ECLI:NL:RBMNE:2023:6816

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
UTR 23/2624
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke rechtsoordelen en ontvankelijkheid van bezwaarschriften in bestuursrechtelijke procedures

In deze zaak hebben eisers, eigenaren van panden in Almere, bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders, dat hun bezwaarschrift niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 19 december 2023 uitspraak gedaan in deze kwestie. Eisers hebben een omgevingsvergunning gekregen voor het veranderen van een gedeelte van hun pand aan [adres 2] naar woonruimten, maar het college heeft hen laten weten dat er geen woon-werkrelatie hoeft te bestaan tussen hun panden aan [adres 1] en [adres 2]. Eisers hebben verzocht om de reactie van het college aan te merken als een appellabel bestuurlijk rechtsoordeel, maar het college heeft dit verzoek afgewezen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de brief van 22 september 2022 van het college kan worden aangemerkt als een bestuurlijk rechtsoordeel, maar dat dit rechtsoordeel niet gelijkgesteld kan worden met een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen uitzonderlijke situatie is die rechtvaardigt dat het bestuurlijk rechtsoordeel als een besluit wordt behandeld. Eisers kunnen hun geschil over de interpretatie van de rechtsregels aan de bestuursrechter voorleggen door een aanvraag voor een omgevingsvergunning in te dienen. De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard en hen in de proceskosten niet-ontvankelijk verklaard.

De uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen in bestuursrechtelijke zaken en de voorwaarden waaronder bestuurlijke rechtsoordelen kunnen worden aangevochten. De rechtbank heeft de eisers erop gewezen dat zij als belanghebbenden een aanvraag kunnen indienen voor een omgevingsvergunning, wat hen de mogelijkheid biedt om duidelijkheid te krijgen over de gebruiksmogelijkheden van hun panden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/2624

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2023 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. A.S.D. Lijkwan),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Ahmed).

