ECLI:NL:RBMNE:2023:6814

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
C/16/557118
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van de Rabobank voor fraude gepleegd door zoon van eiser met bankrekeningen

In deze zaak vorderen eisers, [eiser sub 1] en [eiser sub 2], schadevergoeding van de Rabobank omdat deze tekortgeschoten zou zijn in haar zorgplicht. De zaak betreft fraude gepleegd door de zoon van [eiser sub 1], [A], die zonder toestemming geldbedragen van de bankrekeningen van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] naar zijn eigen rekening heeft overgemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Rabobank aansprakelijk is voor de schade die [eiser sub 2] heeft geleden van 3 mei 2017 tot 26 september 2018 en voor de schade van [eiser sub 1] van 31 augustus 2018 tot 26 september 2018. De rechtbank heeft een bewijsopdracht gegeven aan [eiser sub 1] om aan te tonen dat hij zijn bankpas en pincode niet aan [A] heeft gegeven en dat de betalingen aan of voor [A] zijn gedaan zonder zijn toestemming. De rechtbank oordeelt dat de Rabobank toerekenbaar tekortgeschoten is in haar zorgplicht door geen onderzoek te doen naar de ongebruikelijke activiteiten op de bankrekeningen van [eiser sub 1]. De zaak is aangehouden in afwachting van bewijslevering door [eiser sub 1].

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/557118 / HA ZA 23-362
Vonnis van 20 december 2023
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisers,
advocaat: mr. E.C.G. van Loon te Etten-Leur,
tegen
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat: mr. K.M. van Zwieten te Utrecht.
Eisers zullen afzonderlijk [eiser sub 1] en de [eiser sub 2] en gezamenlijk [eiser sub 1 en eiser sub 2] genoemd worden. Gedaagde zal hierna de Rabobank genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 15 mei 2023 met producties 1 t/m 19,
- de conclusie van antwoord van 5 juli 2023 met producties 1 t/m 24,
- de akte met productie van [eiser sub 1 en eiser sub 2] met productie 4,
- de akte met producties en eiswijziging van [eiser sub 1 en eiser sub 2] met producties 20 t/m 22.
1.2.
Op 6 november 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij partijen en hun advocaten aanwezig waren.

2.De beoordeling

Wat is er gebeurd?
2.1.
[eiser sub 1] bankiert al heel lang zowel privé als met zijn vennootschappen bij de Rabobank. In het zicht van zijn pensionering heeft [eiser sub 1] een estateplanning advies gevraagd en gekregen van de Rabobank. [eiser sub 1] heeft zijn zoon, [A] (hierna: [A] ), gevraagd om zijn privéadministratie en de administratie van de [eiser sub 2] te verzorgen. Hij heeft daarvoor [A] voor zijn particuliere bankrekeningen bij de Rabobank gevolmachtigd. Het gaat om de volgende bankrekeningen:
  • Rabo Spaarrekening waarvan het bankrekeningnummer eindigt op [rekeningnummer 1] (hierna: de Spaarrekening),
  • Rabo Directrekening waarvan het bankrekeningnummer eindigt op [rekeningnummer 2] (hierna: de Directrekening), en
  • Rabo Riantrekening waarvan het bankrekeningnummer eindigt op [rekeningnummer 3] (hierna: de Riantrekening).
[eiser sub 1] heeft één bankrekening bij de Rabobank voor de [eiser sub 2] . Voor het beschikken over de tegoeden op de bankrekening van de [eiser sub 2] is door [eiser sub 1] geen volmacht verstrekt aan [A] .
2.2.
Op 26 september 2018 heeft [eiser sub 1] ontdekt dat [A] , zonder dat [eiser sub 1] dat wist, geldbedragen van zijn particuliere bankrekeningen en de bankrekening van de [eiser sub 2] naar zijn eigen bankrekening heeft overgemaakt en aan privédoeleinden heeft uitgegeven. [eiser sub 1 en eiser sub 2] verwijt de Rabobank in strijd met de op haar rustende bijzondere zorgplicht te hebben gehandeld door geen onderzoek te doen naar de ongebruikelijke activiteiten op zijn bankrekeningen en geen maatregelen tegen de fraude die [A] heeft gepleegd te treffen. Daarnaast stelt [eiser sub 1 en eiser sub 2] in ieder geval geen toestemming te hebben gegeven voor de betalingen van zijn bankrekeningen in de periode 26 augustus 2017 tot 26 september 2018, wat met zich meebrengt dat de Rabobank deze betalingen moet terugbetalen [1] .
De beslissing van de rechtbank
2.3.
De rechtbank oordeelt dat de Rabobank aansprakelijk is voor de door de [eiser sub 2] vanaf 3 mei 2017 tot 26 september 2018 geleden schade en de door [eiser sub 1] vanaf 31 augustus 2018 tot 26 september 2018 geleden schade.
2.4.
Verder geeft de rechtbank een bewijsopdracht aan [eiser sub 1] om te bewijzen dat:
hij zijn bankpas en pincode van zijn Directrekening niet aan [A] heeft gegeven,
de betalingen van zijn Spaar- en Directrekening aan of voor [A] zijn gedaan doordat [A] de betalingen klaarzette en zijn mobiele telefoon, laptop of ander apparaat aan deze bankrekeningen koppelde en [eiser sub 1] dit vervolgens accordeerde door het zelf invullen van zijn pincode, en
de bankafschriften van de Spaar- en Directrekening van de Rabobank zijn doorgezonden naar [A] en door [A] vervalst zijn.
2.5.
Als [eiser sub 1] in zijn bewijsopdracht slaagt, moet de Rabobank de door [A] onterecht gedane betalingen van de Spaar- en Directrekening van 26 augustus 2017 tot en met 26 september 2018 in principe terugbetalen.
Ontvankelijkheid [eiser sub 1 en eiser sub 2]
2.6.
[eiser sub 1 en eiser sub 2] is ontvankelijk in zijn vorderingen. Dat [eiser sub 1 en eiser sub 2] gezamenlijk één vordering instelt, leidt volgens vaste rechtspraak niet tot niet-ontvankelijkheid [2] . Bovendien heeft [eiser sub 1 en eiser sub 2] inmiddels in zijn laatste akte de vorderingen gesplitst.
Betalingen van de bankrekening van de [eiser sub 2]
De Rabobank is toerekenbaar tekortgeschoten tegenover de [eiser sub 2]
2.7.
Het staat vast dat op 3 mei 2017 [A] niet door [eiser sub 1] gevolmachtigd was om te beschikken over de gelden op de bankrekening van de [eiser sub 2] bij de Rabobank en op te treden namens de [eiser sub 2] , en dat [A] geen bestuurder of procuratiehouder was van de [eiser sub 2] . Op 3 mei 2017 deed [A] per e-mail het verzoek aan de Rabobank om het adres van de [eiser sub 2] te wijzigen naar een adres in [plaats] . Dit is het adres van [A] . Rabobank heeft de adreswijziging doorgevoerd, terwijl zij wist dat [A] geen bestuurder, gevolmachtigde of rekeninghouder van de [eiser sub 2] was. Het had op de weg van de Rabobank gelegen om contact op te nemen met [eiser sub 1] als rekeninghouder en bestuurder van de [eiser sub 2] om te controleren of [A] tot het doorgeven van de adreswijziging bevoegd was. Dit heeft zij nagelaten. Daarmee is de Rabobank toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichting jegens de [eiser sub 2] om te controleren of degene die de opdracht voor de adreswijziging geeft daartoe bevoegd is. Daar komt bij dat het controlemechanisme voor wijzigingen van contactgegevens van de Rabobank heeft gefaald. De Rabobank heeft toegelicht dat een klant per SMS wordt geïnformeerd over een wijziging van de contactgegevens. Ten tijde van de adreswijziging stond onder andere het telefoonnummer van de vaste telefoonlijn van [eiser sub 1] als telefoonnummer van de [eiser sub 2] geregistreerd. Dit telefoonnummer komt ook overeen met het telefoonnummer dat op het uittreksel van de [eiser sub 2] van de KvK staat. De Rabobank kon niet bevestigen of [eiser sub 1] de SMS over de adreswijziging van de [eiser sub 2] op de vaste lijn kon - en heeft - ontvangen.
Waarheidsplicht
2.8.
