ECLI:NL:RBMNE:2023:6868

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 december 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
C/16/565670 / JE RK 23-1942
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van ondertoezichtstelling van een minderjarige ondanks bezwaren van de ouders

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 8 december 2023 uitspraak gedaan over het verzoek tot opheffing van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld op 3 maart 2022 en verlengd tot 3 maart 2024. De gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland heeft verzocht om de ondertoezichtstelling op te heffen, omdat de ouders inmiddels de nodige hulpverlening hebben ontvangen en er vertrouwen is dat zij zonder deze maatregel in staat zijn om de zorg voor [minderjarige] op zich te nemen. De ouders hebben parallel ouderschap gevolgd en hebben inzicht gekregen in hun opvoedsituatie, maar blijven moeite hebben met communicatie.

De vader en de moeder zijn het niet eens met de opheffing van de ondertoezichtstelling. De vader is van mening dat de problemen tussen de ouders niet zijn opgelost en dat de ondertoezichtstelling moet blijven bestaan tot [minderjarige] 18 jaar is. De moeder vindt het te vroeg om de ondertoezichtstelling op te heffen en wil de mogelijkheid behouden om hulp in te schakelen bij conflicten. De kinderrechter heeft de argumenten van beide ouders gehoord, maar is van oordeel dat de voorwaarden voor de ondertoezichtstelling niet langer zijn vervuld. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders de hulpverlening hebben geaccepteerd en dat de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] niet langer aanwezig is.

De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling op te heffen en deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De ouders zijn nu verantwoordelijk voor het toepassen van de handvatten die zij hebben gekregen om de zorg voor [minderjarige] op zich te nemen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/565670 / JE RK 23-1942
Datum uitspraak: 8 december 2023
Beschikking van de kinderrechter over het opheffen van een ondertoezichtstelling
in de zaak van
De gecertificeerde instelling
de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland, gevestigd te Utrecht,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2012 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats]
advocaat: mr. J.E. Sondorp,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 13 november 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 8 december 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • mevrouw [A] (digitaal) als vertegenwoordiger van de GI;
  • de heer [B] als vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad).

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij zijn moeder.
2.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] bij beschikking van 3 maart 2022 onder toezicht gesteld. Bij beschikking van 28 februari 2023 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor het laatst verlengd tot 3 maart 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] op te heffen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De GI voert daarbij samengevat het volgende aan. De ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] was gelegen in de onrust, spanning en de conflicten als gevolg van het feit dat de ouders van [minderjarige] niet met elkaar konden communiceren. Inmiddels heeft gezinsdiagnostiek plaatsgevonden en hebben ouders zicht gekregen op hun opvoedsituatie. Ouders hebben allebei parallel ouderschap gevolgd. [minderjarige] krijgt zelf de goede ondersteuning voor zijn taalontwikkeling. Ouders kunnen nog steeds niet, of niet goed met elkaar communiceren. Er is nu echter het vertrouwen dat de ouders ook zonder een ondertoezichtstelling bijvoorbeeld door mediation of inschakeling van een parenting coordinator tpt oplossingen kunnen komen. Hierdoor kunnen zij in het vrijwillig kader de zorgen rondom [minderjarige] wegnemen.

4.De standpunten

4.1.
De vader is het niet eens met de opheffing van de ondertoezichtstelling. Hij wil een ondertoezichtstelling totdat [minderjarige] 18 jaar is. De vader is van mening dat de problemen tussen de ouders niet zijn opgelost en dat die nooit opgelost zullen worden. De vader wil niet naar een parenting coordinator of mediator om de conflicten tussen de ouders op te lossen, omdat dit veel geld kost en de problemen van de ouders niet enkel zien op kleine beslissingen. Ook gaat het volgens de vader nog niet genoeg met [minderjarige] .
4.2.
De moeder is het ook niet eens met het verzoek. Zij vindt het te vroeg om de ondertoezichtstelling op te heffen. Volgens de moeder hebben de ouders ieder jaar onenigheden, onder andere over de verjaardagen, een familieweekend en wintersport. De moeder wil behouden dat zij naar iemand toe kan als er conflicten zijn tussen de ouders. De moeder heeft de voorkeur voor een parenting coordinator, maar zij wil graag dat dit geregeld is voordat de ondertoezichtstelling eindigt.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling opheffen. Zij legt hierna haar beslissing uit.
Het juridisch kader
5.2.
Op grond van artikel 1:261 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling opheffen indien de gronden voor de ondertoezichtstelling van artikel 1:255 lid 1 BW niet langer zijn vervuld. Er moet dan sprake zijn van een situatie waarin de minderjarige niet langer ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en dat de ouders die het gezag uitoefenen de hulpverlening die noodzakelijk is om de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen voldoende accepteren. De kinderrechter is van oordeel dat aan deze voorwaarden is voldaan.
De toelichting
5.3.
De Raad heeft bij zijn onderzoek doelen opgesteld, waaraan binnen de ondertoezichtstelling voldaan moet worden om de ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige] weg te nemen. Ook heeft de Raad hulpverleningstrajecten geadviseerd. De kinderrechter heeft gehoord en gelezen dat deze doelen, voor zover haalbaar, binnen de ondertoezichtstelling zijn bereikt en dat de door de Raad geadviseerde hulpverlening hiervoor is ingezet.
Vast staat dat er ondanks de afgeronde hulpverleningstrajecten, onenigheden tussen de ouders blijven bestaan over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van [minderjarige] . De GI is tot de conclusie gekomen dat hier binnen de ondertoezichtstelling geen verdere verbetering meer in zal komen. De GI heeft tijdens de ondertoezichtstelling als tussenpersoon gefungeerd voor de ouders om conflicten tussen de ouders te beslechten. Verder heeft de GI de ouders hulpverlening aangereikt om hen een handelingsperspectief te bieden voor zulke situaties. De ouders vinden het fijn en nodig dat er iemand tussen hen instaat en zij willen daarom de ondertoezichtstelling behouden.
5.4
De kinderrechter is– net als de GI en de Raad – van oordeel dat het maximale binnen de ondertoezichtstelling is bereikt. Aan de ouders en aan [minderjarige] is de hulpverlening geboden die noodzakelijk was. Verder zijn aan de ouders in parallel ouderschap handvatten aangereikt om zich te richten op hun eigen ouderschap, en om te voorkomen dat zij steeds weer verzanden in strijd en discussie. Ouders hebben daarmee alle mogelijke tools in handen om de eerdere zorgen rondom [minderjarige] als gevolg van hun patroon van handelen weg te nemen. Zij worden nu dus niet alleen bereid, maar ook in staat geacht om de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen. Dat dat tot op heden niet steeds lukt, is verdrietig, zowel voor de ouders als voor [minderjarige] . Tegelijkertijd is de kinderrechter van oordeel dat dit onvoldoende is om het laten voortduren van een ondertoezichtstelling – een kinderbeschermingsmaatregel – te rechtvaardigen. Het is nu aan de ouders om de op hen rustende verantwoordelijkheid nemen door wat hen in de ondertoezichtstelling is aangereikt ook daadwerkelijk toe te passen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
heft de ondertoezichtstelling van [minderjarige] op;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2023 door mr. T. Dopheide, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. J.C.M. Joosten als griffier, en op schrift gesteld op 19 december 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.