ECLI:NL:RBMNE:2023:6838

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
16-270453-22; 16-180398-22 (gev. ttz); 16-012884-20 (vord. tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag en bewezenverklaring poging zware mishandeling, openlijke geweldpleging, mishandeling en bedreiging in het uitgaansleven met toepassing van jeugdstrafrecht

Op 19 december 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2004, die betrokken was bij meerdere geweldsdelicten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van poging tot doodslag, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij opzet had op de dood van het slachtoffer. Wel is bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling en openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1] op 24 juli 2022 in [plaats 3]. De verdachte heeft [slachtoffer 1] meerdere keren geschopt terwijl deze op de grond lag, wat leidde tot de bewezenverklaring van poging tot zware mishandeling. Daarnaast heeft de verdachte op 10 juli 2022 in [plaats 2] [slachtoffer 2] bedreigd met brandstichting en [slachtoffer 3] mishandeld. De rechtbank heeft de toepassing van jeugdstrafrecht overwogen, gezien de leeftijd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 202 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan [slachtoffer 1] van € 1.200,- voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16-270453-22; 16-180398-22 (gev. ttz); 16-012884-20 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2004] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [verdachte (voornaam)] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 december 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. L. Rinsma en van hetgeen [verdachte (voornaam)] en zijn raadsvrouw, mr. R.J. Jager, advocaat te Utrecht, alsmede mr. C.C. Haanappel, advocaat te Venlo, namens benadeelde partij [slachtoffer 1] naar voren hebben gebracht.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van wat de deskundige de heer [A] , toezichthouder bij [.] [..] [instelling 1] [plaats 1] , naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16-270453-22 en 16-180398-22 ten laste gelegde feiten respectievelijk als de feiten 1 t/m 4.
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat [verdachte (voornaam)] :
feit 1
primair:
op 24 juli 2022 in [plaats 3] heeft geprobeerd [slachtoffer 1] van het leven te beroven door hem, één of meerdere ma(a)l(en) op/tegen het hoofd en/of in het gezicht te schoppen/trappen terwijl die [slachtoffer 1] gebukt/gehurkt stond en/of op de grond lag;
subsidiairten laste gelegd als poging tot zware mishandeling;
feit 2:
op 24 juli 2022 in [plaats 3] in de [straat] openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] ;
feit 3:
op 10 juli 2022 in [plaats 2] [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door te zeggen: "ik steek je kanker tent in brand" en/of "ik steek de boel hier in de fik" en/of "ik steek de tent hier in de fik" en/of "ik maak je dood";
feit 4:
op 10 juli 2022 in [plaats 2] [slachtoffer 3] heeft mishandeld door in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, van die [slachtoffer 3] te trappen en/of te schoppen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [verdachte (voornaam)] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair, 3 en 4 tenlastegelegde. Ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van feit 1 primair
Poging tot doodslag kan alleen bewezen worden verklaard als een verdachte opzet heeft gehad op het overlijden van het slachtoffer. Dat [verdachte (voornaam)] door zijn handelen [slachtoffer 1] daadwerkelijk had willen doden – en hij hier dus vol opzet op had – is niet gebleken. Daarmee rijst de vraag of er sprake was van voorwaardelijk opzet. Voor de bewezenverklaring hiervan is vereist dat [verdachte (voornaam)] met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 1] kwam te overlijden. De vraag wanneer sprake is van een aanmerkelijke kans is bij een schop of trap tegen het hoofd is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Onder bepaalde omstandigheden kan een schop tegen het hoofd de aanmerkelijke kans opleveren dat iemand komt te overlijden. Deze omstandigheden kunnen bijvoorbeeld gelegen zijn in de kracht van de schop, de precieze plek op het hoofd waar wordt geschopt en de schoenen die degene die schopt draagt.
Op basis van de camerabeelden en de verklaring van [slachtoffer 1] kan worden vastgesteld dat [slachtoffer 1] meerdere keren tegen en in de richting van het hoofd heeft geschopt en/of getrapt toen hij op de grond lag of gebukt stond. De rechtbank heeft echter onvoldoende informatie om vast te kunnen stellen dat de geweldshandelingen van [verdachte (voornaam)] van een dusdanige kracht waren dat daarmee een aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer 1] zou komen te overlijden. Op de camerabeelden is bijvoorbeeld niet te zien hoe en waar [slachtoffer 1] precies is geraakt en of hij met zijn armen zijn hoofd beschermde op het moment dat hij werd geschopt. Hierdoor is onduidelijk welke delen van het hoofd zijn geraakt, hoe kwetsbaar deze delen zijn en welke gevolgen schade aan deze delen met zich meebrengt. Bij haar oordeel weegt de rechtbank ook mee dat het aan [slachtoffer 1] toegebrachte letsel relatief beperkt is gebleven. De verklaring van de huisarts houdt slechts de beschrijving van betrekkelijk oppervlakkig letsel in. Dus ook hierin kan geen onderbouwing worden gevonden voor de stelling dat verdachte dusdanig geweld zou hebben gebruikt dat hij daarmee de kans op overlijden van [slachtoffer 1] zou hebben aanvaard. Dat leidt er dan ook toe dat onvoldoende kan worden vastgesteld dat door de trappen/schoppen van [verdachte (voornaam)] tegen het hoofd van [slachtoffer 1] , een aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer 1] als gevolg daarvan zou overlijden. Omdat opzet, ook in voorwaardelijke zin, niet kan worden vastgesteld, kan de primair ten laste gelegde poging tot doodslag niet wettig en overtuigend worden bewezen, zodat [verdachte (voornaam)] hiervan wordt vrijgesproken.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2 [1]
De feiten zijn door [verdachte (voornaam)] begaan. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak van deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de aangifte van [slachtoffer 1] , met bijlagen; [2]
- het proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de omschrijving van de camerabeelden; [3]
- de verklaring van [verdachte (voornaam)] op zitting.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 subsidiair
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [verdachte (voornaam)] wel, door [slachtoffer 1] op deze wijze te mishandelen, op zijn minst voorwaardelijk opzet gehad dat hij [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. Door [slachtoffer 1] meermaals met kracht en op korte afstand tegen en in de richting van het hoofd te schoppen terwijl het slachtoffer op de grond lag en vervolgens gebukt stond, heeft [verdachte (voornaam)] bewust de aanmerkelijke kans genomen op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en deze ook aanvaard. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte (voornaam)] zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1] zoals subsidiair ten laste is gelegd.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3 en 4 [4]
Het
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangever [slachtoffer 2] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik kwam op 10 juli 2022 aan bij [locatie 1] te [plaats 2] . Ik zag onze uitsmijter [C (voornaam)] , samen met beveiligers op een persoon liggen. Ik ben gehurkt voor de jongen ging zitten. Ik hoorde hem zeggen dat hij mijn kanker tent in brand zou steken. In de ongeveer twee minuten dat ik voor hem heb gezeten, heeft hij deze bedreigingen meerdere keren herhaald. Ik voel me bedreigd door zijn uitspraken en ik ben echt bang dat hij [locatie 1] in brand zal steken. [5]
Het
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangever [slachtoffer 3] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 10 juli 2022 was ik werkzaam als beveiliger te [plaats 2] . Op het moment dat wij buiten op de openbare weg staan, nabij [locatie 1] , wordt er een persoon uitgezet door portier [C (voornaam)] . Op een gegeven moment zie ik dat de jongen [C (voornaam)] bij zijn schouders/borst probeert te pakken. Ik probeer de jongen van [C (voornaam)] af te trekken. Op dat moment komt mijn collega [E (voornaam)] erbij en kunnen wij de jongen naar de grond toe brengen. Hierbij hoor ik hem schreeuwen: “Ik steek de boel in de fik” of “Ik steek de tent hier in de fik”. Dit was opdat [slachtoffer 2 (voornaam)] , de eigenaar van [locatie 1] , erbij kwam staan. Omdat ik in een lastige positie zat en geen goede controle kon uitvoeren over zijn benen liet ik de benen iets los om beter in positie te komen. Zijn benen bleven heen en weer gaan. Op dat moment komt er een been los en voel ik een trap tegen de rechterkant van mijn hoofd ter hoogte van mijn slaapgedeelte. Door deze trap voelde ik direct hoofdpijn welke ik nu nog steeds voel. [6]
Het
proces-verbaal van verhoor getuige, houdende de verklaring van de getuige [getuige] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat er een jongen naar buiten werd gewerkt. Ik zag en hoorde dat de jongen aan het tegenstribbelen was. Ik zag dat de jongen agressief werd. Ik ben er toen ook op afgestapt. [slachtoffer 3 (voornaam)] en ik hadden de jongen op de grond kunnen leggen. [slachtoffer 3 (voornaam)] had de jongen bij zijn benen vastgepakt. De jongen begon hard om zich heen te schoppen en te slaan. Ik zag toen dat [slachtoffer 3 (voornaam)] hard in zijn gezicht geschopt werd. [7]
[verdachte (voornaam)]heeft
ter terechtzitting van 5 december 2023, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
Op 10 juli 2022 was ik het café [locatie 1] uitgezet. Ik was het daar niet mee eens en probeerde weer binnen te komen. Er lag opeens zes man op mij. Ik heb toen wat gezegd. Ik probeerde los te komen. Het kan kloppen dat ik [slachtoffer 3] heb geraakt tijdens het schoppen.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 3 (bedreiging met brandstichting)
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met brandstichting onder meer is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat verdachte brand zou stichten en dat het opzet van verdachte daarop was gericht.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat [verdachte (voornaam)] op 10 juli 2022 het café [locatie 1] was uitgezet en tijdens de worsteling met de beveiligers de eigenaar van [locatie 1] , [slachtoffer 2] , heeft bedreigd met het in brand steken van zijn café. De omstandigheden waaronder deze bedreiging is geuit, maken de bedreiging concreet en persoonlijk. De rechtbank is dan ook van oordeel dat bij het slachtoffer de objectieve vrees kon ontstaan dat [verdachte (voornaam)] daadwerkelijk brand zou kunnen stichten bij zijn café. De bewoordingen die [verdachte (voornaam)] heeft geuit kunnen weliswaar een emotionele ontlading zijn geweest, maar dit neemt niet weg dat deze reeds op zichzelf beschouwd een bedreiging met brandstichting opleveren. De uitlatingen werden immers gedaan op de openbare weg, terwijl [verdachte (voornaam)] pisnijdig was en door meerdere beveiligers in bedwang moest worden gehouden. De uitlatingen die hij deed terwijl hij zich hevig verzette tegen de beveiligers kunnen dan ook wel degelijk door [slachtoffer 2] als bedreigend zijn ervaren.