Partijen verschillen van mening over de vraag op welke wijze [A] de fraude met de bankrekening van de [eiser sub 2] heeft gepleegd. Volgens de Rabobank heeft [eiser sub 1] zijn bankpas en pincode aan [A] gegeven. [eiser sub 1 en eiser sub 2] betwist dit. Volgens [eiser sub 1 en eiser sub 2] hebben de betalingen plaats kunnen vinden doordat [A] de betalingen van de [eiser sub 2] voor [eiser sub 1 en eiser sub 2] via Rabo Internetbankieren klaarzette en [eiser sub 1] vervolgens de betalingen met zijn pincode via de identifier goedkeurde. Daarnaast heeft [A] volgens [eiser sub 1 en eiser sub 2] tussendoor, zonder dat [eiser sub 1] dit doorhad, een toestel aan de bankrekeningen van [eiser sub 1 en eiser sub 2] toegevoegd, waarmee [A] toegang had tot de bankrekeningen van [eiser sub 1 en eiser sub 2] Zo kon [A] zonder bankpas en pincode bedragen overmaken naar zijn eigen bankrekeningen. Volgens de Rabobank is dit standpunt van [eiser sub 1 en eiser sub 2] in strijd met de waarheid en moet dit tot gevolg hebben dat de vordering van [eiser sub 1 en eiser sub 2] worden ontzegd [3] . De rechtbank is dit niet met de Rabobank eens. Of de fraude heeft plaatsgevonden door het afgeven van de bankpas en pincode door [eiser sub 1] aan [A] is niet relevant. De toerekenbare tekortkoming van de Rabobank heeft namelijk niets te maken met het wel of niet afgeven van de bankpas met pincode van de [eiser sub 2] , maar is gelegen in het handelen van de Rabobank naar aanleiding van de correspondentie met [A] . Hetzelfde geldt voor de mededeling van [eiser sub 1] dat de adreswijziging van de [eiser sub 2] nooit zichtbaar is geweest in de KvK. Dit is niet relevant voor de tekortkoming van de Rabobank dat zij het adres niet had mogen wijzigen op grond van alleen een e-mail van [A] .
De Rabobank moet de schade geleden door de [eiser sub 2] in de periode 3 mei 2017 tot 26 september 2018 vergoeden
2.9.
De toerekenbare tekortkoming van de Rabobank had tot gevolg dat de bankafschriften van de [eiser sub 2] niet op het adres van [eiser sub 1] aankwamen, waardoor hij de bankafschriften niet kon raadplegen. Als de Rabobank voordat zij de adreswijziging had doorgevoerd met [eiser sub 1] contact had opgenomen, was de adreswijziging niet doorgevoerd. Dit zou tot gevolg hebben gehad dat [A] niet had kunnen frauderen, in ieder geval niet zonder dat [eiser sub 1] daarachter was gekomen.
De door de [eiser sub 2] geleden schade was dan voorkomen. Er is dus een causaal verband tussen de door de [eiser sub 2] gevorderde schade en de toerekenbare tekortkoming van de Rabobank.
2.10.
De door de [eiser sub 2] geleden schade bestaat uit de onttrekkingen van de bankrekening van de [eiser sub 2] waarvoor [eiser sub 1] geen toestemming heeft verleend. Daaronder vallen ook de onttrekkingen van de bankrekening van de [eiser sub 2] naar de particuliere bankrekeningen van [eiser sub 1] voor zover deze vervolgens door [A] naar zichzelf zijn overgemaakt of ten gunste van hem zijn aangewend. Het gaat om de onttrekkingen van de bankrekening van de [eiser sub 2] in de periode van 3 mei 2017 tot 26 september 2018.
Signalen van vóór 3 mei 2017
2.11.
