8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de straftoemeting in vergelijkbare zaken. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een zeer brutale en goed voorbereide diefstal met braak. Dit is een zeer ernstig feit, waarbij naast financiële schade voor de winkelier, ook sprake is van nadeel voor de winkelier, nu zij vanwege de ravage die verdachte en zijn mededader hebben aangericht noodgedwongen was de winkel enige tijd te sluiten.
Persoon van verdachte
Uit het op 13 november 2023 gedateerde uittreksel van het strafblad van verdachte blijkt dat de politierechter hem op 9 november 2022 heeft veroordeeld tot het verrichten van een taakstraf van 60 uren voor een poging medeplegen oplichting (fraude met betaalproducten (skimming, phishing)). De rechtbank stelt vast dat dit een soortgelijk feit in de zin van art. 43b Sr betreft, dat eveneens is gericht op financieel gewin.
Reclassering Nederland heeft op 25 september 2023 een reclasseringsadvies uitgebracht. Daarin staat, voor zover van belang, dat verdachte op de wachtlijst staat bij GGZ De Waag voor een behandeling, onder andere, gericht op het opmaken van een delictanalyse. Het is ten behoeve van gedragsvermindering en recidivevermindering nodig om meer inzicht te krijgen in het delictgedrag van verdachte. Het is van belang dat verdachte aan het werk gaat teneinde maatschappelijke inbedding te borgen en de kans op recidive te verminderen. Vooralsnog is het echter nog niet voldoende gelukt om aan gedragsverandering te werken, wat voornamelijk wordt veroorzaakt door de slechte gezondheid van verdachte.
Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld, wat aanzienlijk wordt verlaagd als verdachte een passende baan vindt. Het risico op letselschade wordt ingeschat als laag-gemiddeld en het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als laag-gemiddeld.
Geadviseerd wordt om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en het vinden van dagbesteding, met opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte daarbij te begeleiden.
Op te leggen straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf rekening gehouden met volgende feiten en omstandigheden. Verdachte heeft zich op 10 april 2023 schuldig gemaakt aan een op zeer professionele wijze voorbereide inbraak bij een juwelier. Nadat verdachte en zijn mededader zich de toegang tot het pand hadden verschaft, hebben zij met hamers meerdere vitrinekasten ingeslagen en voor ongeveer 80 duizend euro aan sieraden en goederen in tassen gedaan en weggenomen. Vervolgens zijn zij samen op een gereedstaande scooter weggereden. Het is te danken aan de politie dat zij korte tijd later konden worden aangehouden met de gestolen goederen nog bij zich. Wat betreft de omvang van de schade alsook de hoogte daarvan blijkt uit de hierna te bespreken vordering van de benadeelde partij alsook uit het dossier dat deze minimaal vijftigduizend euro was en met name is ontstaan doordat verdachten de toegangsdeur hebben geforceerd en meerdere vitrines hebben ingeslagen.
Daarnaast blijkt uit het strafblad van verdachte dat hij zich zeer recent schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf waarbij het ook gaat om geldelijk gewin.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de straf die aan de mededader is opgelegd, te weten (onder meer) tien maanden gevangenisstraf waarvan vijf maanden voorwaardelijk. Dat het initiatief voor het plegen van de inbraak niet bij verdachte zou hebben gelegen – wat daarvan verder ook zij – doet naar het oordeel van de rechtbank aan de gezamenlijke uitvoering niet af, zodat de rechtbank daarin geen aanleiding ziet een lagere straf aan verdachte op te leggen. De rechtbank neemt ten voordele van verdachte wel in aanmerking dat verdachte minder documentatie heeft dan de mededader.
De rechtbank is op basis van dit alles van oordeel dat niet kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het aantal dagen dat verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te weten 47 dagen. De rechtbank vindt een gevangenisstraf van deze (korte) duur geen recht doen aan de aard en ernst van het door verdachte gepleegde feit.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een straf zoals door de officier van justitie gevorderd voldoende recht doet aan het door verdachte gepleegde misdrijf. De rechtbank zal aan verdachte dan ook een gevangenisstraf opleggen voor de duur van negen maanden, met aftrek van het voorarrest.
Gelet op het advies van de reclassering en ter voorkoming van recidive, zal de rechtbank een deel van de gevangenisstraf, te weten vijf maanden, voorwaardelijk opleggen. Daaraan zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde voorwaarden koppelen, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om een proeftijd van langere duur dan deze twee jaar te bepalen. Wat betreft de voorwaarde die ziet op behandeling van verdachte zal de rechtbank het innemen van medicatie niet overnemen gelet op het uitdrukkelijk door verdachte gedane, en overigens ook door de officier van justitie overgenomen, verzoek. Tot slot zal de rechtbank ook als voorwaarde opnemen dat het verdachte wordt verboden om contact op te nemen met de mededader [medeverdachte] .