Met een dergelijke bedreiging heeft [verdachte (voornaam)] opzet gehad op het aanjagen van de redelijke vrees bij het slachtoffer. De rechtbank acht de bedreiging van [slachtoffer 2] voor wat betreft het stichten van brand in zijn café daarom wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3 (bedreiging met de dood)
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [verdachte (voornaam)] [slachtoffer 2] heeft bedreigd met de woorden “ik maak je dood”, nu hier in het dossier onvoldoende steunbewijs voor is. [verdachte (voornaam)] zal dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 4 (mishandeling)
De rechtbank stelt vast dat [verdachte (voornaam)] op 10 juli 2022 wegens zijn hevige verzet buiten het café [locatie 1] door drie beveiligers in bedwang moest worden gehouden, waarna een worsteling ontstond. De rechtbank is van oordeel dat [verdachte (voornaam)] door zich te blijven verzetten terwijl de beveiligers hem onder controle probeerden te krijgen en hierbij om zich heen te blijven schoppen en slaan willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft genomen en aanvaard dat hij hiermee één of meer personen zou raken. De rechtbank is van oordeel dat [verdachte (voornaam)] zichzelf in deze situatie heeft gebracht en dat hij de agressor is geweest. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte (voornaam)] voorwaardelijk opzet heeft gehad op de mishandeling van [slachtoffer 3] . Door de wijze waarop [verdachte (voornaam)] zich gedroeg, en hij zich bleef verzetten terwijl hij door meerdere personen in bedwang werd gehouden, heeft hij de aanmerkelijke kans bewust aanvaard dat hij door zijn gedragingen [slachtoffer 3] zou mishandelen.
Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [verdachte (voornaam)] [slachtoffer 3] in, op of tegen het gezicht, althans het hoofd, heeft getrapt en/of geschopt, nu in het dossier steunbewijs daarvoor ontbreekt. [verdachte (voornaam)] zal dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.4
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte (voornaam)] :
feit 1 subsidiair: op 24 juli 2022 te [plaats 3] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meerdere malen op/tegen het hoofd en in het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft geschopt/getrapt terwijl die [slachtoffer 1] gebukt/gehurkt stond en op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2: op 24 juli 2022 te [plaats 3] openlijk, te weten, de [straat] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] , door die [slachtoffer 1] (op de grond) te duwen en meerdere malen op/tegen het hoofd en in het gezicht van die [slachtoffer 1] te slaan/stompen en/of meerdere malen op/tegen het hoofd en/of in het gezicht, van die [slachtoffer 1] te schoppen/trappen terwijl die [slachtoffer 1] gebukt/gehurkt stond en op de grond lag;
feit 3: op 10 juli 2022 te [plaats 2] , gemeente [gemeente] [slachtoffer 2] heeft bedreigd, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "ik steek je kanker tent in brand" en/of "ik steek de boel hier in de fik" en/of "ik steek de tent hier in de fik”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
feit 4: op 10 juli 2022 te [plaats 2] , gemeente [gemeente] , [slachtoffer 3] heeft mishandeld door [slachtoffer 3] te schoppen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. [verdachte (voornaam)] wordt hiervan vrijgesproken.

5.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 subsidiair en feit 2:
de eendaadse samenloop van poging tot zware mishandeling en openlijke geweldpleging
Feit 3:
bedreiging met brandstichting
Feit 4:
mishandeling

6.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte (voornaam)] uitsluit. [verdachte (voornaam)] is dan ook strafbaar.

