ECLI:NL:RBMNE:2023:6836

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
UTR 23 / 5469
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening woningurgentie

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de afwijzing van haar aanvraag om woningurgentie. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af, omdat verzoekster geen spoedeisend belang heeft aangetoond. Dit is voornamelijk gebaseerd op het feit dat er geen dreigende dakloosheid is vastgesteld. Verzoekster woont momenteel in [woonplaats] en heeft een woning, terwijl haar kinderen ook een dak boven hun hoofd hebben. De voorzieningenrechter heeft in overweging genomen dat verzoekster zo snel mogelijk naar [plaats] wil verhuizen, zodat haar kinderen bij haar kunnen wonen, maar concludeert dat de huidige situatie, hoewel niet ideaal, geen spoedeisend belang rechtvaardigt. De voorzieningenrechter wijst erop dat verzoekster de bezwaarprocedure kan afwachten en dat er geen evident onrechtmatig besluit is genomen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. De voorzieningenrechter benadrukt dat het verzoek kennelijk ongegrond is en wijst het af zonder proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5469

uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 december 2023 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, het college.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de afwijzing van haar aanvraag om woningurgentie.
1.1.
Het college heeft de aanvraag om woningurgentie in het besluit van 26 oktober 2023 afgewezen. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter gevraagd om haar -door het treffen van een voorlopige voorziening- de urgentieverklaring te geven.
1.2.
Omdat het verzoek kennelijk ongegrond is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk ongegrond is.
1.3.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist.
3. Verzoekster heeft over het spoedeisend belang aangevoerd dat zij zo snel mogelijk naar [plaats] moet verhuizen zodat de kinderen bij haar kunnen wonen. Zij woont op dit moment in [woonplaats] . Haar ex-partner woont in [plaats] en haar kinderen gaan daar naar school. Verzoekster neemt noodgedwongen veel zorgtaken over van haar ex-partner, wat betekent dat zij veel heen en weer reist tussen [woonplaats] en [plaats] . Volgens verzoekster is deze situatie niet langer houdbaar, ook omdat haar ex-partner overspannen is geraakt. Het gezin is hierover ook in contact met Veilig Thuis. Verzoekster, haar kinderen en de ex-partner zijn erbij gebaat dat verzoekster zo snel mogelijk naar [plaats] verhuist.
4. Ondanks dat de huidige situatie verre van ideaal is, ziet de voorzieningenrechter in de genoemde omstandigheden onvoldoende reden om spoedeisend belang bij het verzoek aan te nemen. Doorslaggevend hiervoor is dat van een dreigende dakloosheid niet is gebleken. Verzoekster beschikt op dit moment over een woning in [woonplaats] . Ook hebben de kinderen van verzoekster een dak boven hun hoofd.
4.1.
Uit de beslissing van de (kinder-)rechter van 7 april 2023 blijkt dat de huidige situatie was voorzien. Zoals verzoekster ook heeft aangegeven is het de bedoeling dat de kinderen uiteindelijk hun hoofdverblijf bij verzoekster krijgen, zodra zij beschikt over een woning in [plaats] . De voorzieningenrechter heeft in de brief van Veilig Thuis van 27 juli 2023 gelezen dat Veilig Thuis het onwenselijk vindt dat verzoekster zich bevindt in de woning van haar ex-partner in [plaats] . Verder heeft de voorzieningenrechter in het dossier gelezen dat verzoekster en haar ex-partner Cumulus Home hebben ingeschakeld voor ouderbemiddeling, opvoedondersteuning en kindercoaching. Uit de brief van Cumulus Home van 30 november 2023 volgt dat het verzoekster en haar ex-partner nog niet lukt om goede afspraken met elkaar te maken over de omgang en dat kinderen hiermee worden geconfronteerd. De voorzieningenrechter hoopt dat verzoekster en de ex-partner met de hulp van Cumulus Home afspraken kunnen maken en op die manier uit de huidige situatie kunnen komen. De voorzieningenrechter herhaalt dat de huidige situatie verre van ideaal is en hij begrijpt dat het vinden van een woning in [plaats] voor verzoekster niet snel genoeg gaat. Het voorgaande betekent echter niet dat verzoekster de bezwaarprocedure niet kan afwachten.
5. Omdat verzoekster naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen spoedeisend belang heeft, kan de door haar gevraagde voorziening alleen nog worden getroffen als het bestreden besluit van verweerder evident onrechtmatig is. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door het verweerder ingenomen standpunt juist is en of het besluit in de bodemprocedure in stand zal blijven.
6. Van een evident onrechtmatig besluit is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake. Verweerder heeft gemotiveerd dat verzoekster niet aan de voorwaarden voor urgentie voldoet en dit heeft zij niet weersproken. Verder is van een evident onjuiste uitleg van de hardheidsclausule geen sprake. In deze omstandigheid is daarom evenmin een belang gelegen om de gevraagde voorziening – ondanks het ontbreken van spoedeisend belang en gelet op de belangen van verzoekster – toch te treffen.

Conclusie en gevolgen

7. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond. De voorzieningenrechter wijst het verzoek dus af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. O. Veldman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 december 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.