ECLI:NL:RBMNE:2023:6871

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
566117 / HA RK 23-227
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek ongegrond verklaard na beoordeling van rechterlijke onpartijdigheid

In deze wrakingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 december 2023 het verzoek tot wraking van de rechter in de hoofdzaak ongegrond verklaard. Het wrakingsverzoek was ingediend door verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.A.Th. Spoor, en was gericht tegen de rechter die de hoofdzaak behandelde. Verzoeker stelde dat de rechter op de zitting van 22 november 2023 de wederpartij de mogelijkheid wilde geven om een deskundigenrapport te betwisten, wat volgens hem niet mogelijk was gezien de aard van het rapport. De rechter heeft in zijn schriftelijke reactie aangegeven dat zijn opmerkingen niet duiden op vooringenomenheid, maar enkel een procesrechtelijke verduidelijking waren.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechter geen beslissing heeft genomen over de bewijswaarde van het rapport en dat de wederpartij nog niet op de hoogte was van het rapport. De wrakingskamer benadrukte dat de onpartijdigheid van de rechter wordt verondersteld, tenzij het tegendeel vaststaat. De beoordeling van de wrakingskamer richtte zich op de vraag of er objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bestond. De nieuwe gronden die verzoeker tijdens de zitting aanvoerde, werden niet in de beoordeling meegenomen omdat deze te laat waren ingediend.

Uiteindelijk concludeerde de wrakingskamer dat er geen blijk van vooringenomenheid was en verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond. De procedure in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer: 566117 / HA RK 23-227
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van19 december 2023
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hiena: Rv) van:
[verzoeker] ,uit [woonplaats] ,
(hierna: verzoeker),
advocaat mr. J.A.Th. Spoor, uit Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
 het proces-verbaal van de zitting van 22 november 2023 met daarin opgenomen het wrakingsverzoek;
 de reactie van mr. R.M. Berendsen (hierna: de rechter) van 29 november 2023.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 5 december 2023 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (hierna: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling is verzoeker verschenen.
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen de rechter als behandelend rechter in de zaak met het zaaknummer 10612857 LC EXPL 23-1620 BS/43497 (hierna: de hoofdzaak).
2.2.
Verzoeker heeft aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de rechter op de zitting van 22 november 2023 de wederpartij in de hoofdzaak de mogelijkheid wilde geven onweerlegbaar bewijs, namelijk een rapport van het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau over de echtheid van op de huurovereenkomst geplaatste handtekeningen, te betwisten. Volgens hem kan een nieuw onderzoek bij dergelijk onweerlegbaar bewijs niet aan de orde zijn.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In zijn schriftelijke reactie stelt hij zich op het standpunt dat het enkele feit dat hij op de zitting van 22 november 2023 heeft aangegeven dat mogelijk een nader onderzoek noodzakelijk zou kunnen zijn, niet maakt dat hij op enige wijze blijk heeft gegeven van enige vooringenomenheid of dat de vrees daartoe zou zijn ontstaan.
3. De beoordeling
Het beoordelingskader
3.1.
Elke rechter die een zaak behandelt kan op verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. [1]
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
Nieuwe gronden
3.3.
Op de zitting heeft verzoeker ter toelichting op zijn wrakingsverzoek spreekaantekeningen overgelegd van zijn advocaat die door omstandigheden niet op de zitting aanwezig kon zijn.
3.4.
De wrakingskamer stelt vast dat met de punten 3 en 4 van deze spreekaantekeningen nieuwe gronden aan het wrakingsverzoek ten grondslag worden gelegd. Dat is te laat. Het wrakingsverzoek moet namelijk worden gedaan, zodra de feiten en omstandigheden waarop het verzoek berust aan verzoeker bekend zijn geworden en alle feiten en omstandigheden die daaraan ten grondslag liggen moeten tegelijk worden voorgedragen. [2] De wrakingskamer zal deze gronden daarom niet betrekken bij de beoordeling van het wrakingsverzoek.
Grafologisch onderzoek
3.5.
Uit het proces-verbaal van de zitting van 22 november 2023 blijkt dat de rechter op enig moment heeft vastgesteld dat de wederpartij in de hoofdzaak nog niet had kunnen reageren op het grafologisch onderzoek dat verzoeker in het geding heeft gebracht. De rechter heeft op de zitting gezegd dat als het rapport niet duidelijk was en door de wederpartij zou worden betwist, de rechtbank mogelijk een nieuwe deskundige zou moeten benoemen en dat dan extra kosten zouden worden gemaakt.
3.6.
Naar het oordeel van de wrakingskamer heeft de rechter met deze opmerkingen enkel een procesrechtelijke verduidelijking gegeven. De rechtbank heeft geen beslissing genomen over de ‘bewijswaarde’ van het rapport van het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau. Ook heeft de rechter geen standpunt ingenomen over de waardering van mogelijke tegenargumenten van de wederpartij. De rechter heeft alleen vastgesteld dat de tegenpartij nog niet bekend was met het rapport en dat deze daarom nog de gelegenheid zou krijgen alsnog daarop te reageren. De opmerking van de rechter geeft naar het oordeel van de wrakingskamer daarom geen blijk van vooringenomenheid van de rechter.
Conclusie
3.7.
Gelet op hetgeen de wrakingskamer hiervoor heeft overwogen, zal de zij het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoeker, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, en aan de betrokken teamvoorzitter van het team waarin de rechter werkzaam is, en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer 10612857 LC EXPL 23-1620 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.C. Stijnen, voorzitter, en mr. J.G. Nicholson en
mr. M.E. Heinemann als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door |
mr. I.C. de Zeeuw-‘t Lam, griffier, en in het openbaar uitgesproken op
19 december 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Artikel 36 Rv.
2.Artikel 37, lid 1 en lid 3 Rv.