ECLI:NL:RBMNE:2023:6849

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
23/3333
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag reisbegeleiding als maatwerkvoorziening onder de Wmo 2015

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor reisbegeleiding als maatwerkvoorziening onder de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Eiser, die 28 jaar oud is en verstandelijke beperkingen heeft, ontving eerder een persoonsgebonden budget voor begeleiding. De rechtbank constateert dat het college van burgemeester en wethouders van Zutphen de aanvraag op 21 maart 2023 heeft afgewezen, en dat deze afwijzing in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel. De rechtbank oordeelt dat het college onvoldoende heeft onderzocht of de aangeboden ondersteuning door reguliere reisorganisaties passend is voor eiser, die in het verleden negatieve ervaringen heeft gehad met dergelijke organisaties. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat het college de kosten voor specialistische reisbegeleiding van € 835,- aan eiser moet vergoeden. Daarnaast moet het college het griffierecht en de proceskosten aan eiser vergoeden, in totaal € 2.868,-. De uitspraak is gedaan op 6 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3333

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 december 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. M.F. Vermaat),
en

het college van burgemeester en wethouders van Zutphen

(gemachtigde: D.F.G. Platter).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep tegen de afwijzing van de aanvraag van eiser voor reisbegeleiding als maatwerkvoorziening in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
2. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 21 maart 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 13 juni 2023 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
3. De rechtbank heeft het beroep op 27 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

