ECLI:NL:RBMNE:2023:6867

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
16/097837-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met braak bij juwelier in Bunschoten-Spakenburg met schadevergoeding aan benadeelde partij

Op 10 april 2023 heeft verdachte samen met een ander een inbraak gepleegd bij een juwelier in Bunschoten-Spakenburg, waarbij sieraden ter waarde van 80.000 euro zijn weggenomen. Dankzij snel optreden van de politie zijn verdachte en zijn mededader kort na de inbraak aangehouden. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 20 december 2023 uitspraak gedaan in deze strafzaak. Verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder een behandelverplichting. Daarnaast is verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan de benadeelde partij, de juwelier, ter hoogte van 9.457,40 euro, voor schade die niet door de verzekering is gedekt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging geldig is en dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met braak. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het advies van de reclassering, dat een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden aanbeveelt om recidive te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/097837-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1994] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis wordt gewezen naar aanleiding van het onderzoek dat heeft plaatsgevonden op de terechtzittingen van 14 september 2023 en 6 december 2023.
De rechtbank heeft de zaak op de laatst genoemde datum inhoudelijk behandeld. Verdachte is verschenen en hij werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. F.N. Dijkers, advocaat te Diemen. Het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door officier van justitie,
mr. D.P.L. ter Laak.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie en van hetgeen verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, in het kort op neer dat verdachte:
-
op 10 april 2023 te Bunschoten-Spakenburg samen met een ander heeft ingebroken bij [winkel] en daarbij sieraden heeft weggenomen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte op 10 april 2023 zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde diefstal met braak.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het feit door verdachte is begaan. Verdachte heeft ter terechtzitting van 6 december 2023 bekend dat hij zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde diefstal met braak. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit.
De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 6 december 2023;
  • een proces-verbaal van aangifte van 10 april 2023, genummerd PL0900-2023104157-19, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , werkzaam bij de politie Eenheid Midden-Nederland, inhoudende de verklaring van aangeefster [aangeefster] namens [winkel] , pagina 17 en 18.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 10 april 2023 te Bunschoten-Spakenburg, gemeente Bunschoten, tezamen en in vereniging met een ander, meerdere sieraden en goederen, die geheel aan [winkel] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking en inklimming.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
-
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking en inklimming.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Ten aanzien van het voorwaardelijk strafdeel heeft de officier van justitie gevorderd om daaraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te verbinden, met uitzondering van dat deel van de voorwaarde dat gaat over het innemen van medicatie als de zorgverlener dat nodig vindt en met toevoeging van een contactverbod met [medeverdachte] , de medeverdachte.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht dat de rechtbank bij de bepaling van de straf aansluiting zoekt bij de LOVS-oriëntatiepunten voor een ‘bedrijfsinbraak’. De raadsman heeft het volgende naar voren gebracht ten aanzien van de in de toelichting bij het oriëntatiepunt voor inbraak strafvermeerderende en/of strafverminderende factoren. Verdachte heeft enige justitiële documentatie, maar hij is in de laatste zes jaar, met uitzondering van een poging medeplegen van pinpasfraude in 2021, niet meer met justitie in aanraking gekomen. Dit misdrijf verschilt ook aanzienlijk met het karakter van een inbraak. De gestolen sieraden zijn terug bij de rechtmatige eigenaar, zodat die post niet als schade kan worden aangemerkt. Ten aanzien van de niet door de verzekeraar vergoede schade voert verdachte geen verweer. Ten tijde van de inbraak waren geen personen aanwezig in het pand, zijn geen personen direct geconfronteerd met de inbraak en was ook geen sprake van een kwetsbare situatie. Tot slot was weliswaar sprake van een samenwerkingsverband, maar daarin vervulde verdachte een ondergeschikte rol. Verdachte heeft tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis zijn diploma gehaald en hij is bezig een positieve draai aan zijn leven te geven.