Inleiding

1. Eisers zijn eigenaren van de panden aan de [adres 1] en [adres 2] in [woonplaats] . In deze panden zijn op grond van het bestemmingsplan ‘ [locatie] ’ (het bestemmingsplan) diverse bedrijfsmatige activiteiten toegestaan. Ook bevat het perceel waarop de panden liggen de functieaanduiding bedrijfswoning.
1.1.
Eisers wonen in het pand met [adres 1] . Voor het pand met [adres 2] heeft het college met het besluit van 9 april 2013 aan eisers een omgevingsvergunning verleend voor het in strijd met het bestemmingsplan veranderen van een gedeelte van de kantoren naar woonruimten (de omgevingsvergunning). De nieuwe woonruimten die op [adres 2] zijn gemaakt mogen op grond van de omgevingsvergunning worden gebruikt voor kamerverhuur. In de omgevingsvergunning is verder opgenomen dat het woongedeelte van het pand zijn functie moet behouden en niet mag worden gebruikt voor (kamer)verhuur.
1.2.
Met een brief van 10 juni 2022 hebben eisers het college gevraagd of hij hun standpunt onderschrijft dat er geen woon-werkrelatie hoeft te bestaan tussen de panden [adres 1] en [adres 2] . Dit zou betekenen dat het college geen handhavingsmaatregelen zal treffen als de woning aan de [adres 1] zou worden bewoond door een persoon of personen die geen woon-werkrelatie hebben met het pand aan de [adres 2] . Eisers hebben verzocht om de reactie van het college aan te merken als appellabel bestuurlijk rechtsoordeel.
1.3.
Met een brief van 22 september 2022 heeft het college op dit verzoek van eisers gereageerd. Het college heeft in die brief aangegeven mee te werken aan het aanmerken van zijn reactie als een appellabel bestuurlijk rechtsoordeel. Het college stelt zich verder op het standpunt dat het niet is toegestaan om het pand aan de [adres 1] als reguliere woning, dat wil zeggen zonder koppeling met het gebruik van het pand aan de [adres 2] , te gebruiken. Praktisch gezien betekent dit standpunt van het college dat eisers zolang zij eigenaar/verhuurder blijven van de kamers in het pand aan de [adres 2] , zij zelf in de woning aan de [adres 1] moeten blijven wonen. Eisers zijn het niet eens met het standpunt van het college en hebben hiertegen bezwaar gemaakt.
1.4.
Op 30 maart 2023 heeft de bezwaarschriftencommissie van de gemeente Almere advies uitgebracht. De bezwaarschriftencommissie adviseert om de brief van
22 september 2022 niet aan te merken als een bestuurlijk rechtsoordeel dat met een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gelijk moet worden gesteld. De bezwaarschriftencommissie heeft daarom geadviseerd het bezwaarschrift niet-ontvankelijk te verklaren. Met het bestreden besluit van 20 april 2023 heeft het college het advies gevolgd en het bezwaarschrift van eisers niet-ontvankelijk verklaard.
1.5.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het niet-ontvankelijk verklaren van hun bezwaarschrift.
1.6.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft partijen gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank is met partijen van oordeel dat de brief van 22 september 2022 kan worden aangemerkt als een bestuurlijk rechtsoordeel. Dit is een zelfstandig en als definitief bedoeld oordeel van het college over de toepasselijkheid van een wettelijk voorschrift, waarvan de toepassing tot zijn de bevoegdheid behoort.
3. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) wordt een bestuurlijk rechtsoordeel, ondanks het ontbreken van rechtsgevolg, omwille van de rechtsbescherming slechts in uitzonderlijke situaties met een besluit gelijkgesteld. [2] En dus kunnen tegen een bestuurlijk rechtsoordeel slechts in uitzonderlijke situaties rechtsmiddelen worden aangewend.
4. De vraag die partijen verdeeld houdt is of zich in dit geval zo’n uitzonderlijke situatie voordoet. Hierover zal de rechtbank een oordeel geven. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
5. De rechtbank stelt voorop dat zich alleen zo’n uitzonderlijke situatie voordoet als het voor eisers onevenredig bezwarend is om het geschil over de interpretatie van de rechtsregels via een beroepsprocedure over een daadwerkelijk besluit bij de bestuursrechter aan de orde te stellen. In dat geval wordt rechtsbescherming verleend door de bestuursrechter en wordt de weg naar de burgerlijke rechter niet als redelijk alternatief beschouwd. De algemene lijn in de rechtspraak is dat het indienen van een aanvraag voor een vergunning of het afwachten van een besluit omtrent handhaving niet als een onevenredig bezwarende weg kan worden aangemerkt. [3]
6. Eisers voeren in dat verband aan dat het voor hen niet mogelijk is om het geschil over de interpretatie van de rechtsregels via een beroepsprocedure via een daadwerkelijk besluit bij de bestuursrechter aan de orde te stellen, dan wel dat dit voor hen onevenredig bezwarend is.
7. De rechtbank is het niet met eisers eens. Hierna legt de rechtbank uit waarom niet en welke gevolgen dit heeft.
8. Eisers kunnen voor de woning aan de [adres 1] een aanvraag indienen voor een omgevingsvergunning voor de activiteit planologisch strijdig gebruik om de woning niet langer als bedrijfswoning, maar als reguliere woning te mogen gebruiken. Bij het besluit op die aanvraag zal het college de vraag moeten beantwoorden of het gebruik als reguliere woning op grond van de omgevingsvergunning al sinds 2013 is toegestaan of dat het gebruik als reguliere woning inderdaad in strijd is met het bestemmingsplan en hiervoor dus een omgevingsvergunning nodig is. Eisers kunnen via die weg de door hen gewenste duidelijkheid krijgen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn eisers als eigenaar van het pand [adres 1] belanghebbende bij deze aanvraag. Dat zij de woning uiteindelijk niet zelf als reguliere woning zullen gaan gebruiken, maar deze als zodanig zullen verkopen of verhuren maakt niet dat zij alleen een afgeleid belang hebben.
9. Naar het oordeel van de rechtbank doet zich in dit geval geen uitzonderlijke situatie voor op grond waarvan het bestuurlijk rechtsoordeel van het college in de brief van
22 september 2022 omwille van de rechtsbescherming met een besluit gelijkgesteld moet worden. Eisers kunnen tegen deze brief geen rechtsmiddelen aanwenden.

Conclusie en gevolgen

10. De conclusie van het voorgaande is dat het college het bezwaarschrift van eisers terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep is ongegrond. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
mr.I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
19 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit kan de rechtbank doen op grond van artikel 8:57 van de Awb.
2.De rechtbank verwijst bijvoorbeeld naar de uitspraak van Afdeling van 23 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3222.
3.De rechtbank verwijst bijvoorbeeld naar de uitspraak van de Afdeling in een uitspraak van de grote kamer van 24 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1356.