitgeluisterde (begin)gedeelte van het telefoongesprek volgt juist dat de toon opmerkelijk kalm was en daarbij komt dat aangeefster niet aan het begin, maar pas aan het einde van het vierentwintig minuten durende gesprek heeft geopperd om de partner van verdachte in te lichten over het tenlastegelegde. Op dat moment had verdachte de tenlastegelegde handelingen al beaamd en aangegeven dat hij wel degelijk heeft gehoord dat aangeefster op meerdere momenten ‘nee’ zei. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van verdachte hierover niet aannemelijk en schuift deze als ongeloofwaardig terzijde.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank als volgt. Nadat aangeefster en verdachte in bed met elkaar hebben gezoend, heeft aangeefster tegen verdachte gezegd dat zij wilde dat het stopte en heeft ze ook fysiek geuit het niet te willen; immers heeft aangeefster telkens haar sport-bh naar beneden getrokken toen verdachte die omhoog schoof. Op dat moment moet het voor verdachte kenbaar zijn (geworden) dat de daarop volgende handelingen tegen de wil van aangeefster hebben plaatsgevonden. Verdachte is toch doorgegaan. Hij heeft haar sport-bh weer omhoog getrokken, is doorgegaan met betasten, heeft de hand van aangeefster op zijn geslachtsdeel gelegd, de vagina van aangeefster aangeraakt en zijn eigen broek uit getrokken waarna hij bovenop haar is gaan liggen. Mede gelet op de positie waarin aangeefster zich bevond (tussen de muur en verdachte) en de omschreven feitelijkheden in onderlinge samenhang bezien, heeft de rechtbank de overtuiging dat aangeefster de handelingen heeft moeten dulden, zich daar redelijkerwijs niet aan kon onttrekken en dat deze dus onder dwang zijn ondergaan. Aangeefster heeft zich op een later moment wel kunnen onttrekken doordat zij zich nog fermer is gaan verzetten, waarna verdachte de seksuele handelingen staakte. Dat laat echter onverlet dat dwang bewezen is voor de seksuele handelingen die dan al tegen haar kenbare wil hebben plaatsgevonden. De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen voor het tenlastegelegde.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 7 september 2021 te Utrecht, door een feitelijkheid, [aangeefster] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, immers heeft verdachte
- met zijn handen meermalen, de billen en borsten van voornoemde [aangeefster] betast en/of aangeraakt en
- met zijn handen eenmaal de vagina van die [aangeefster] aangeraakt en
- de hand van voornoemde [aangeefster] op zijn geslachtsdeel gelegd
en bestaande die feitelijkheden hieruit dat verdachte:
- meermalen de BH van die [aangeefster] omhoog deed, nadat zij steeds de BH weer omlaag deed en
- op die [aangeefster] is gaan liggen en
- de hand van die [aangeefster] heeft vastgepakt en
- steeds voorbij is gegaan aan de verbale en non verbale uitingen van die [aangeefster] , waaruit ondubbelzinnig bleek dat die [aangeefster] die seksuele handelingen niet wilde ondergaan, in elk geval dat het de wil van die [aangeefster] was dat die seksuele handelingen niet langer door zouden gaan.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om verdachte vrij te spreken en dus geen straf op te leggen. Subsidiair heeft de verdediging verzocht een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan aanranding. Verdachte heeft, toen hij als vriend bij aangeefster logeerde, misbruik gemaakt van de situatie door haar te betasten terwijl zij duidelijk heeft gemaakt dat zij dit niet wilde. Seksuele delicten hebben voor slachtoffers vaak ernstige en langdurige psychische gevolgen, temeer omdat aangeefster is aangerand in haar eigen woning, een plek waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten voelen. Daarnaast heeft verdachte met zijn handelen het vertrouwen van aangeefster beschaamd. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zich enkel heeft laten leiden door zijn eigen seksuele verlangens en daarbij voorbij is gegaan aan de gevoelens en belangen van aangeefster.
Taakstrafverbod
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte met zijn handelen een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster en dat het taakstrafverbod daarom van toepassing is. De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank stelt vast dat er sprake is van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaar of meer is gesteld. Met zijn handelen heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster. Zonder afbreuk te doen aan de ernst van het feit, is de rechtbank van oordeel dat het handelen van verdachte – in juridische zin – niet kan worden aangemerkt als een
ernstigeinbreuk op de lichamelijke integriteit van aangeefster. De rechtbank stelt vast dat het taakstrafverbod daarom niet van toepassing is.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank houdt rekening met de justitiële documentatie, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 21 april 2022. De reclassering stelt dat verdachte zijn leven in praktisch opzicht op orde heeft. Er zijn geen aanwijzingen voor seksuele devianties. Het recidiverisico wordt dan ook ingeschat als laag. De reclassering heeft de indruk dat verdachte in de toekomst bij een eventuele andere partner beter nadenkt en controleert of diegene daadwerkelijk open staat voor seks met hem. De rechtbank kan zich verenigen met de bevindingen en het advies van de reclassering.
De rechtbank heeft bij het bepalen van strafsoort en strafmaat laten meewegen dat de aanranding – zonder daarmee af te doen aan de ernst van het feit – situationeel was bepaald: verdachte heeft gedacht seks te kunnen hebben met een vriendin tijdens een logeerpartij, maar is daarbij haar grenzen en de juridische grenzen uit het oog verloren. Daarnaast zorgt deze veroordeling voor een aantekening op de justitiële documentatie van verdachte. Hoewel de rechtbank niet in de beoordeling treedt van aanvragen van verklaring omtrent het gedrag, heeft de rechtbank wel oog voor de mogelijke gevolgen van een dergelijke aanvraag in de toekomst. Mede gelet op de beroepssector van verdachte (docent) kan een dergelijke aantekening in de toekomst immers van invloed zijn op de verdere loopbaan van verdachte.
Oplegging van straf
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uren passend en geboden is.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d en 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals het artikel luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 40 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 20 dagen hechtenis;
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Maas, voorzitter, mrs. H.A. Brouwer en A.M.M. Lemmen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Buel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 februari 2023.
Mrs. A. Maas en A.M.M. Lemmen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 september 2021 te Utrecht, in elk geval in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid,
[aangeefster] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handelingen, immers heeft verdachte
- met zijn, verdachtes, hand(en) meermalen, althans eenmaal, de bil(len) en/of
borst(en) van voornoemde [aangeefster] betast en/of aangeraakt en/of
- met zijn mond/tong de tepel(s)/borst(en) en/of nek van die [aangeefster]
gelikt/aangeraakt en/of gekust en/of
- met zijn, verdachtes, hand(en) meermalen, althans eenmaal, de vagina van die
[aangeefster] betast/aangeraakt en/of
- de hand van voornoemde [aangeefster] op zijn, verdachtes, geslachtsdeel gelegd
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat verdachte:
- ( meermalen, althans eenmaal) de BH, althans de kleding van die [aangeefster] omhoog
deed, nadat zij (steeds) de BH, althans die kleding weer omlaag deed en/of
- tegen die [aangeefster] aan is gaan liggen en/of
- op die [aangeefster] is gaan liggen en/of
- de hand van die [aangeefster] heeft vastgepakt en/of
- ( steeds) voorbij is gegaan aan de verbale en non verbale uitingen van die [aangeefster] ,
waaruit (ondubbelzinnig) bleek dat die [aangeefster] die seksuele handelingen niet wilde