7.OPLEGGING VAN STRAF

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het jeugdstrafrecht toe te passen en [verdachte (voornaam)] ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een jeugddetentie van 240 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 70 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden:
- meldplicht bij de reclassering;
- ambulante behandeling bij [instelling 2] en voortzetting multidimensionale familietherapie indien de reclassering dit nodig acht;
- begeleid wonen of maatschappelijke opvang indien de reclassering dit nodig acht;
- contactverbod met het slachtoffer;
- onderwijs volgen en/of beschikken over betaald werk.
De officier van justitie heeft gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd [verdachte (voornaam)] ter zake van het bewezen geachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen en een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest. De raadsvrouw heeft verzocht de eis van de officier van justitie ten aanzien van het voorwaardelijke deel fors te matigen, gelet op de stoornissen en leeftijd van [verdachte (voornaam)] . Ten aanzien van de bijzondere voorwaarden heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat er een risico op overvraging bestaat. De raadsvrouw heeft daarom verzocht de voorwaarden die zien op de ambulante behandeling en het begeleid wonen optioneel aan [verdachte (voornaam)] op te leggen. Ten aanzien van de overige geadviseerde bijzondere voorwaarden heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Daarbij zou de jeugdreclassering [verdachte (voornaam)] moeten begeleiden.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van [verdachte (voornaam)] zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
Ernst van de feiten
[verdachte (voornaam)] heeft zich schuldig gemaakt aan vier strafbare feiten. Allereerst heeft hij in de nacht van 24 juli 2022 samen met anderen openlijk geweld gepleegd tegen [slachtoffer 1] . [verdachte (voornaam)] heeft zich hierbij ook schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1] door deze meermaals tegen het hoofd te schoppen terwijl hij op de grond lag en gebukt stond. De gevolgen van deze poging zware mishandeling zijn relatief beperkt gebleven, maar het had heel anders kunnen aflopen. Dat dit risico zich niet heeft verwezenlijkt is een gelukkige omstandigheid die niet aan het handelen van [verdachte (voornaam)] is toe te schrijven. Het handelen van [verdachte (voornaam)] en zijn mededaders heeft pijn en letsel bij het slachtoffer veroorzaakt en diens lichamelijke integriteit aangetast. Het is van algemene bekendheid dat een dergelijk feit voor het slachtoffer vaak vergaande nadelige psychische gevolgen heeft. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring en de toelichting op de vordering van de benadeelde partij blijkt dat hier ook sprake van is. Voorts veroorzaakt het feit, zeker nu dit op de openbare weg en in het zicht van het uitgaande publiek heeft plaatsgevonden, ook in de samenleving gevoelens van angst, onrust en onveiligheid. Dit alles rekent de rechtbank [verdachte (voornaam)] aan.
Daarnaast heeft [verdachte (voornaam)] [slachtoffer 2] op 10 juli 2022 bedreigd met brandstichting nadat hij zijn café was uitgezet. Hiermee heeft [verdachte (voornaam)] gevoelens van angst bij [slachtoffer 2] veroorzaakt. Diezelfde avond heeft [verdachte (voornaam)] zich ook schuldig gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer 3] door hem te schoppen terwijl [slachtoffer 3] [verdachte (voornaam)] samen met twee andere beveiligers in bedwang probeerde te houden. De heftigheid waarmee [verdachte (voornaam)] reageert als hij onrecht ervaart is zorgelijk.
Het baart de rechtbank zorgen dat de feiten zo kort op elkaar zijn gepleegd en dan ook nog eens in een proeftijd. Uit het strafblad van [verdachte (voornaam)] van 30 oktober 2023 blijkt immers dat hij ongeveer acht maanden voor het plegen van de onderhavige feiten door de kinderrechter is veroordeeld voor openlijke geweldpleging. Aan [verdachte (voornaam)] is een straf opgelegd en een proeftijd van twee jaar. Blijkbaar heeft deze veroordeling en de proeftijd waar [verdachte (voornaam)] nog in liep tijdens het plegen van de onderhavige feiten, geen indruk bij hem gemaakt.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het reclasseringsadvies van 6 april 2023 en van de Pro Justitia-rapportage van 23 maart 2023. Er is, samengevat, als volgt gerapporteerd.
