ECLI:NL:RBMNE:2023:6900

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
UTR 22/155
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de Wnb-vergunning voor een bio-energiecentrale in Almere

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, wordt de Wnb-vergunning voor een bio-energiecentrale in Almere beoordeeld. De vergunninghouder, Bio-energie Almere B.V., heeft een vergunning aangevraagd voor de realisatie van een bio-energiecentrale aan de Hefbrugweg 8, die gebruikmaakt van houtgestookte ketels voor de productie van warmte. De Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. (MOB) heeft beroep aangetekend tegen de verleende vergunning, omdat zij van mening is dat de vergunning ten onrechte is verleend met gebruikmaking van depositieruimte uit het stikstofregistratiesysteem (SSRS). De rechtbank oordeelt dat er geen directe samenhang is tussen de bio-energiecentrale en woningbouwprojecten, zoals vereist door de Regeling natuurbescherming. De rechtbank vernietigt de Wnb-vergunning en draagt gedeputeerde staten op om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van de vergunninghouder, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt bepaald dat gedeputeerde staten het griffierecht en proceskosten aan de MOB moeten vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Lelystad
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/155

uitspraak van de meervoudige kamer van 22 december 2023 in de zaak tussen

Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A., gevestigd in Nijmegen, eiseres
(gemachtigde: S.R. van Uffelen),
en

het college van gedeputeerde staten van de provincie Flevoland, verweerder

(gemachtigde: mr. S.J. van Winzum).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Bio-energie Almere B.V., gevestigd in Ede, vergunninghouder
(gemachtigde: mr. F. Onrust).
Partijen worden hierna aangeduid als de MOB, gedeputeerde staten en vergunninghouder.

Inleiding

1. Vergunninghouder wil aan de Hefbrugweg 8 in Almere een bio-energiecentrale realiseren. De beoogde en inmiddels gedeeltelijk gerealiseerde bio-energiecentrale bestaat uit twee houtgestookte ketels, waarbij biogrondstof wordt ingezet als brandstof voor de productie van warmte. De warmte zal worden geleverd aan het warmtenet van Vattenfall, dat warmte levert aan (onder meer) woningen in Almere. De twee houtgestookte ketels zorgen (in ieder geval) voor de uitstoot van stikstofoxiden (NOx) en ammoniak (NH3). Daarnaast zorgt ook het verkeer van en naar het project voor de uitstoot van NOx. Daarom heeft vergunninghouder voor de realisatie van de bio-energiecentrale een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) nodig.
1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van de MOB tegen de Wnb-vergunning die gedeputeerde staten op 1 december 2021 aan vergunninghouder hebben verleend (de Wnb-vergunning).
1.2.
Gedeputeerde staten hebben op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Vergunninghouder heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 14 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen:
 de gemachtigde van de MOB;
 de gemachtigde van gedeputeerde staten, vergezeld door mr. H.F. Nazir en
 namens vergunninghouder [A] en [B] , bijgestaan door de gemachtigde van vergunninghouder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of gedeputeerde staten de Wnb-vergunning terecht aan vergunninghouder hebben verleend. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van de MOB.
Intrekking beroepsgrond afkapgrens
3. Op de zitting heeft de MOB haar beroepsgrond dat de depositie van stikstof op meer dan 25 km van de bron ook meegenomen moet worden in de besluitvorming ingetrokken.
Kon de Wnb-vergunning worden verleend met gebruikmaking van de depositieruimte uit het stikstofregistratiesysteem (SSRS)?
4. De Wnb-vergunning is verleend met gebruikmaking van depositieruimte uit het SSRS. Het SSRS registreert per Natura 2000-gebied de effecten van de maatregelen die de stikstofdepositie moeten verminderen. Het systeem registreert ook welke depositieruimte wordt gereserveerd en toebedeeld voor het verlenen van natuurtoestemmingen, zoals de Wnb-vergunning.
5. Voor welke projecten gedeputeerde staten bij het verlenen van een Wnb-vergunning gebruik mogen maken van de depositieruimte uit het SSRS is bepaald in de Regeling natuurbescherming (Rnb). Volgens gedeputeerde staten is de bio-energiecentrale een nutsvoorziening is die valt onder de categorie ‘woningbouwprojecten, inclusief noodzakelijke en direct met het project samenhangende nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige maatregelen en infrastructuur en noodzakelijke voorzieningen ten behoeve van een goed woon- en leefklimaat’. [1] De MOB stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een nutsvoorziening als bedoeld in de Rnb.
6. De rechtbank is het eens met de MOB. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7. Naar het oordeel van de rechtbank is voor het antwoord op de vraag of sprake is van een directe samenhang tussen de bio-energiecentrale en een woningbouwproject niet van belang of de Wnb-vergunningen voor het woningbouwproject en de bio-energiecentrale tegelijkertijd zijn ingediend, zoals de MOB op de zitting heeft aangevoerd. Dit volgt niet uit de tekst van de bepaling. Bepalend is wel of sprake is van een noodzakelijke en direct met het woningbouwproject samenhangende nutsvoorzieningen.
8. In dit geval wordt de warmte die in de bio-energiecentrale wordt opgewekt geleverd aan het warmtenet van Vattenfall dat warmte levert aan (onder meer) woningen in Almere. Uit de brief van Vattenfall van 8 april 2020 blijkt dat Vattenfall beschikt over een uitgebreid transport en distributie warmtenetwerk en daarmee warmte levert aan circa 51.000 kleinverbruikers en 700 grootverbruikers (peildatum 2019) in de wijken Almere Stad, Almere Poort en Almere Noorderplassen. De bio-energiecentrale is als onderdeel van de totale warmteleveringsketen voor Vattenfall een belangrijke schakel voor verdere verduurzaming en waarmee verdere groei van het warmtenetwerk kan worden gerealiseerd. De bio-energiecentrale zal bijdragen aan de leveringszekerheid in Almere.
9. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt hieruit niet dat met de komst van deze bio-energiecentrale sprake is van een direct met een of meerdere woningbouwprojecten samenhangende noodzakelijke nutsvoorziening, zoals de regeling vereist. Dat Vattenfall ook warmte zal leveren aan Woondeal-projecten in Almere – waaronder de transformatie en nieuwbouw in het Stationsgebied Almere en Centrum Almere en nieuwbouwwoningen in Almere Poort zijn begrepen – is hiervoor onvoldoende. Ook daaruit blijkt immers niet dat de door de bio-energiecentrale geproduceerde warmte voor alleen deze woningbouwprojecten noodzakelijk is en direct daaraan wordt geleverd.

Conclusie en gevolgen

10. De conclusie van het voorgaande is dat gedeputeerde staten de Wnb-vergunning ten onrechte hebben verleend met gebruikmaking van de depositieruimte uit het SSRS. [2] Alleen daarom al is het beroep gegrond en zal de rechtbank de Wnb-vergunning vernietigen. De rechtbank komt hierdoor niet toe aan een beoordeling van de overige beroepsgronden van de MOB.
11. Zonder gebruikmaking van depositieruimte uit het SSRS is sprake van een stikstofdepositie van 0,01 mol/ha/j. Gelet hierop is het dus, zonder een passende beoordeling, niet uit te sluiten dat de bio-energiecentrale significante gevolgen voor de nabijgelegen Natura-2000 gebieden zal hebben. De rechtbank ziet daarom geen reden om de rechtsgevolgen van de Wnb-vergunning in stand te laten of zelf een nieuwe beslissing op de aanvraag van vergunninghouder te nemen. Ook draagt de rechtbank niet aan gedeputeerde staten op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Aangezien deze zaak al geruime tijd loopt, acht de rechtbank dit niet meer doelmatig en efficiënt.
12. De rechtbank bepaalt dat gedeputeerde staten een nieuw besluit op de aanvraag van vergunninghouder moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. [3]
13. Omdat het beroep gegrond is moeten gedeputeerde staten het griffierecht aan de MOB vergoeden en krijgt de MOB ook een vergoeding van haar proceskosten. Gedeputeerde staten moeten deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van de MOB een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de Wnb-vergunning;
- draagt gedeputeerde staten op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van vergunninghouder met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat gedeputeerde staten het griffierecht van € 365,- aan de MOB moeten vergoeden;
- veroordeelt gedeputeerde staten tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan de MOB.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, voorzitter, en mr. J.R. van Es-de Vries en mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen, leden, in aanwezigheid van mr. I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 december 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 2.2, aanhef en onder a, van de Rnb.
2.Dit volgt uit artikel 2.3 in combinatie met artikel 2.2 van de Rnb.
3.De rechtbank doet dit met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb.