Uitspraak
1.De procedure
Bij de mondelinge behandeling is verzoeker verschenen.
2.Het wrakingsverzoek
4.De beslissing
mr. I.C. de Zeeuw-‘t Lam, griffier, en in het openbaar uitgesproken op
Rechtbank Midden-Nederland
In deze wrakingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 december 2023 het verzoek tot wraking van de rechter in de hoofdzaak ongegrond verklaard. Het wrakingsverzoek was ingediend door verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.A.Th. Spoor, en was gericht tegen de rechter die de hoofdzaak behandelde. Verzoeker stelde dat de rechter op de zitting van 22 november 2023 de wederpartij de mogelijkheid wilde geven om een deskundigenrapport te betwisten, wat volgens hem niet mogelijk was gezien de aard van het rapport. De rechter heeft in zijn schriftelijke reactie aangegeven dat zijn opmerkingen niet duiden op vooringenomenheid, maar enkel een procesrechtelijke verduidelijking waren.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechter geen beslissing heeft genomen over de bewijswaarde van het rapport en dat de wederpartij nog niet op de hoogte was van het rapport. De wrakingskamer benadrukte dat de onpartijdigheid van de rechter wordt verondersteld, tenzij het tegendeel vaststaat. De beoordeling van de wrakingskamer richtte zich op de vraag of er objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bestond. De nieuwe gronden die verzoeker tijdens de zitting aanvoerde, werden niet in de beoordeling meegenomen omdat deze te laat waren ingediend.
Uiteindelijk concludeerde de wrakingskamer dat er geen blijk van vooringenomenheid was en verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond. De procedure in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek.