In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 28 februari 2023 uitspraak gedaan in een familierechtelijke procedure waarin de man, wonende in België, verzocht om vervangende toestemming voor de erkenning van zijn zoon, [minderjarige], en om wijziging van de omgangsregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man de biologische vader is van [minderjarige], die bij pleegouders woont. De rechtbank heeft eerder verzoeken van de man om erkenning afgewezen, en in deze procedure is de vraag of de man nu wel in aanmerking komt voor erkenning. De rechtbank oordeelt dat de man ontvankelijk is in zijn verzoek, maar dat er sprake is van een uitzonderlijke situatie waarin de belangen van het kind in het gedrang komen. De rechtbank wijst op de stabiliteit en de emotionele ontwikkeling van [minderjarige], die al zijn hele leven bij de pleegouders woont. De rechtbank concludeert dat de erkenning door de man kan leiden tot onrust en onzekerheid voor [minderjarige], wat zijn ontwikkeling zou schaden. De rechtbank wijst daarom het verzoek om vervangende toestemming voor erkenning af. Daarnaast wordt het verzoek om wijziging van de omgangsregeling afgewezen, omdat er onvoldoende vertrouwen is tussen de man, de GI en de pleegouders. De rechtbank benadrukt dat de huidige omgangsregeling in het belang van [minderjarige] is en dat uitbreiding pas aan de orde kan zijn als er wederzijds vertrouwen is opgebouwd.