ondergaan en/of verrichten, in elk geval dat het de wil van die [aangeefster] was dat die
seksuele handelingen zouden stoppen, in ieder geval niet (langer) door zouden
gaan;
( art 246 Wetboek van Strafrecht )
Bijlage II: de bewijsmiddelen
De aangifte van [aangeefster] , d.d. 15 december 2021
We gingen in bed liggen, hij kwam steeds dichterbij mij liggen. Hij kwam steeds dichterbij. Ik lag uiteindelijk in het hoekje van mijn bed en hij lag helemaal tegen mij aan. [verdachte] is bijna 2 meter lang en ik ben 1.70m lang. Hij begon over mijn borsten te strelen. Hij deed mijn sport-bh omhoog. Likte mijn tepels en zoende in mijn nek. Toen dat gebeurde was ik beduusd en wist ik niet wat ik moest doen. Ik vroeg mezelf af of ik hem signalen had gegeven. Ik wilde het niet. Ik besefte me dat ik niet wilde. Ik zei dat ik niet wilde, dat hij moest stoppen. Hij bleef heel rustig en sensueel doorgaan. Ik deed steeds mijn shirt naar beneden, hij deed hem weer omhoog. Hij zat aan mijn kont. Kneep in mijn borsten, zat met zijn hand in mijn broek en raakte mijn vagina aan. Hij deed zijn eigen broek uit en ging bovenop mij liggen. Ik zei steeds: Nee [verdachte] , stop we gaan dit niet doen. [2]
Hij heeft mijn hand een keer op zijn piemel gelegd. Ik haalde dan mijn hand weg en zei dat ik dat niet ging doen. Hij deed zijn onderbroek uit en ging op mij liggen. Ik heb hem van me afgeduwd dat we dat niet gingen doen. [3]
Een proces-verbaal, inhoudende een uitgewerkt opgenomen telefoongesprek, d.d. 18 januari 2022
[aangeefster]
(de rechtbank begrijpt: aangeefster): Want dan liggen we in bed en dan ga je opeens aan me zitten.
[verdachte]
(de rechtbank begrijpt: verdachte): Ja, was ook niet zo slim inderdaad.
[aangeefster] : En dan ga je me zoenen, en dan zeg ik: "nee." En dan ga je gewoon door, en ik heb echt wel tien keer: "nee," gezegd, [verdachte] , tien keer. En dan: "nee, gaan we niet doen," en dan ga je gewoon door. En eh, en dan stopte je even, en daarna ga je, ja ga je toch weer aan m'n borsten zitten, ga je m'n borsten likken, en dan wil je m’n shirtje [4] uitdoen. En dan zeg ik tegen je: "nee [verdachte] , zo zie ik je niet, ik wil dit niet."
[verdachte] : Ja, het was eigenlijk natuurlijk niet zo slim.
[aangeefster] : En ja, weet je, en dan zeg ik: "nee," en dan leg je m'n hand op je piemel.
[verdachte] : Ja, ik snap ook eigenlijk niet, waarom ik dat nou heb gedaan.
[aangeefster] : Ja, maar dan zeg ik: "nee, en dan, en dan wil je daar gewoon, dan luister je daar gewoon niet naar. En dan lach je een beetje, en dan ga je gewoon weer door. En dan blijf je gewoon weer aan m'n borsten zitten. En je gaat me gewoon voelen, bij m'n, bij m'n vagina. Maar tegelijkertijd denk je, nu, en dan denk ik er is over, het is helemaal niet ok.
[verdachte] : Ja, dat is wel terecht, als je dat denkt natuurlijk. [5]
[aangeefster] : Weet je, je gaat gewoon bovenop me liggen, en je doet je onderbroek uit, whattefuck [verdachte] , weet je.
[verdachte] : Ja.
[aangeefster] : En dan zeg ik: "nee," toen had ik al twintig keer nee, gezegd. En dan, komt het dan niet binnen, wat is dat dan.
[verdachte] : Ja, ik weet, ik weet het niet. Ik was echt niet aan het nadenken. [6]
[aangeefster] : Ja, maar ja, het enige wat ik dan denk, is ja, had ik gewoon eh, niet iets anders moeten doen. Heb ik aanstalten gegeven, om dat je dit bij me mocht doen of zo.
[verdachte] : Nee, natuurlijk niet. [7]

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, betreft dit, tenzij anders vermeld, pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte gemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn, tenzij anders vermeld, als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 14 februari 2022 (pagina 1 tot en met 41), genummerd PL0900-2021292615, opgemaakt door de politie-eenheid Midden-Nederland. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Daarnaast zal worden verwezen naar het proces-verbaal van verhoor van aangeefster door de rechter-commissaris van 28 september 2022.
2.Pagina 8.
3.Pagina 10.
4.Pagina 17.
5.Pagina 18.
6.Pagina 19.
7.Pagina 22.