Pro Justitia-rapportage, opgesteld door [B] , GZ-psycholoog
Vastgesteld is dat bij [verdachte (voornaam)] sprake van zwakbegaafdheid, een stoornis in het gebruik van cannabis, een aandachtsdeficiëntie/hyperactiviteitsstoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling in de richting van antisociale persoonlijkheidstrekken. Hierdoor is het voor [verdachte (voornaam)] moeilijker dan gemiddeld om verleidingen te weerstaan en na te denken voor hij tot actie overgaat. De psycholoog adviseert het tenlastegelegde in verminderde mate aan [verdachte (voornaam)] toe te rekenen. Het recidiverisico wordt ingeschat op matig. Als [verdachte (voornaam)] begeleiding, behandeling en juridische kaders accepteert en een zinvolle dagbesteding vindt, wordt het recidiverisico een stuk lager. Als hij er echter voor kiest dit niet te accepteren en hij geen zinvolle dagbesteding volhoudt, wordt de kans groter dat hij vanuit zijn extraverte aanleg en neiging tot spanning zoeken in combinatie met zijn ADHD en zwakbegaafdheid toch zijn deviante vrienden opzoekt. Hierna wordt het voor hem een stuk moeilijker zijn geleerde emotieregulatievaardigheden toe te passen. Zijn beperkte gewetensontwikkeling stuurt zijn gedrag onvoldoende aan en de kans op recidive van geweldsdelicten neemt dan toe.
De psycholoog adviseert ambulante behandeling bij een forensische polikliniek gericht op het in positieve richting bijstellen van zijn gewetensontwikkeling, het vermijden van risicofactoren en gesprekken met betrekking tot het motiveren voor medicatie voor zijn ADHD. De begeleiding die [verdachte (voornaam)] bij [instelling 3] had zou in een minder intensieve vorm kunnen worden voortgezet. [verdachte (voornaam)] moet immers gaan laten zien dat hij in staat is zijn verantwoordelijkheden te gaan nemen. Bij de reclasseringsbegeleiding is een aanpak gericht op jongvolwassenen nodig, gericht op toenemende zelfstandigheid en het nemen van eigen verantwoordelijkheid. De psycholoog adviseert de behandeling en begeleiding te laten plaatsvinden in het kader van een voorwaardelijk strafdeel met reclasseringsbegeleiding.
Reclasseringsadvies
Er is bij [verdachte (voornaam)] sprake van een disharmonisch intelligentieprofiel, ADHD en een achterstand in de gewetensontwikkeling. Dit kan eraan hebben bijgedragen dat [verdachte (voornaam)] moeite had om de verleiding om met deviante vrienden om te gaan te weerstaan. Ook kunnen zijn ADHD en zwakbegaafdheid ervoor zorgen dat hij op de momenten waarop hij stress ervaart minder dan gemiddeld nadenkt voor hij tot actie overgaat. Daarnaast is het aannemelijk dat het gebruik van hasj en alcohol de gedragsregulatie van [verdachte (voornaam)] negatief beïnvloeden. De reclassering schat het recidiverisico hoog in. De reclassering acht het verkrijgen en behouden van dagbesteding van belang om het risico op recidive te verlagen. Ook acht de reclassering het van belang dat [verdachte (voornaam)] behandeling blijft volgen om zijn vermogen tot emotieregulatie te vergroten en te leren risicovolle situaties te vermijden. Ook het minderen of stoppen met het alcohol- en cannabisgebruik kan het risico op recidive verlagen.
Er zijn al langere tijd hulpverleningsinstanties betrokken bij [verdachte (voornaam)] . Positief is dat de betrokken hulpverlening ziet dat [verdachte (voornaam)] stappen zet. Zo heeft de behandelaar van [instelling 2] aangegeven dat [verdachte (voornaam)] afstand heeft genomen van bepaalde vrienden en dat hij inmiddels kan reflecteren op situaties, wat hij voorheen niet kon.
De heer [A] heeft, namens [.] [..] [instelling 1] , als deskundige ter zitting bevestigd dat [verdachte (voornaam)] de afgelopen periode stappen heeft gezet in de goede richting. Zo is er geen sprake van nieuwe politie contacten en werkt [verdachte (voornaam)] fulltime als hovenier. Hij is enthousiast over dit werk en wil hiervoor een opleiding gaan volgen. Ook is er rust in de thuissituatie van [verdachte (voornaam)] en heeft hij goed contact met zijn begeleider van [instelling 3] . De heer [A] acht het wenselijk dat de bijzondere voorwaarden ten aanzien van de behandeling bij [instelling 2] en het begeleid wonen optioneel aan [verdachte (voornaam)] worden opgelegd, zodat dit kan worden ingezet wanneer de reclassering dat noodzakelijk acht. Het is niet wenselijk om de behandeling bij [instelling 2] nu al op te starten en [verdachte (voornaam)] aan te melden voor een instelling voor begeleid wonen, omdat dat op dit moment niet noodzakelijk is en kan leiden tot weerstand bij [verdachte (voornaam)] . [verdachte (voornaam)] bevindt zich in de levensfase dat hij toewerkt naar zelfstandigheid. De reclassering adviseert daarom het toezicht te beleggen bij de volwassenreclassering.