De door [eiser sub 1 en eiser sub 2] gevorderde schade van de [eiser sub 2] van voor 3 mei 2017 wordt afgewezen. De Rabobank is vóór 3 mei 2017 niet tekortgeschoten in de nakoming van de op haar rustende zorgplicht jegens de [eiser sub 2] om zodanige beveiligingsmaatregelen te treffen om de fraude te voorkomen en om onderzoek te doen naar ongebruikelijke betalingen. [eiser sub 1 en eiser sub 2] erkent dat de aanvraag van een bankpas voor de bankrekening van de [eiser sub 2] door [A] is mislukt. De Rabobank heeft [eiser sub 1 en eiser sub 2] op het telefoonnummer van de [eiser sub 2] (het huisnummer van [eiser sub 1] ) gebeld. De door Rabobank vóór 3 mei 2017 getroffen beveiligingsmaatregelen waren dus blijkbaar voldoende. Ook had de Rabobank geen onderzoek hoeven doen naar de betalingen van de [eiser sub 2] vóór 3 mei 2017. Uit het overzicht van [eiser sub 1 en eiser sub 2] [4] volgt dat de enige betaling die van de bankrekening van de [eiser sub 2] is verricht vóór 3 mei 2017 een bedrag van € 1.500,00 is. [eiser sub 1 en eiser sub 2] heeft onvoldoende gesteld waarom deze betaling ongebruikelijk zou zijn en waarom naar aanleiding van deze betaling onderzoek door Rabobank zou moeten zijn gedaan. Dat de betaling in strijd was met de doelstellingen van de estateplanning is onvoldoende. Er geldt voor banken namelijk geen algemene monitoringsplicht voor betalingen, laat staan een plicht om te controleren of de betalingen van hun klanten overeenkomen met hun adviezen over estateplanning.
Betalingen van de particuliere bankrekeningen van [eiser sub 1]
De Rabobank heeft tot 31 augustus 2018 haar zorgplicht jegens [eiser sub 1] niet geschonden
2.12.
De Rabobank heeft haar zorgplicht tot 31 augustus 2018 ten opzichte van [eiser sub 1] niet geschonden.
2.13.
Het is vaste rechtspraak dat de maatschappelijke functie van een bank een bijzondere zorgplicht met zich meebrengt. Van schending van de bijzondere zorgplicht van een bank kan sprake zijn als die bank zich bewust was van ongebruikelijke activiteiten op een bankrekening en van het daaraan verbonden gevaar, en die bank desondanks niet voortvarend is opgetreden door het doen van zelfstandig onderzoek naar die activiteiten en het treffen van adequate maatregelen [5] .
2.14.
In dit geval waren er tot 31 augustus 2018 geen signalen van fraude waarop de Rabobank anders had moeten reageren. Er waren geen ongebruikelijke betalingen op de particuliere bankrekeningen van [eiser sub 1] , want de ontvangers waren legitiem. Of de betalingen in strijd waren met de doelstellingen van de estateplanning, is niet relevant. Zoals hiervoor overwogen geldt er geen plicht voor de Rabobank om te controleren of de betalingen van hun klanten overeenkomen met de estateplanningsadviezen.
2.15.
Verder zijn er geen signalen geweest naar aanleiding waarvan de Rabobank voor 31 augustus 2018 onderzoek had moeten doen naar de betalingen op de particuliere bankrekening. Dat voor de Riantrekening tweemaal een nieuwe bankpas is aangevraagd in een korte periode is geen reden voor nader onderzoek.
2.16.
Wel had de Rabobank op 31 augustus 2018 nader onderzoek moeten doen en maatregelen moeten treffen toen er gebeld werd door een persoon die zich als [eiser sub 1] voordeed. De medewerker van de Rabobank vermoedde dat iemand zich als [eiser sub 1] voordeed, omdat de beller niet als een 70-jarige klonk en heeft dat ook in een intern systeem van de bank geregistreerd. Door nader onderzoek na te laten en geen contact met [eiser sub 1] op te nemen, heeft de Rabobank vanaf 31 augustus 2018 in strijd met de op haar rustende zorgplicht gehandeld en moet zij de schade geleden door [eiser sub 1] vanaf 31 augustus 2018 vergoeden.
Betalingen vanaf 26 augustus 2017 tot 26 september 2018 van de Riantrekening
2.17.
[eiser sub 1 en eiser sub 2] stelt dat er van de particuliere bankrekeningen betalingen door [A] zijn gedaan waarmee [eiser sub 1] niet heeft ingestemd.
2.18.
Als een niet-toegestane betaling heeft plaatsgevonden, moet de bank deze betaling terugbetalen aan de klant [6] . Een niet-toegestane betaling is een betaling waarbij de klant niet met de betaling heeft ingestemd [7] . Volgens de Rabobank heeft [eiser sub 1] door de aan [A] afgegeven volmacht met de betalingen van zijn particuliere bankrekeningen ingestemd. Dit klopt wat betreft de betalingen van de Riantrekening.
2.19.