4. Het gaat in deze procedure om de vraag of het college eisers aanvraag om reisbegeleiding op goede gronden heeft afgewezen. De rechtbank beoordeelt deze vraag aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
5. Eiser is 28 jaar. Vanwege zijn verstandelijke beperkingen ervaart hij problemen in het dagelijks leven. Het lukt niet om geheel zelfstandig te functioneren. Daarom ontvangt hij op grond van de Wmo 2015 een persoonsgebonden budget (pgb) voor begeleiding individueel van 2 uur per week. Het uurtarief van de hulpverlening is bepaald op € 22,98. Eiser is vijf dagen per week aanwezig op een sociale werkplaats met intensieve begeleiding en kan dagelijks terugvallen op zijn (bonus) ouders en zijn zus voor verdere ondersteuning.
6. In de zomer van 2022 heeft eiser een groepsreis gemaakt met een reguliere reisorganisatie. Toen heeft een situatie zich voorgedaan waar hij door lichamelijke klachten in het ziekenhuis is komen te liggen. Eiser wist niet hoe hij moest handelen, sprak de lokale taal niet en was het overzicht kwijt. In het onderzoeksverslag staat vermeld: ‘Er is een escalatie ontstaan met veel angsten en een shock. De situatie heeft een traumatische uitwerking op [eiser] gehad’. Een jaar later, tussen 17 en 28 augustus 2023, heeft eiser een (groeps)wandelreis gemaakt met Flow reizen, een reisorganisatie die specialistische begeleiding biedt voor mensen met licht verstandelijke beperkingen.
7. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is. Het college heeft onzorgvuldig onderzocht en onvoldoende gemotiveerd welke ondersteuning passend is bij eisers situatie. Het college moet daarom de reisbegeleiding vergoeden. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is het onderzoek naar eisers behoefte aan reisbegeleiding voldoende zorgvuldig geweest?
8. Wat partijen verdeelt houdt is of het college de benodigde ondersteuning van eiser voldoende zorgvuldig heeft onderzocht en voldoende zorgvuldig heeft gemotiveerd. Het college heeft bepaald dat eisers behoefte aan ondersteuning bij vakantie op een passende manier geboden lijkt te worden door reguliere reisorganisaties, zoals Sawadee of Koning Aap. Ook kan volgens het college degene die eiser individuele begeleiding biedt en waarvoor eiser een pgb ontvangt telefonisch worden benaderd om tijdens de vakantie vragen te beantwoorden en eventueel door te schakelen naar de aanwezige reisbegeleiding.
9. Eiser voert aan dat het college niet onderzocht heeft of het aanbod van een reguliere reisorganisatie passend is bij de specifieke beperkingen van eiser. Dat dit aanbod niet passend is blijkt volgens eiser uit een vorige reis die gemaakt is bij een reguliere reisorganisatie waarbij onvoldoende begeleiding aanwezig was voor eiser. Ook blijkt dit uit de evaluatie van Flow reizen. Hierin is te lezen dat eiser op de aanwezig specialistische begeleiding terug moest vallen en zijn vakantie heeft kunnen voortzetten. Voorts bestrijdt eiser dat zijn reguliere individuele begeleiding van twee uur per week voldoet als ondersteuning op vakantie, nu hij tijdens zijn vakantie zijn begeleider niet fysiek kan ontmoeten en geen beroep kan doen op zijn sociaal netwerk voor aanvullende ondersteuning. Eiser stelt dat het college niet heeft onderzocht welke begeleiding specifiek nodig is op het moment dat hij niet fysiek in de buurt is van zijn sociaal netwerk en individuele begeleider.
10. De rechtbank overweegt als volgt. In de jurisprudentie is bepaald hoe het college te werk moet gaan bij een melding voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015. [1] Kort samengevat komt het erop neer dat het college dient vast te stellen wat de hulpvraag is van eiser (stap 1). Daarna dient hij vast te stellen welke problemen eiser ondervindt bij zijn zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie (stap 2). Vervolgens moet het college bepalen welke hulp en ondersteuning eiser nodig heeft (stap 3). Ten slotte onderzoekt het college de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door het sociale netwerk van eiser en eventuele voorliggende voorzieningen (stap 4). Na beoordeling van dit alles komt het college al dan niet toe aan het verstrekken van een maatwerkvoorziening. De rechtsregel dat maatschappelijke ondersteuning zich zoveel mogelijk richt op de eigen leefomgeving sluit niet uit dat soms buiten de eigen leefomgeving recht op ondersteuning kan bestaan. [2] Dit is tussen partijen ook niet in geschil.
11. Ter zitting is door het college bevestigd dat eisers hulpvraag gelezen moet worden als ondersteuning bij onverwachte situaties en begeleiding waar eiser op terug kan vallen bij vragen. Na deze verduidelijking stelt de rechtbank vast dat de eerste en tweede stap niet in geschil zijn tussen partijen. Het geschil spitst zich toe op de derde en vierde stap.
12. De rechtbank oordeelt dat het college onvoldoende zorgvuldig heeft onderzocht of het aanbod van een reguliere reisorganisatie voor begeleide groepsreizen passend was voor eisers behoefte. Ter zitting heeft de gemachtigde van het college toegelicht dat het onderzoek gericht is geweest op reisorganisaties die bekend staan om extra begeleiding van toeristische reizen. Op basis hiervan is verwezen naar reisorganisaties zoals Sawadee of Koning Aap. Het college heeft echter niet specifiek onderzocht wat deze vermeende extra begeleiding inhoudt en of dit aanbod passend is voor iemand zoals eiser met een licht verstandelijke beperking.
13. Verder heeft het college het motiveringsbeginsel geschonden. Eiser heeft informatie overgelegd waaruit blijkt dat begeleiding door een reguliere reisorganisatie in het verleden onvoldoende en niet passend is gebleken voor eisers ondersteuningsbehoefte. Daarom volstaat niet de enkele verwijzing naar de (verder niet onderbouwde) constatering dat het aanbod van reguliere reisorganisaties die begeleide groepsreizen aanbieden wel passend zou zijn.
14. Het college heeft ten slotte onvoldoende zorgvuldig onderzocht of de twee uur aan individuele begeleiding die eiser als maatwerkvoorziening ontvangt voldoende ondersteuning biedt tijdens zijn vakantie. Deze maatwerkvoorziening is toegekend op basis van een onderzoek naar eisers thuissituatie, waarin eiser een uitgebreid sociaal netwerk heeft dat hem ook ondersteuning biedt. Het college heeft niet onderzocht of ondersteuning uit dit sociaal netwerk nog voldoende beschikbaar is tijdens een vakantie van eiser. Het is ook niet aannemelijk dat deze ondersteuning onverkort beschikbaar zal zijn voor eiser als hij op reis is in het buitenland. Nu het college hier geen rekening mee heeft gehouden, levert dit ook een zorgvuldigheidsgebrek op. Deze beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit zoals hiervoor overwogen, in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel en onvoldoende is gemotiveerd. Het college heeft onzorgvuldig onderzocht en gemotiveerd dat de begeleiding die eiser nodig heeft geboden wordt door reguliere reisorganisaties. Ook is onvoldoende zorgvuldig onderzocht in welke mate eiser ondersteuning kan ontvangen van zijn sociaal netwerk tijdens zijn vakantie in het buitenland. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
16. De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Gezien de specifieke omstandigheden van deze zaak oordeelt de rechtbank dat het opdragen van een nader onderzoek naar een periode in het verleden niet de aangewezen weg is. Eisers aanvraag betreft een eenmalige tegemoetkoming en de kosten die door eiser zijn gemaakt voor specialistische reisbegeleiding zijn duidelijk gespecificeerd. Er zijn geen aanwijzingen dat deze kosten excessief zijn. Dit is door het college ook niet gesteld. Uit de evaluatie van de gemaakte reis met specialistische begeleiding door Flow blijkt ook dat deze begeleiding voor eiser is ingezet. Daarom zal de rechtbank de indicatie waarop eiser recht heeft zelf vaststellen, om zo het geschil definitief te beslechten. De rechtbank bepaalt dat het college de door eiser gemaakte kosten voor de specialistische reisbegeleiding moet vergoeden. Deze kosten bedragen € 835,- zijnde het bedrag dat Flow reizen heeft gefactureerd voor de specialistische begeleiding tijdens eisers reis.
17. Ter zitting hebben partijen desgevraagd medegedeeld dat deze kosten redelijkerwijs verminderd kunnen worden met een bedrag van € 45,96 dat ziet op het pgb dat eiser is toegekend voor 2 uur individuele begeleiding per week nu eiser tijdens zijn reis geen gebruik heeft gemaakt van deze hulpverlening. De rechtbank begrijpt deze mededeling aldus dat eiser voor de periode dat hij op vakantie was geen aanspraak zal maken op vergoeding van de kosten voor zijn wekelijkse individuele begeleiding zoals hiervoor vermeld en deze kosten dus niet zal declareren bij de Svb.
18. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn gemaakte proceskosten. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht bedraagt deze vergoeding in beroep in totaal € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het deelnemen aan de zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1). De door het college te betalen vergoeding voor de kosten in bezwaar bedraagt in totaal € 1.194,- (1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift en 1 punt voor het deelnemen aan de hoorzitting met een waarde per punt van € 597,- en een wegingsfactor 1). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 13 juni 2023;
- herroept het besluit van 21 maart 2023;
- voorziet zelf in de zaak als overwogen onder 16 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 2.868,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Henderson, rechter, in aanwezigheid van N. Khalloufi, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 december 2023.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 21 maart 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:819).
2.Zie de uitspraak van Rechtbank Gelderland van 29 april 2021 (ECLI:NL:RBGEL:2021:2449).