Toepassing van het jeugdstrafrecht
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of in het kader van het zogenoemde adolescentenstrafrecht toepassing van het jeugdstrafrecht aan de orde is. Ten tijde van het tenlastegelegde was [verdachte (voornaam)] 18 jaar oud, zodat in beginsel het commune (volwassenen) strafrecht dient te worden toegepast. Op grond van artikel 77c Sr kan de rechtbank echter adolescenten van 18 tot 23 jaar berechten op grond van het jeugdstrafrecht, indien zij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan.
Uit het rapport van de reclassering van 6 april 2023 volgt dat toepassing van het jeugdstrafrecht wordt geadviseerd. De reclassering ziet hiervoor meerdere indicaties. Allereerst is er bij [verdachte (voornaam)] sprake van een verstandelijke beperking. Daarnaast schat [verdachte (voornaam)] de risico's van zijn handelen slecht in en is hij impulsief en beïnvloedbaar. Uit de Pro Justitia rapportage van 23 maart 2023 volgt dat toepassing van het jeugdstrafrecht wordt geadviseerd gezien het nog jeugdige ontwikkelingsstadium van de gewetensontwikkeling en zwakbegaafdheid van [verdachte (voornaam)] .
Gelet op voornoemde rapportages en hetgeen uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken, zal de rechtbank het jeugdstrafrecht toepassen.
Op te leggen straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten, de eendaadse samenloop van de feiten 1 subsidiair en 2, de oriëntatiepunten, de justitiële documentatie van [verdachte (voornaam)] en de persoon en persoonlijke omstandigheden van [verdachte (voornaam)] zoals die blijken uit de hiervoor genoemde rapporten en hetgeen door betrokkenen ter zitting naar voren is gebracht. Bij de oplegging van de straf heeft de rechtbank ook meegewogen dat [verdachte (voornaam)] ten tijde van het bewezen verklaarde in een proeftijd liep. Ook houdt de rechtbank rekening met de conclusie van de psycholoog dat [verdachte (voornaam)] voor feit 1 subsidiair en feit 2 verminderd toerekeningsvatbaar is.
De rechtbank vindt, gelet op de ernst van de feiten, een jeugddetentie waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die [verdachte (voornaam)] reeds in voorarrest heeft gezeten, passend. De rechtbank zal ook een deels voorwaardelijke jeugddetentie opleggen met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient ertoe [verdachte (voornaam)] ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank houdt er bij de strafoplegging rekening mee dat [verdachte (voornaam)] inmiddels fulltime werkt en niet meer in contact is gekomen met de politie. De rechtbank ziet er belang in dat de stijgende lijn waarvan bij [verdachte (voornaam)] sprake is, wordt vastgehouden. Dit draagt niet alleen bij aan het verlagen van de recidive, maar ook aan het opbouwen van een goede toekomst voor [verdachte (voornaam)] .
Alles afwegende, zal de rechtbank aan [verdachte (voornaam)] opleggen een jeugddetentie van 202 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met de bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd. De rechtbank is hierbij uitgegaan van een voorarrest van 172 dagen. Dit betekent dat [verdachte (voornaam)] niet meer terug hoeft naar de jeugdgevangenis, mits hij zich aan de voorwaarden zal houden. De rechtbank draagt het toezicht en de begeleiding op aan de [instelling 5] zodat [verdachte (voornaam)] kan toewerken naar meer verantwoordelijkheid en zelfstandigheid en de jongvolwassenaanpak bij de volwassenreclassering hier goed bij aansluit.
[verdachte (voornaam)] heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van meerdere personen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] . Gelet op het feit dat de positieve wending bij [verdachte (voornaam)] nog fragiel is, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan indien de begeleiding niet onmiddellijk wordt voorgezet. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van art. 77z Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal, gelet op het vorenstaande, het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

8.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. C.C. Haanappel, als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van de aan [verdachte (voornaam)] onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten. [slachtoffer 1] stelt zich op het standpunt dat [verdachte (voornaam)] en zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk zijn voor deze schade.
Voor zover de rechtbank zou aannemen dat er sprake is van enige mate van eigen schuld van [slachtoffer 1] , omdat [slachtoffer 1] een aandeel heeft gehad in het opzoeken van de confrontatie kan dit volgens de benadeelde partij niet leiden tot een matiging van de vordering van meer dan 10%. Het aandeel dat [slachtoffer 1] heeft gehad in het zoeken van de confrontatie staat namelijk geenszins in verhouding met het geweld wat vervolgens onder andere door [verdachte (voornaam)] is toegepast. Volgens de benadeelde partij kan het bedrag ter zake van smartengeld daarom maximaal worden gematigd tot € 4.500,-.
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van [slachtoffer 1] tot een bedrag van € 4.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Tevens dient te worden bepaald dat [verdachte (voornaam)] en zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk zijn voor deze schade. De officier van justitie heeft gevorderd dat daarbij wordt bepaald dat [verdachte (voornaam)] bij het niet voldoen aan zijn betalingsverplichting voor de duur van maximaal één maand kan worden gegijzeld.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat terughoudend om dient te worden gegaan met de vordering van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] heeft na het incident namelijk meerdere malen geprobeerd [verdachte (voornaam)] over te halen om geld te betalen onder dreiging van een aangifte. Hieruit zou blijken dat het [slachtoffer 1] hoofdzakelijk te doen was om geld. Daarnaast heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat een percentage van 10 % eigen schuld te weinig is omdat [slachtoffer 1] degene is geweest die de confrontatie heeft opgezocht, niet [verdachte (voornaam)] .
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op het letsel van [slachtoffer 1] en de gevolgen die dat voor hem heeft gehad, en het in vergelijkbare gevallen door rechters in Nederland toegewezen smartengeld, acht de rechtbank in beginsel een vergoeding van € 1.500,- passend voor de immateriële schade die [slachtoffer 1] als gevolg van de mishandeling door [verdachte (voornaam)] lijdt en heeft geleden.
Eigen schuld
Artikel 6:101 BW geeft als uitgangspunt dat de schade over de benadeelde en de aansprakelijke wordt verdeeld in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen. Toepassing van die primaire maatstaf van artikel 6:101 BW houdt een causaliteitsafweging in, die er in het onderhavige geval op neerkomt dat moet worden beoordeeld in welke mate enerzijds het gedrag van [verdachte (voornaam)] en anderzijds het gedrag van [slachtoffer 1] aan het ontstaan van het letsel heeft bijgedragen. Bij deze beoordeling komt het (nog) niet aan op de mate van verwijtbaarheid van het één en ander. Beoordeling van de mate van verwijtbaarheid komt pas aan de orde bij de toepassing van de tevens in artikel 6:101 BW vervatte billijkheidscorrectie.
Uit het dossier valt op te maken dat, na een ruzie in de club de [locatie 2] , [slachtoffer 1] in de [straat] de confrontatie met [D] heeft opgezocht wat leidde tot een vechtpartij. [slachtoffer 1] is de confrontatie met [D] niet uit de weg gegaan door naar huis te gaan, en heeft daarna bovendien excessief geweld gebruikt. Op grond hiervan beantwoordt de rechtbank de vraag of sprake is van enige mate van eigen schuld aan de zijde van [slachtoffer 1] in de zin van artikel 6:101 BW bevestigend. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de aan [slachtoffer 1] toe te rekenen omstandigheden voor 20% bijgedragen aan het ontstaan van de schade. De rechtbank ziet dan ook reden 20% van de schade voor rekening van [slachtoffer 1] te laten. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen reden op grond van de billijkheid tot een andere verdeling te komen.
De rechtbank zal dan ook de vordering ten laste van [verdachte (voornaam)] toewijzen tot een bedrag van
€ 1.200,-. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Wettelijke rente
De ingangsdatum van de wettelijke rente wordt gesteld op 24 juli 2022, zijnde de datum waarop de onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde feiten zijn gepleegd.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat [verdachte (voornaam)] de onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde feiten samen met anderen heeft gepleegd.
[verdachte (voornaam)] is daarom voor de geleden immateriële schade ter hoogte van € 1.200,- naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat [verdachte (voornaam)] tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om aan [verdachte (voornaam)] ten aanzien van [slachtoffer 1] de maatregel tot schadevergoeding op te leggen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 24 juli 2022 tot de dag van volledige betaling
,nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt er geen gijzeling toegepast gelet op de toepassing van het jeugdrecht.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de (hoofdelijke) verplichting tot betaling aan [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan [slachtoffer 1] .
Proceskosten
[verdachte (voornaam)] zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

9.VORDERING TENUITVOERLEGGING

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de rechtbank de vordering tenuitvoerlegging toe te wijzen en om te zetten in een werkstraf voor de duur van 60 uren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen, omdat een tenuitvoerlegging van de straf te veel druk op [verdachte (voornaam)] zal leggen en het risico bestaat dat hij wordt overvraagd. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de proeftijd te verlengen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van de politierechter Rechtbank Midden Nederland, locatie Utrecht, van 20 oktober 2020 met parketnummer 16-012884-20 is [verdachte (voornaam)] 63 dagen jeugddetentie met aftrek waarvan 30 dagen voorwaardelijk opgelegd, waarbij een proeftijd van twee jaren is bepaald. De hierboven bewezenverklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezenverklaarde feiten heeft [verdachte (voornaam)] de aan het vonnis van de politierechter verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. De rechtbank zal echter, overeenkomstig het standpunt van de verdediging, de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen om te voorkomen dat [verdachte (voornaam)] wordt overvraagd. Bovendien heeft hij door het plegen van de bewezen feiten al ruim vijf maanden in voorarrest gezeten, waardoor de tenuitvoerlegging van deze straf op dit moment geen pedagogische meerwaarde heeft.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 55, 77aa, 77c, 77g, 77gg, 77i, 77x, 77y, 77z, 141, 285, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt [verdachte (voornaam)] daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt [verdachte (voornaam)] daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart [verdachte (voornaam)] strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt [verdachte (voornaam)] tot een
jeugddetentie van 202 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door [verdachte (voornaam)] vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte van
30 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat [verdachte (voornaam)] de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee jarenvast;
Algemene voorwaarden
- als algemene voorwaarden gelden dat [verdachte (voornaam)] :
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen;
Bijzondere voorwaarden
- als bijzondere voorwaarden gelden dat [verdachte (voornaam)] :
* zich blijft melden bij [..] [instelling 1] op het adres [adres 2] te [plaats 3] , zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* zich laat behandelen door [instelling 2] of een soortgelijke zorgverlener indien de
reclassering dit nodig acht. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter
als de reclassering nodig vindt en richt zich op onder andere emotieregulatie en
middelengebruik. [verdachte (voornaam)] houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die
de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan een (LVB)
FACT team worden ingezet. Daarnaast zal verdachte de MDFT (multidimensionale familietherapie), die reeds gestart is in [instelling 4] , voortzetten. Dit kan met de therapeut van [instelling 4] of binnen [instelling 1] worden voortgezet;
* kan worden aangemeld voor een instelling voor begeleid wonen indien de reclassering dit nodig acht, bijvoorbeeld bij een onveilige thuissituatie of stagnatie in
de ontwikkeling naar zelfstandigheid. [verdachte (voornaam)] verblijft dan in de instelling voor begeleid/beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. [verdachte (voornaam)] houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal hebben met [slachtoffer 1] (geboren op [2003] te [plaats 3] ), zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht. De politie ziet toe op handhaving van dit verbod;
* onderwijs zal volgen en/of zal beschikken over betaald werk. [verdachte (voornaam)] zet zich actief in om zinvolle en gestructureerde dagbesteding te vinden en te behouden. [verdachte (voornaam)] werkt mee aan de begeleiding door een jobcoach, zolang de
reclassering dit nodig vindt;
- waarbij [..] [instelling 1] opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 77aa, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en [verdachte (voornaam)] ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering
dadelijk uitvoerbaarzijn;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van
  • veroordeelt [verdachte (voornaam)]
  • verklaart de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • legt [verdachte (voornaam)] de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat € 1.200,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2022 tot de dag van de volledige betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt er geen gijzeling toegepast;
  • bepaalt dat [verdachte (voornaam)] van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (één van) zijn mededader(s) op één van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt [verdachte (voornaam)] tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16-012884-20
-
wijst afde vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Hebly, voorzitter, mrs. V.C. Kool en L.L. Veendrick, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Tressel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 december 2023.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan [verdachte (voornaam)] wordt ten laste gelegd dat:
1hij op of omstreeks 24 juli 2022 te [plaats 3] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, een of meerdere ma(a)l(en) op/tegen het hoofd en/of in het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft geschopt/getrapt terwijl die [slachtoffer 1] gebukt/gehurkt stond en/of op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:hij op of omstreeks 24 juli 2022 te [plaats 3] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen een of meerdere ma(a)l(en) op/tegen het hoofd en/of in het gezicht van die[slachtoffer 1] heeft geschopt/getrapt terwijl die [slachtoffer 1] gebukt/gehurkt stond en/of op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2hij op of omstreeks 24 juli 2022 te [plaats 3] openlijk, te weten, de [straat] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] , door die[slachtoffer 1] (op de grond) te duwen en/of een of meerdere ma(a)l(en) op/tegen het hoofd en/of in het gezicht, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] te slaan/stompen en/of een of meerdere ma(a)l(en) op/tegen het hoofd en/of in het gezicht, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] te schoppen/trappen terwijl die [slachtoffer 1] gebukt/gehurkt stond en/of op de grond lag;
3
hij op of omstreeks 10 juli 2022 te [plaats 2] , gemeente [gemeente] , althans in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "ik steek je kanker tent in brand" en/of "ik steek de boel hier in de fik" en/of "ik steek de tent hier in de fik" en/of "ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4hij op of omstreeks 10 juli 2022 te [plaats 2] , gemeente [gemeente] , althans in Nederland, [slachtoffer 3] heeft mishandeld door in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, van die [slachtoffer 3] te trappen en/of te schoppen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 27 oktober 2022, genummerd 2022220019, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 t/m 104. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 7 t/m 9.
3.Pagina’s 34 t/m 41.
4.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 juli 2022, genummerd PL0900-2022200293, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 t/m 36. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
5.Pagina 3.
6.Pagina’s 8 en 9.
7.Pagina’s 18 en 19.