Zowel verdachte als de maatschappij hebben dan ook geen belang bij oplegging van een gevangenisstraf van langere duur dan de dagen die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank wordt verzocht om bij oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf deze gelijk te stellen aan de duur van de voorlopige hechtenis, te weten 46 dagen, met aftrek van het voorarrest.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de straftoemeting in vergelijkbare zaken. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een zeer brutale en goed voorbereide diefstal met braak. Dit is een zeer ernstig feit, waarbij naast financiële schade voor de winkelier, ook sprake is van nadeel voor de winkelier, nu zij vanwege de ravage die verdachte en zijn mededader hebben aangericht noodgedwongen was de winkel enige tijd te sluiten.
Persoon van verdachte
Uit het op 13 november 2023 gedateerde uittreksel van het strafblad van verdachte blijkt dat de politierechter hem op 9 november 2022 heeft veroordeeld tot het verrichten van een taakstraf van 60 uren voor een poging medeplegen oplichting (fraude met betaalproducten (skimming, phishing)). De rechtbank stelt vast dat dit een soortgelijk feit in de zin van art. 43b Sr betreft, dat eveneens is gericht op financieel gewin.
Reclassering Nederland heeft op 25 september 2023 een reclasseringsadvies uitgebracht. Daarin staat, voor zover van belang, dat verdachte op de wachtlijst staat bij GGZ De Waag voor een behandeling, onder andere, gericht op het opmaken van een delictanalyse. Het is ten behoeve van gedragsvermindering en recidivevermindering nodig om meer inzicht te krijgen in het delictgedrag van verdachte. Het is van belang dat verdachte aan het werk gaat teneinde maatschappelijke inbedding te borgen en de kans op recidive te verminderen. Vooralsnog is het echter nog niet voldoende gelukt om aan gedragsverandering te werken, wat voornamelijk wordt veroorzaakt door de slechte gezondheid van verdachte.
Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld, wat aanzienlijk wordt verlaagd als verdachte een passende baan vindt. Het risico op letselschade wordt ingeschat als laag-gemiddeld en het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als laag-gemiddeld.
Geadviseerd wordt om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en het vinden van dagbesteding, met opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte daarbij te begeleiden.
Op te leggen straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf rekening gehouden met volgende feiten en omstandigheden. Verdachte heeft zich op 10 april 2023 schuldig gemaakt aan een op zeer professionele wijze voorbereide inbraak bij een juwelier. Nadat verdachte en zijn mededader zich de toegang tot het pand hadden verschaft, hebben zij met hamers meerdere vitrinekasten ingeslagen en voor ongeveer 80 duizend euro aan sieraden en goederen in tassen gedaan en weggenomen. Vervolgens zijn zij samen op een gereedstaande scooter weggereden. Het is te danken aan de politie dat zij korte tijd later konden worden aangehouden met de gestolen goederen nog bij zich. Wat betreft de omvang van de schade alsook de hoogte daarvan blijkt uit de hierna te bespreken vordering van de benadeelde partij alsook uit het dossier dat deze minimaal vijftigduizend euro was en met name is ontstaan doordat verdachten de toegangsdeur hebben geforceerd en meerdere vitrines hebben ingeslagen.
Daarnaast blijkt uit het strafblad van verdachte dat hij zich zeer recent schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf waarbij het ook gaat om geldelijk gewin.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de straf die aan de mededader is opgelegd, te weten (onder meer) tien maanden gevangenisstraf waarvan vijf maanden voorwaardelijk. Dat het initiatief voor het plegen van de inbraak niet bij verdachte zou hebben gelegen – wat daarvan verder ook zij – doet naar het oordeel van de rechtbank aan de gezamenlijke uitvoering niet af, zodat de rechtbank daarin geen aanleiding ziet een lagere straf aan verdachte op te leggen. De rechtbank neemt ten voordele van verdachte wel in aanmerking dat verdachte minder documentatie heeft dan de mededader.
De rechtbank is op basis van dit alles van oordeel dat niet kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het aantal dagen dat verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te weten 47 dagen. De rechtbank vindt een gevangenisstraf van deze (korte) duur geen recht doen aan de aard en ernst van het door verdachte gepleegde feit.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een straf zoals door de officier van justitie gevorderd voldoende recht doet aan het door verdachte gepleegde misdrijf. De rechtbank zal aan verdachte dan ook een gevangenisstraf opleggen voor de duur van negen maanden, met aftrek van het voorarrest.
Gelet op het advies van de reclassering en ter voorkoming van recidive, zal de rechtbank een deel van de gevangenisstraf, te weten vijf maanden, voorwaardelijk opleggen. Daaraan zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde voorwaarden koppelen, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om een proeftijd van langere duur dan deze twee jaar te bepalen. Wat betreft de voorwaarde die ziet op behandeling van verdachte zal de rechtbank het innemen van medicatie niet overnemen gelet op het uitdrukkelijk door verdachte gedane, en overigens ook door de officier van justitie overgenomen, verzoek. Tot slot zal de rechtbank ook als voorwaarde opnemen dat het verdachte wordt verboden om contact op te nemen met de mededader [medeverdachte] .

