ECLI:NL:RBMNE:2023:6847

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
23/1101
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken procesbelang in bestuursrechtelijke zaak over huishoudelijke hulp

In deze zaak hebben eisers, die een verlenging van de huishoudelijke hulp op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) hebben aangevraagd, beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat op het moment van indienen van het beroep, eisers nog procesbelang hadden, omdat de afwijzing van hun aanvraag hen direct raakte. Echter, na de intrekking van het bestreden besluit en de toekenning van de huishoudelijke hulp, was er geen feitelijk resultaat meer te behalen met het beroep. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gewenste uitspraak over de inkomenstoets alleen van principieel belang is en dat eisers geen schade hebben geleden door het ingetrokken besluit. Hierdoor heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen procesbelang meer was. De rechtbank heeft wel bepaald dat het college het griffierecht aan eisers moet vergoeden, aangezien de bestreden besluiten zijn ingetrokken. De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer van de rechtbank op 12 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Amersfoort
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1101

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 december 2023 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2], uit [woonplaats], eisers

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leusden, verweerder

(gemachtigden: B. Harmsen en A. Wiersinga).

Inleiding

1. Op 4 december 2022 hebben eisers verlenging aangevraagd van de algemene voorziening voor huishoudelijke hulp op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). In dit kader heeft Lariks [1] op 23 december 2022 een brief aan eisers gestuurd waarin medegedeeld werd dat Lariks ging onderzoeken of huishoudelijke hulp via de Wmo 2015 een passende oplossing is. In die brief is ook medegedeeld dat de toekenning van de huishoudelijke hulp is verlengd tot en met 15 maart 2023. Vervolgens is door Lariks een plan van aanpak opgesteld. Hierin stond onder meer dat Lariks ervan uitgaat dat eisers een inkomen hebben dat boven het door verweerder (het college) gestelde normbedrag uitkomt (het draagkrachtcriterium). Op basis hiervan heeft Lariks bepaald dat eisers over voldoende financiële middelen beschikken om hulp in het huishouden zelf te organiseren.
2. De aanvraag om verlenging van de huishoudelijke hulp is met het besluit van 28 februari 2023 (het primaire besluit en tevens bestreden besluit 1) afgewezen. Eisers hebben tegen dit besluit rechtstreeks beroep ingesteld bij de rechtbank. Het college (verweerder) heeft ingestemd met het instellen van rechtstreeks beroep in zijn brief van 2 februari 2023. Tegelijkertijd hebben eisers de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende de doorbetaling van de huishoudelijke hulp totdat de rechtbank op het beroep heeft beslist.
3. Nadat eisers beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening hebben ingesteld, heeft Lariks op 25 april 2023 een brief aan eisers gestuurd waarin toegang tot de algemene voorziening huishoudelijke hulp is verleend vanaf 16 maart 2023 totdat de Centrale Raad van Beroep (CRvB) uitspraak doet over het toepassen van het draagkrachtcriterium door het college. Eisers hebben vervolgens het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken.
4. De rechtbank heeft het beroep op 7 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: één van de eisers en de gemachtigden van het college.
5. Ter zitting heeft het college zich op het standpunt gesteld dat de brief van 25 april 2023 een besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het college heeft zich verder op het standpunt gesteld dat dit besluit van 25 april 2023 (bestreden besluit 2) bestreden besluit 1 heeft vervangen. Ook heeft het college eisers verzekerd dat er geen sprake zou zijn van terugvordering van de kosten van de huishoudelijke hulp bij een voor eisers negatieve uitspraak van de CRvB.
6. Eisers hebben ter zitting de rechtbank medegedeeld dat alle kosten die zij gemaakt hadden voor huishoudelijke hulp tussen het afwijzen van hun aanvraag en bestreden besluit 2 vergoed zijn door het college.
7. De rechtbank heeft op 11 september 2023 het onderzoek heropend, waarbij het college in de gelegenheid is gesteld een gebrek te repareren in bestreden besluit 2. De rechtbank had geconstateerd dat dit besluit niet ondertekend was door een daartoe bevoegde persoon. Het college heeft hierop bestreden besluit 2 vervangen door het besluit van 21 september 2023 (bestreden besluit 3). Bestreden besluit 3 is namens het college ondertekend door de Teammanager Sociaal Domein van het college. Verder is de inhoud gelijk aan bestreden besluit 2, met uitzondering van één toegevoegde zin waarin wordt medegedeeld dat er geen sprake zal zijn van terugvordering van de kosten van de huishoudelijke hulp bij een voor eisers negatieve uitspraak van de CRvB. Eisers hebben op 15 oktober 2023 schriftelijk gereageerd.
8. Op 1 november 2023 is het onderzoek opnieuw gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