[eiser sub 1] heeft een volmacht aan [A] gegeven om over de gelden op de particuliere bankrekeningen bij de Rabobank te beschikken. Dit mag ook via Rabo Mobielbankieren en Rabo Internetbankieren.
2.20.
Voor de Riantrekening zag de volmacht van [A] ook op het beschikken over de gelden met een bankpas (hierna: de volmachtpas). De Rabobank heeft toegelicht dat de betreffende betalingen van de Riantrekening zijn gedaan met de volmachtpas van [A] of waarbij via Rabo Internetbankieren en Rabo Mobielbankieren de volmachtpas of een toestel dat middels de volmachtpas op naam van [A] was geregistreerd als identificatiemiddel is gebruikt. Dit is door [eiser sub 1] niet betwist. [eiser sub 1] heeft door middel van de volmacht met de betalingen van de Riantrekening, niet afkomstig van de [eiser sub 2] , ingestemd. De betalingen zijn dan ook geen ‘niet-toegestane’ betalingen en Rabobank hoeft deze betalingen op grond van artikel 7:528 lid 1 BW (oud) niet aan [eiser sub 1] terug te betalen.
Betalingen vanaf 26 augustus 2017 tot 26 september 2018 van de Spaarrekening en de Directrekening
2.21.
Voor de Spaarrekening en de Directrekening zag de volmacht van [A] uitdrukkelijk niet op het beschikken van de tegoeden op de bankrekeningen met behulp van een bankpas. Dit is uitdrukkelijk, in afwijking van de volmacht van de Riantrekening, in de volmachten van de Directrekening en de Spaarrekening opgenomen. Het was dus de bedoeling van partijen dat [A] niet met behulp van een betaalpas (de volmachtpas), of een toestel dat middels de volmachtpas op naam van [A] was geregistreerd, kon beschikken over de tegoeden op de Spaar- en Directrekening. [A] heeft – in afwijking van de volmacht van de Spaar- en Directrekening – met de volmachtpas kunnen beschikken over de tegoeden op deze rekeningen. Deze betalingen zijn in strijd met de volmacht van [eiser sub 1] en de betalingen moeten daarom worden gezien als niet-toegestane betalingen. De Rabobank moet in principe deze betalingen aan [eiser sub 1] terugbetalen, tenzij [eiser sub 1] frauduleus heeft gehandeld of opzettelijk of met grove nalatigheid een of meer verplichtingen betreffende het gebruik van een betaalinstrument niet is nagekomen [8] .
2.22.
Volgens de Rabobank staat de volmacht niet in de weg aan het autoriseren van betaalopdrachten met een betaalpas (de volmachtpas) via Rabo Internetbankieren en Rabo Mobielbankieren. De uitzondering in de volmacht zou volgens de Rabobank alleen zien op het pinnen bij geldautomaten of betalen bij betaalautomaten. Maar deze beperking volgt niet uit de volmacht. Er staat
beschikkenover de tegoeden van een bankpas. Dit is ruimer dan alleen pinnen bij geldautomaten of betalen bij betaalautomaten. De Rabobank heeft verder ook geen andere omstandigheden aangevoerd waaruit de door haar voorgestelde uitleg van de volmacht blijkt.
2.23.
Als [eiser sub 1] zijn bankpas en pincode van de Directrekening (van de Spaarrekening heeft hij geen bankpas) aan [A] heeft gegeven, heeft hij grof nalatig gehandeld en hoeft de Rabobank de betalingen van de Spaar- en Directrekening niet op grond van artikel 7:528 lid 1 BW (oud) terug te betalen. Omdat [eiser sub 1] betwist dat hij de bankpas en pincode van de Directrekening aan [A] heeft gegeven, zal hij in de gelegenheid worden gesteld om te bewijzen dat hij zijn bankpas en pincode van de Directrekening niet aan [A] heeft gegeven en de betalingen van de Spaar- en Directrekening aan of voor [A] zijn gedaan doordat [A] de betalingen klaarzette en zijn mobiele telefoon, laptop of ander apparaat aan deze bankrekeningen koppelde, en [eiser sub 1] dit vervolgens accordeerde door het invullen van zijn pincode op de mobiele telefoon, laptop of ander apparaat.
2.24.
