ECLI:NL:RBMNE:2023:6912

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
UTR 23/1236
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 15 december 2023, wordt het verzoek van de verzoeker om een proceskostenveroordeling beoordeeld. De verzoeker had zijn beroep ingetrokken omdat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht op 28 februari 2023 alsnog een besluit had genomen op zijn aanvraag. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar verweerder heeft hierop niet gereageerd.

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Volgens de wet kan een bestuursorgaan worden veroordeeld in de proceskosten als het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. In dit geval heeft verweerder op 28 februari 2023 een besluit genomen, waarmee hij tegemoet is gekomen aan de verzoeker.

Echter, de rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Het beroepschrift is niet ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, en er zijn geen andere proceskosten aangetoond die voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank verklaart het verzoek als kennelijk ongegrond en wijst het af. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1236

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht, verweerder
(gemachtigde: A.C.M. Bardok).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van verweerder in de proceskosten. Verzoeker heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep ingesteld wegens het niet-tijdig beslissen door verweerder. Hij heeft het beroep ingetrokken omdat verweerder op 28 februari 2023 alsnog een op de door verzoeker ingediende aanvraag heeft genomen.
1.1.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Verweerder heeft hierop niet gereageerd.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is verweerder aan verzoeker tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of verweerder geheel of gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen.
4.1.
Bij brief van 27 januari 2023 heeft verzoeker bezwaar gemaakt bij verweerder tegen de fictieve weigering van verweerder om een besluit op de aanvraag van verzoeker te nemen. Gelet op artikel 7:1, aanhef en onder f in samenhang met artikel 6:12 van de Awb, heeft verweerder bij brief van 15 maart 2023 het door verzoeker ingediende bezwaarschrift aangemerkt als een beroepschrift en aan de rechtbank doorgezonden. Verweerder heeft 28 februari 2023 een besluit genomen op het Woo-verzoek van verzoeker en hem dit besluit samen met de door hem gevraagde stukken toegezonden. Hiermee is verweerder tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker.
Moet verweerder de proceskosten van verzoeker vergoeden?
5. Verweerder is weliswaar tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeker, maar toch bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Het beroepschrift is niet ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent en ook verder is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk ongegrond af.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M.A.F.C. Lienaerts, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).