9. Gelet op artikel 6:19 van de Awb heeft het beroep gericht tegen bestreden besluit 1, automatisch ook betrekking op bestreden besluiten 2 en 3.
10. Naar het oordeel van de rechtbank is met bestreden besluit 2, bestreden besluit 1 komen te vervallen. Het college heeft dit ter zitting bevestigd. Naar het oordeel van de rechtbank is met bestreden besluit 3, bestreden besluit 2 komen te vervallen.
Is het beroep niet-ontvankelijk wegens ontbreken procesbelang?
11. Ter zitting is met partijen gesproken over welk belang eisers nog bij de procedure hebben, nu bestreden besluit 1 is ingetrokken en het college eisers toegang hebben verleend tot de huishoudelijke hulp. Eisers hebben gesteld dat zij nog belang hebben bij deze procedure omdat zij gediscrimineerd zijn geweest door de inkomenstoets. Daarnaast willen ze het griffierecht vergoed van het verzoek om een voorlopige voorziening en van de huidige procedure.
12. De rechtbank overweegt als volgt. Procesbelang is een voorwaarde voor ontvankelijkheid. Voor de rechtbank toe kan komen aan een inhoudelijke beoordeling van de bestreden besluiten, toetst de rechtsbank ambtshalve of er sprake is van procesbelang. Procesbelang houdt in dat iemand een resultaat nastreeft met de procedure dat ook daadwerkelijk kan worden bereikt met die procedure. Bovendien moet het realiseren van dat resultaat voor eiser feitelijk betekenis hebben. Het hebben van alleen een formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van procesbelang. Het toetsen of procesbelang aanwezig is, gebeurt op het moment van beoordelen van het beroep. Het kan dus zijn dat iemand procesbelang had op het moment dat het beroep werd ingediend, maar door veranderde omstandigheden op het moment van beoordeling van het beroep geen procesbelang meer heeft.
13. Op het moment dat eisers het beroep hebben ingediend, bestond alleen bestreden besluit 1, waarin de toepassing van de inkomenstoets leidde tot het afwijzen van eisers aanvraag. Op dat moment had het resultaat dat eisers nastreefden, namelijk toekenning van de huishoudelijke hulp, daadwerkelijk bereikt kunnen worden met het beroep en zou dat resultaat feitelijk betekenis hebben gehad voor eisers. Maar omdat bestreden besluit 1 is ingetrokken en de huishoudelijke hulp is toegekend, is er nu geen resultaat meer dat bereikt kan worden dat feitelijk betekenis kan hebben voor eisers. Ook is niet gebleken dat eisers schade hebben geleden door bestreden besluit 1.
14. Dat eisers nog het griffierecht van het verzoek om een voorlopige voorziening vergoed willen, maakt dit niet anders. De aangewezen weg om het griffierecht van de ingestelde voorlopige voorziening vergoed te krijgen was in de procedure van de voorlopige voorziening zelf. Dat eisers het verzoek om een voorlopige voorziening hebben ingetrokken zonder het vergoeden van griffierecht te vragen, komt voor rekening van eisers. Verder is het verzoek om vergoeding van het griffierecht in de huidige beroepsprocedure onvoldoende om procesbelang te creëren, omdat dit ook bij een niet-ontvankelijk verklaring toegekend kan worden. De gewenste uitspraak over het al dan niet discriminerende karakter van de in bestreden besluit 1 gehanteerde inkomenstoets is daarom alleen van principieel belang. Daarom oordeelt de rechtbank dat eisers geen belang meer hebben bij een inhoudelijke beoordeling van bestreden besluit 1 en verklaart de rechtbank het beroep tegen dit bestreden besluit niet-ontvankelijk.
15. Met de bestreden besluiten 2 en 3 hebben eisers gekregen wat ze bij het college hebben aangevraagd, namelijk huishoudelijke hulp. Niet gesteld of gebleken is dat eisers procesbelang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van deze toekennende besluiten. Om deze reden oordeelt de rechtbank dat eisers geen belang meer hebben bij een inhoudelijke beoordeling van bestreden besluit 2 en 3 en verklaart de rechtbank het beroep tegen deze bestreden besluiten niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak dus niet inhoudelijk.
17. Het college moet wel het griffierecht aan eisers vergoeden. Dit omdat het college de bestreden besluiten 1 en 2 heeft ingetrokken en dit pas ter zitting (in het geval van bestreden besluit 1) en na de zitting (in het geval van bestreden besluit 2) duidelijk werd. Eisers hebben geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 50,- aan eisers moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Henderson, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Hol, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 december 2023.
De griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Een uitvoerder waar het college mee samenwerkt.