ECLI:NL:RBMNE:2023:6830

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 juli 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 5548
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarheid van bestuur en documentinventarisatie in ruimtelijke ontwikkeling

In deze zaak heeft eiseres op 11 oktober 2021 een verzoek ingediend op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om openbaarmaking van documenten met betrekking tot een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aan een specifiek adres. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt heeft op 20 januari 2022 slechts twee documenten openbaar gemaakt, waarna eiseres bezwaar heeft gemaakt. In het bestreden besluit van 13 oktober 2022 verwees het college naar een besluit van de provincie Utrecht op basis van de Wet open overheid (Woo) en stuurde aanvullende documenten, maar eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank oordeelt dat de ontkenning van het college dat er geen verdere documenten beschikbaar zijn, niet geloofwaardig is. De rechtbank stelt vast dat het college niet zelf een inventarisatie heeft gemaakt van de documenten die onder hem berusten, wat in strijd is met de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat het college tekort is geschoten in zijn besluitvorming en dat het bestreden besluit vernietigd moet worden. Het college wordt opgedragen om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen, waarbij alle relevante documenten worden geïnventariseerd en beoordeeld.

De uitspraak is gedaan zonder zitting op 28 juli 2023, en eiseres krijgt haar griffierecht terug. De rechtbank benadrukt dat de nieuwe wetgeving, de Woo, van toepassing is op het bestreden besluit, aangezien dit na de inwerkingtreding van de Woo is genomen. Eiseres heeft terecht gesteld dat er meer documenten moeten zijn dan de openbaar gemaakte documenten, en het college kan zich niet verschuilen achter een besluit van de provincie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5548

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juli 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt, verweerder

(gemachtigde: M. Valé).

Inleiding

Eiseres heeft op 11 oktober 2021 onder verwijzing naar de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) verzocht om openbaarmaking van alle documenten (vergunningen, toestemmingen, voorstellen, notulen, overeenkomsten, correspondentie, agendastukken, rapportages en/of adviezen etc. ) die zien op de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aan de [adres] te [woonplaats] . Het college heeft bij zijn besluit van 20 januari 2022 twee documenten openbaar gemaakt. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Het college heeft in zijn besluit van 13 oktober 2022 (het bestreden besluit) verwezen naar een besluit dat door de provincie Utrecht op grond van de Wet open overheid (Woo) is genomen. In aanvulling op de twee documenten die eiseres al heeft ontvangen, heeft het college haar het besluit van de provincie en de daarbij behorende documenten toegestuurd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
Op 1 mei 2022 is de Woo in werking getreden. De Wob is ingetrokken. Er is niet voorzien in overgangsrecht. Nu het bestreden besluit ná 1 mei 2022 is genomen, is hierop de Woo van toepassing.
Eiseres stelt in beroep dat er meer documenten moeten zijn dan alleen de documenten die openbaar zijn gemaakt tijdens de (voor)procedure omtrent het bestemmingsplan en dat de gemeente De Bilt zich niet mag verschuilen achter een besluit (over een ander verzoek om informatie) van de provincie Utrecht.
Als een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat documenten niet (of niet meer) onder hem berusten en zo’n mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, dan is het in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat documenten toch onder het bestuursorgaan berusten. Dit volgt uit vaste rechtspraak. [1]
5. In dit geval acht de rechtbank de ontkenning van het college dat hij niet over meer documenten beschikt over dit onderwerp kennelijk niet geloofwaardig. Aannemelijk is dat, voordat en gedurende dat een (ontwerp)plan ter inzage komt of in procedure is, over de mogelijkheden, aanzetten en concepten van een dergelijk plan wordt gecommuniceerd en/of dat er al dan niet in informerende zin, overleg plaatsvindt. Dat blijkt in dit geval ook uit gedingstuk 6, waarin een medewerker van het college verwijst naar documenten over de communicatie tussen de provincie en de gemeente over de [adres] . Deze documenten waren kennelijk door de provincie geïnventariseerd naar aanleiding van een Woo-verzoek van een derde over hetzelfde terrein en behoren kennelijk niet tot de documenten die in de bestemmingsplanprocedure ter inzage hebben gelegen.
6. Naar het oordeel van de rechtbank staat hiermee vast dat het college deze en dergelijke documenten niet zelf heeft beoordeeld in het kader van het Woo-verzoek van eiseres. Zonder meer is aannemelijk dat het college, als bevoegd orgaan ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkeling ter plaatse, over dergelijke documenten beschikt. Hij had ze allemaal zelf moeten inventariseren en zelf een oordeel moeten vormen over dit soort documenten. Door dit niet te doen, is verweerder tekort geschoten in de besluitvorming.
7. Gebleken is dat onder het college berustende documenten niet volledig zijn geïnventariseerd en beoordeeld. Het bestreden besluit is daarmee genomen in strijd met de vereisten die de artikelen 3.2 en 7.12, eerste lid, van de Awb aan een besluit stellen.
8. Het beroep is daarom kennelijk gegrond. Het besluit moet worden vernietigd en het college moet een nieuw besluit op het bezwaar van eiseres nemen, waarbij hij alle bij hem berustende documenten zelf inventariseert, aangeeft welke eventueel al openbaar zijn en motiveert van welke delen hij vindt dat deze niet openbaar kunnen worden gemaakt en waarom.
9. Omdat eiseres terecht beroep heeft ingesteld krijgt zij het griffierecht terug. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 13 oktober 2022;
- draagt de minister op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat dat de minister het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol rechter, in aanwezigheid van mr. M.E.C. Bakker, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 22 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1743.