Als [eiser sub 1] in deze bewijsopdracht slaagt, kan het alsnog zijn dat de hoogte van de schade wordt gematigd [9] . De Rabobank voert als omstandigheid voor het matigen van de schade onder andere aan dat [eiser sub 1] zijn bankafschriften niet heeft gecontroleerd en dat hij had moeten melden dat hij de bankafschriften niet meer kreeg. Volgens [eiser sub 1] controleerde hij wel de bankafschriften maar waren deze bankafschriften vervalst. De bankafschriften van de Rabobank zouden zijn doorgezonden naar [A] , waarop [A] de bankafschriften vervalste en deze vervalste bankafschriften aan [eiser sub 1] liet zien. Om het beroep op matiging te kunnen beoordelen, moet duidelijk worden of er voor de bankafschriften van de Spaar- en Directrekening een doorzendservice gold en of [A] de bankafschriften van de Spaar- en Directrekening heeft vervalst. Daarom krijgt [eiser sub 1] hiervoor een bewijsopdracht.
Bewijsopdracht en tussenconclusie
2.25.
Gelet op het bovenstaande zal [eiser sub 1] in de gelegenheid worden gesteld om zijn stellingen te bewijzen dat:
hij zijn bankpas en pincode van de Directrekening niet aan [A] heeft gegeven,
de betalingen van zijn Spaar- en Directrekening aan of voor [A] zijn gedaan doordat [A] de betalingen klaarzette en zijn mobiele telefoon, laptop of ander apparaat aan deze bankrekeningen koppelde en [eiser sub 1] dit vervolgens accordeerde door het zelf invullen van zijn pincode, en
de bankafschriften van de Spaar- en Directrekening van de Rabobank werden doorgezonden en door [A] zijn vervalst.
2.26.
Het voorgaande brengt met zich mee dat de Rabobank de volgende schade moet vergoeden:
  • De schade geleden door de [eiser sub 2] in de periode van 3 mei 2017 tot 26 september 2018,
  • De schade geleden door [eiser sub 1] van de Riantrekening van 31 augustus 2018 tot 26 september 2018,
  • De schade geleden door [eiser sub 1] van de Directrekening van in ieder geval 31 augustus 2018 tot 26 september 2018,
  • De schade geleden door [eiser sub 1] van de Spaarrekening van in ieder geval 31 augustus 2018 tot 26 september 2018.
  • Als [eiser sub 1] slaagt in zijn bewijsopdracht, moet de Rabobank de betalingen terugbetalen die zijn gedaan zonder toestemming van [eiser sub 1] van de Spaar- en Directrekening, van 26 augustus 2017 tot 26 september 2018.
2.27.
In afwachting van de bewijslevering, wordt iedere verdere beslissing aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
draagt [eiser sub 1] op om bewijs te leveren van zijn stelling dat:
a. hij zijn bankpas en pincode van de Directrekening niet aan [A] heeft gegeven,
b. de betalingen van zijn Spaar- en Directrekening aan of voor [A] zijn gedaan doordat [A] de betalingen klaarzette en zijn mobiele telefoon, laptop of ander apparaat aan deze bankrekeningen koppelde en [eiser sub 1] dit vervolgens accordeerde door het zelf invullen van zijn pincode, en
c. de bankafschriften van de Spaar- en Directrekening van de Rabobank werden doorgezonden en door [A] zijn vervalst;
3.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
17 januari 2024voor uitlating door [eiser sub 1] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een andere bewijsmiddel,
3.3.
bepaalt dat, als [eiser sub 1] geen bewijs door het horen van getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, hij die stukken dan direct in het geding moet brengen;
3.4.
bepaalt dat als [eiser sub 1] getuigen wil laten horen, hij de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten en de getuigen in de maanden
februari t/m mei 2024dan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
3.5.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van
mr. D. Wachter, in het gerechtsgebouw te Utrecht, Vrouwe Justitiaplein 1;
3.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
3.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Wachter en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2023.
MvD 5633

Voetnoten

1.Artikel 7:528 lid 1 BW (oud).
2.HR 27 oktober 1978,
3.Artikel 21 Rv.
4.Productie 7 bij de dagvaarding.
5.Hoge Raad 23 december 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU3713,
6.Artikel 7:528 lid 1 BW.
7.Artikel 7:522 lid 1 BW.
8.Artikel 7:528 lid 1 en 7:529 lid 1 BW.
9.Artikel 7:529 lid 1 BW.