In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 8 december 2023 uitspraak gedaan over het verzoek tot opheffing van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld op 3 maart 2022 en verlengd tot 3 maart 2024. De gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland heeft verzocht om de ondertoezichtstelling op te heffen, omdat de ouders inmiddels de nodige hulpverlening hebben ontvangen en er vertrouwen is dat zij zonder deze maatregel in staat zijn om de zorg voor [minderjarige] op zich te nemen. De ouders hebben parallel ouderschap gevolgd en hebben inzicht gekregen in hun opvoedsituatie, maar blijven moeite hebben met communicatie.
De vader en de moeder zijn het niet eens met de opheffing van de ondertoezichtstelling. De vader is van mening dat de problemen tussen de ouders niet zijn opgelost en dat de ondertoezichtstelling moet blijven bestaan tot [minderjarige] 18 jaar is. De moeder vindt het te vroeg om de ondertoezichtstelling op te heffen en wil de mogelijkheid behouden om hulp in te schakelen bij conflicten. De kinderrechter heeft de argumenten van beide ouders gehoord, maar is van oordeel dat de voorwaarden voor de ondertoezichtstelling niet langer zijn vervuld. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders de hulpverlening hebben geaccepteerd en dat de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] niet langer aanwezig is.
De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling op te heffen en deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De ouders zijn nu verantwoordelijk voor het toepassen van de handvatten die zij hebben gekregen om de zorg voor [minderjarige] op zich te nemen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.