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd alle inbeslaggenomen voorwerpen verbeurd te verklaren. Deze voorwerpen zijn gebruikt bij het plegen van het strafbare feit.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaren. Met betrekking tot deze voorwerpen is het bewezen verklaarde feit begaan.

10 BENADEELDE PARTIJ

[winkel] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. Zij vordert vergoeding van de schade, die zij als gevolg van de diefstal met braak heeft geleden. Deze schade bestaat uit € 1.500,- aan eigen risico van haar verzekering en € 7.957,40 aan niet door de verzekering gedekte schade voor herstel van de beschadigde vitrinekasten. In totaal vordert zij een bedrag van € 9.457,40, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de gevorderde schadevergoeding voldoende door [winkel] met stukken is onderbouwd, dat de gevorderde bedragen redelijk zijn en rechtstreekse schade vormen. De vordering kan dan ook hoofdelijk worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering. Verdacht is bereid om de schade aan de benadeelde partij te vergoeden.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van de op 10 april 2023 gepleegde diefstal met braak rechtstreeks schade heeft geleden, bestaande uit de door haar gevorderde schadeposten. De gevorderde schadevergoeding van € 9.457,40, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 april 2023.
Verdachte heeft de inbraak samen met een ander gepleegd. Dat betekent dat verdachte naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor de door de benadeelde partij geleden schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen wanneer de medeverdachte deze schade al heeft betaald, of andersom.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [winkel] aan verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van € 9.457,40, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 april 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 82 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 47 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 9 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 5 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
2(twee)
jarenvast;
- als algemene voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- als bijzondere voorwaarden gelden dat verdachte:
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
meldplicht bij Reclassering
* verdachte meldt zich op afspraken met Reclassering Nederland op het adres Middendreef 293 Lelystad, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met verdachte opnemen voor de eerste afspraak;
ambulante behandeling
* verdachte laat zich behandelen door GGZ De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
dagbesteding
* verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
Contactverbod
* De verdachte mag
geen contact hebbenmet [medeverdachte] wonende aan de [adres] te [woonplaats] (niet direct, niet indirect, ook niet als die persoon zelf dat contact zoekt);
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • 2 STK Tas (omschrijving: PL0900-2023104157-G3146549, een geruite bigshopper zwart, wit, rood van kleur, wit);
  • 1 STK Breekijzer (omschrijving: PL0900-2023104157-G3146398, Rood);
  • 1 STK Hamer (omschrijving: PL0900-2023104157-G3146401);
  • 1 STK Schroevedraaier (omschrijving: PL0900-2023104157-G3146388 grijs, oranje schroevendraaier);
  • 1 STK Speelgoed (omschrijving: PL0900-2023104157-G3146389 hoofdlamp, zwart, merk Head);
  • 2 STK Handschoen (omschrijving: PL0900-2023104157-G3146394, Zwart);
  • 2 STK Sok (omschrijving: PL0900-2023104157-G3146391, Zwart);
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [winkel] van € 9.457,40 toe;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [winkel] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 april 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [winkel] aan de Staat € 9.457,40 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 april 2023 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 82 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. van Ommeren, voorzitter, mr. A.J. Reitsma en
mr. M. Rasterhoff, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Troostheide, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 december 2023.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 april 2023 te Bunschoten-Spakenburg, gemeente Bunschoten, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meerdere sieraden en/of een ander goed/goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [winkel] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )