ECLI:NL:RBMNE:2023:6813

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
16/332214-22, 16/157384-23 (gev. ttz) en 16/199805-22 (vord. tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van bedreigingen, mishandeling en poging uitlokking moord door verdachte vanuit detentie

Op 18 december 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die meerdere strafbare feiten heeft gepleegd, waaronder bedreigingen, mishandeling en een poging tot uitlokking van moord. De verdachte, geboren in 1992 en gedetineerd, heeft vanuit zijn detentie brieven geschreven waarin hij anderen aanzet tot het plegen van moord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 20 december 2022 tot en met 24 februari 2023 heeft geprobeerd om een ander te bewegen om een derde persoon te vermoorden, door gedetailleerde informatie te verstrekken over het doelwit en een geldbedrag in het vooruitzicht te stellen. Daarnaast heeft de verdachte op 19 december 2022 een vrouw mishandeld in een supermarkt en heeft hij meerdere medewerkers van instellingen bedreigd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en een tbs-maatregel met dwangverpleging opgelegd, gezien de ernst van de feiten en de psychische problematiek van de verdachte. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €500,- toegewezen aan een benadeelde partij die geestelijk letsel heeft opgelopen door de mishandeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/332214-22, 16/157384-23 (gev. ttz) en 16/199805-22 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
gedetineerd in de [verblijfplaats 1] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 maart 2023, 8 mei 2023, 4 juli 2023, 12 september 2023 en 4 december 2023. Op laatstgenoemde datum is de zaak inhoudelijk behandeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. R.I. Takens, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 16/157384-23
in de periode van 1 april 2023 tot en met 11 april 2023 te Arnhem [slachtoffer 1] en medewerkers van de [verblijfplaats 2] heeft bedreigd;
parketnummer 16/332214-22
feit 1:
op 16 december 2022 te Utrecht [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] , medewerkers van [instelling 1] , heeft bedreigd;
feit 2:
in de periode van 10 december 2022 tot en met 19 december 2022 te Utrecht, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 7] , medewerkers van [instelling 1] , en twee anoniem gebleven medewerkers van de [instelling 2] heeft bedreigd;
feit 3
primair:
in de periode van 20 december 2022 tot en met 24 februari 2023 te Nieuwegein heeft geprobeerd om [A] of een ander te bewegen om [slachtoffer 8] te vermoorden;
subsidiair:
in diezelfde periode te Nieuwegein [slachtoffer 8] heeft bedreigd;
feit 4:
op 19 december 2022 te Utrecht [slachtoffer 9] heeft mishandeld;
feit 5:
op 16 december 2022 te Utrecht een laptop en een tafel die toebehoorden aan [instelling 1] heeft vernield.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten, en feit 3 van parketnummer 16/332214-22 in primaire zin, wettig en overtuigend te bewijzen. De standpunten van de officier van justitie worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken in paragraaf 4.3.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft partieel vrijspraak bepleit van de onder feit 2 (parketnummer 16/332214-22) ten laste gelegde bedreigingen voor zover het gaat om de twee anonieme medewerkers van de [instelling 2] via Instagram. Volgens de raadsman kan niet worden bewezen dat verdachte degene is die de bedreigende berichten heeft geschreven.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder feit 3 primair ten laste gelegde poging tot uitlokking moord. Verdachte heeft in detentie twee brieven geschreven. In de eerste brief, die op de postkamer is onderschept, wordt niet uitgelokt tot moord. De tweede brief is qua inhoud verstrekkender, maar die brief is in de cel van verdachte aangetroffen en dus niet verstuurd. Daarmee is geen sprake van een begin van uitvoering en dus ook niet van een strafbare poging.
De raadsman heeft tevens vrijspraak bepleit van de onder feit 4 ten laste gelegde mishandeling, nu niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het verdachte is geweest die dit feit heeft gepleegd.
Voor het overige heeft de raadsman geen bewijsverweren gevoerd.
De standpunten van de raadsman worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken in paragraaf 4.3.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 16/157384-23
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het bewezen verklaarde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden, gelet op artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 december 2023;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 19 april 2023 met bijlage, genummerd PL0600-2023169267-2, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 3-7 van het proces-verbaal genummerd PL0900-2023183533.
Parketnummer 16/332214-22
Feit 1 en feit 5
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de onder 1 en 5 bewezen verklaarde feiten bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden, gelet op artikel 359 lid 3 Sv, met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 december 2023;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van slachtoffer [slachtoffer 2] van 20 december 2022, genummerd PL0900-2022376480-9, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 9-11 van het proces-verbaal genummerd PL0900-2022377655;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 3] van 20 december 2022, genummerd PL0900-2022376480-4, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 12-15 van het proces-verbaal genummerd PL0900-2022377655;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 4] van 20 december 2022, genummerd PL0900-2022376480-3, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 16-18 van het proces-verbaal genummerd PL0900-2022377655;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 5] van 20 december 2022, genummerd PL0900-2022376480-5, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 19-21 van het proces-verbaal genummerd PL0900-2022377655;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 6] van 20 december 2022, genummerd PL0900-2022376480-6, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 22-23 van het proces-verbaal genummerd PL0900-2022377655;
Feit 2
Bewijsmiddelen [1]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 december 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik [slachtoffer 7] op 19 december 2022 een Whatsapp bericht heb gestuurd. De berichtjes waren bedoeld voor [slachtoffer 2] . Ik had ruzie met [slachtoffer 2] omdat hij aangifte tegen mij zou gaan doen. Het klopt dat ik in die berichtjes heb gezegd “
dan maak ik je helemaal af” en “
ik schiet jullie kapot”.
Ik was teleurgesteld in de medewerkers van de [instelling 2] . Zij hebben de reclassering verteld dat een reclasseringswerker door mij was bedreigd, maar dat heb ik nooit zo bedoeld. Die medewerkers van de [instelling 2] hebben dit toen aan de politie doorgespeeld. Tegen mij was gezegd dat zij hier niets mee zouden gaan doen omdat ik het uit emotie had gezegd. Ik was boos op die medewerkers van [instelling 2] .
Een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2022376480-7, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant, heb telefonisch contact gehad met [slachtoffer 7] en hoorde haar het volgende verklaren:
Op 19 december 2022, ontving een WhatsApp bericht op mijn werk telefoon. Ik zag het volgende: "
Luister vriend. Ik hoop dat je geen aangifte hebt gedaan vriend anders wordt het hele grote probleem voor jouw. Dan maak ik je helemaal af". "
Ben op zoek naar [slachtoffer 2] ben jij dat niet". Aantal minuten later zag ik dat ik wederom een bericht had ontvangen van dezelfde nummer: "
Zeg maar tegen [slachtoffer 2] is jullie collega. Als ik hem pak maak ik hem dood". Kort daarop zag kreeg ik een bericht: "
Schiet jullie kapot, zeg maar tegen [slachtoffer 2]". [2]
Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , genummerd, PL0900-2023004642-3, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De ex groepsleider van [verdachte] kwam bij mij met het volgende:
hij had op 10 december 2022, via Instagram een bedreigend bericht ontvangen van een Instagram account genaamd [Instagram account] . [3] Tijdens de detentie van [verdachte] is er een conflict geweest tussen de groepsleider, de gedragswetenschapper en [verdachte] . [4]
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , genummerd PL0900-2023004642-6, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben als een pedagogische medewerker werkzaam bij de Justitiële Jeugdinrichting
genaamd [instelling 2] , Ik zag dat ik een Instagram bericht had ontvangen van een ex-gedetineerde waar ik vier (4) jaar lang mentor van geweest was, genaamd [verdachte] . Ik zag dat ik het bericht had ontvangen van een Instagram account genaamd [Instagram account] . In het bericht staat het volgende: "
jo als ik jou en die vrouw pak ik vermoord jullie voor wat jullie hebben veroorzaakt. Jullie gaan zien wat ik met jullie ga doen je mag naar de politie gaan maar het gaat niet helpen je gaat die kogel krijgen. Ik pak je zoi zo broer. Je hebt de verkeerde genaaid je gaat zien wat er gaat gebeuren je bent niet veilig. Je gaat die kogel krijgen" Ik schrok heel erg toen ik dit bericht las. Omdat ik mij goed besef dat hij daartoe in staat is. Ik ken hem door en door. Ik ben jaren lang nauw betrokken geweest bij zijn traject. Zijn delict is geweest met vuurwapen. Het was mij bekend dat hij met een AK had geschoten. Ik ben bang dat hij zijn woorden waar maakt. [5]
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , genummerd PL0900-2023004642-5, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[verdachte] heeft zes jaar in de [instelling 2] gezeten. In augustus 2022, vlak voordat [verdachte] vrij gelaten werd, is er een gesprek geweest tussen [verdachte] en twee medewerkers van de PJJ. Tijdens dit gesprek had [verdachte] zijn reclasseringswerker meerdere malen met de dood bedreigd. De bedreigingen zijn gemeld bij de reclassering. De reclassering had gelijk aangifte gedaan van deze bedreigingen. Van deze bedreiging is een rechtszaak geweest. [6] Op dinsdag 20 december 2022 ontving ik een e-mail van mijn collega. Bleek dat mijn
collega een bericht had ontvangen op zijn Instagram account. Dit bericht had mijn
collega ook aan mij gestuurd. De kans is groot dat hij mij bedoelt met die vrouw. Dit omdat mijn collega en ik beide de reclassering hebben geïnformeerd over de bedreigingen.
Ik ken [verdachte] door mijn werk nu vier jaar. In deze vier jaar zijn er heel veel agressie
incidenten geweest waarbij hij fysiek is geweest naar spullen gericht maar ook op
personen. Tijdens deze vier jaar heeft [verdachte] een rechtszaak gehad in verband
met een poging doodslag. Dit naar een groepsgenoot. [verdachte] is schuldig bevonden.
Ik weet dus waartoe [verdachte] in staat is. Ik weet dat hij daad bij woord kan voegen.
Ik wil hier mee aangeven dat de dreiging serieus is. [7]
Een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2023004642-11, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:Ik zag in de inhoud van de telefoon dat er een gesprek had plaatsgevonden op Snapchat. Ik zag dat [verdachte] , op 17 november 2022, om 09:32 uur, het volgende zei tegen [snapchataccount] :
- “
Hee [snapchataccount] geef even die snap [aangever 3] ik weel die man pakken daarom
- “
Hij heeft mij verraden
- “
Ik moet snel pakke die hond”. [8]
Bewijsoverweging
Niet ter discussie staat dat verdachte op 19 december 2022 [slachtoffer 7] en [slachtoffer 2] , medewerkers van het [instelling 1] , heeft bedreigd via Whatsapp, zodat dat onderdeel van het onder feit 2 wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Vanuit de zijde van de verdediging is bepleit dat verdachte daarentegen niet de persoon is geweest die op 10 december 2022 getuige [getuige 1] en getuige [getuige 2] via Instagram heeft bedreigd. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat het Instagram account [Instagram account] niet aan verdachte te linken is. Uit onderzoek aan de telefoon van verdachte blijkt namelijk dat er een ander Instagram account op die telefoon in gebruik was. [9] Daarnaast zijn er ongetwijfeld meer personen genaamd [verdachte] die in de [instelling 2] hebben gezeten. De rechtbank volgt dit verweer niet en overweegt hierover als volgt.
Conflict tussen verdachte en medewerkers van de [instelling 2]
De bedreiging is via Instagram gestuurd naar de persoon die jarenlang de mentor van verdachte ten tijde van zijn verblijf in de [instelling 2] is geweest. In het bericht wordt gesproken over ‘jou en die vrouw’ en over ‘je hebt de verkeerde genaaid’. Getuige [getuige 1] en [getuige 2] verklaren dat zij zichzelf hierin herkennen omdat zij tijdens gesprekken over zijn vrijlating uit de [instelling 2] een conflict hebben gehad met verdachte. Getuige [getuige 2] verklaart dat de bedreigingen die verdachte toen heeft geuit richting een reclasseringswerker door hen zijn gemeld bij de reclassering. De reclassering (en niet deze [instelling 2] medewerkers zoals verdachte verklaarde) heeft vervolgens aangifte gedaan. Verdachte bevestigt in zijn verklaring dat hij een conflict heeft gehad en dat hij boos was op de medewerkers van de [instelling 2] vanwege het achter zijn rug doormelden van de bedreiging. Dit past naadloos bij het voornoemde conflict zoals getuigen [getuige 1] en [getuige 2] daarover hebben verklaard en past ook bij de inhoud van het bedreigende bericht. Daar komt bij dat het bericht is verstuurd door een Instagram account dat de voornaam van verdachte heeft.
De rechtbank baseert haar overtuiging dat het daadwerkelijk verdachte is geweest die het Instagram bericht heeft gestuurd ook op het volgende. Verdachte heeft ter terechtzitting van 4 december 2023 bekend dat hij tijdens detentie twee brieven heeft geschreven (feit 3 hierna) waarin de voornaam van de [instelling 2] medewerker wordt genoemd als degene die aangifte tegen hem heeft gedaan en ervoor heeft gezorgd dat hij (verdachte) nu vastzit. Uit de brieven kan worden opgemaakt dat verdachte vindt dat die medewerker gepakt moet worden, en erger. Die brieven dateren van om en nabij 24 februari 2023. Op de telefoon van verdachte zijn ook berichten van 17 november 2022 aangetroffen waar wederom de voornaam van de betreffende [instelling 2] medewerker wordt genoemd in combinatie met de tekst ‘
Hij heeft mij verraden” en “
Ik moet snel pakke die hond”. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte zowel relatief kort voor het bewuste Instagram bericht als daarna dreigende teksten schrijft over de betreffende [instelling 2] medewerker.
Gezien het bovenstaande kan het naar oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte met het Instagram account [Instagram account] een bericht heeft gestuurd aan getuige [getuige 1] , waarin hij deze getuige en getuige [getuige 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
Bewijsmiddelen [10]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 december 2023, zakelijk weergegeven:
De brieven die op 24 februari 2023 zijn gevonden in de [verblijfplaats 3] heb ik geschreven. Beide brieven waren gericht aan en bedoeld voor [A] . Hij is zoiets als mijn neef. De brief die is onderschept in de postkamer van de [verblijfplaats 3] heb ik ter versturing aangeboden.
Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , genummerd PL0900-2023071586-2, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 24 februari 2023 wordt onze afdeling veiligheid ingelicht door een medewerker van de postkamer. Deze medeweker vertelde ons dat er een brief door gedetineerde [SKN nummer] , cel [nummer] was aangeboden ter verzending en dat in deze brief bedreigingen stonden. De gedetineerde die in deze cel zat is [verdachte] en zijn SKN detentienummer is [SKN nummer] . Deze gedetineerde was de enige persoon die geplaatst was in deze cel. Ongeveer een half uur later is er een celcontrole gedaan in de cel van de gedetineerde. Hier is een schrift gevonden met het zelfde type papier en op de doordruk zag men dat er mogelijk nog een brief was opgesteld met een andere tekst. Toen is men op de afdeling gaan zoeken en vond men in de brievenbus op de afdeling [afdeling] , die gebruikt wordt door gedetineerde om hun post in te doen, een tweede envelop met daarin een brief met op de achterzijde de naam [verdachte] en het SKN nummer [verdachte] (
de rechtbank begrijpt: [SKN nummer]). Als geadresseerde stond op deze envelop: [A] . De procedure voor uitgaande post is als volgt: Alle poststukken worden geopend aangeleverd door de gedetineerde. Hierop moet op de achterzijde het SKN nummer en celnummer geschreven worden. Anders wordt deze uitgaande post niet in behandeling genomen. [11]
Een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2023061724-3, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 24 februari 2023, werd mij verteld dat men vanuit de [verblijfplaats 3] , waar de verdachte [verdachte] in bewaring was gesteld een brief had onderschept bij de uitgaande post:
"
Hoi met [verdachte] . Luister heel goed. [slachtoffer 8] heeft aangifte tegen mij gedan. Ga
naar die jongs. Je weet wie. Zeg tegen die jongs. Die man moet gepakt worden. Hij
woont in [woonplaats] en werkt jeugdgevangenis [locatie] . Hij rijdt in zwarte Ford. Hij
werkt altijd op donderdag ochtend van 7 tot 3. In de ochtend is het beste. Weinig
mensen. Het moet goed gedaan worden. Geen bewijs. Mijn neef betaalt jullie. Ik heb jullie hem 1 keer laten zien dus jullie weten wie. Het moet afgelopen zijn met hem. Alle spullen zijn bij mijn neef. (…)". [12]
Later had ik ook nog telefonisch contact met een medewerker genaamd [B]
van Ministerie van Justitie Dienst Justitiële Inrichtingen en hoorde hem zeggen dat een tweede brief was aangetroffen:
"
Hoi met [verdachte] . Zeg tegen [A] dat [aangever 3] afgemaakt moet worden. Hij
heeft aangifte tegen mij gedaan. Door hem zit ik vast. En [C] moet ook verdwijnen.
Ze werken in jeugdgevangenis [locatie] . En [slachtoffer 2] moet ook gepakt worden. Hij werkt
bij [instelling 3] . Door hun zit ik vast. Het moet snel gebeuren. Geef deze [13] informatie aan [A] . Het moet snel gebeuren. Alle spullen zijn bij die jong. Die kun je pakken. Die jong vertelt jou hoe je hun kan pakken. Moet snel. Ze moeten hun straf krijgen. Die vieze honden. Niet over de telefoon. Daarom stuur ik een brief. Ze kijken niet zeggen ze. (…)"
Voorzijde envelop:
[A]
[adres]
[woonplaats]
Achterzijde envelope:
[verblijfplaats 3] . [verdachte] . Reg: [SKN nummer] . [14]
Een kennisgeving van inbeslagneming, genummerd PL0900-2022376480-13, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Goednummer: PL0900-2022376480-3092919
Merk/type: Samsung S20
Eigenaar: [verdachte] , [adres] , [woonplaats] . [15]
Een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PLO900-2022376480-21, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat er in de chats een WhatsApp bericht was verzonden vanaf de telefoon met goednummer 3092919 op 9 december 2022, om 07.47 uur, naar tel: [telefoonnummer] . Ik zag dat dit bericht de volgende inhoud had: "
Hoi ik weel graag het vuurwapen kopen wat heb ik daar voor nodige en vergunning alvast bedankt"
Ik voerde dit telefoonnummer, [telefoonnummer] ,vervolgensin in de zoekmachine
Google.com. Ik zag dat het eerste resultaat het contactnummer van een website [website] .nl/ betrof. [16]
Een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2023004642-11, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag in de inhoud van de telefoon dat er een gesprek had plaatsgevonden op Snapchat. Ik zag dat [verdachte] , op 17 november 2022, om 09:32 uur, het volgende zei tegen [snapchataccount] :
- "
Hee [snapchataccount] geef even die snap [slachtoffer 8] ik weel die man pakken daarom"
- "
Hij heeft mij verraden"
- "
Ik moet snel pakke die hond" [17]
Ik heb de naam [naam] , [naam] , [naam] en [naam] ingevoerd als zoekterm op de telefoon van [verdachte] . Ik zag dat hij deze namen meerdere malen heeft gebruikt of gezocht. Ik zag dat de naam ' [slachtoffer 8] ' 39 keer voorkomt in de User Dictionary van de telefoon. [18]
Bewijsoverweging
Artikel 46a Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bepaalt dat de poging om een ander door een der in artikel 47, eerste lid onder 2 Sr, vermelde middelen te bewegen om een misdrijf te begaan, strafbaar is. Artikel 47, eerste lid onder 2 Sr bepaalt dat als daders van een strafbaar feit worden gestraft zij die door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging, of misleiding of door het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen het feit opzettelijk uitlokken. Kort samengevat is het enkele proberen (pogen) een ander te bewegen tot een strafbaar feit al strafbaar.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een poging tot uitlokking van moord. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat het dossier tegenstrijdige informatie bevat over de vindplaats van de tweede brief en daarmee niet wettig en overtuigend te bewijzen is dat ook deze tweede brief ter verzending was afgegeven. Verdachte heeft verklaard dat hij de brief nog niet had verstuurd en dat hij dit ook niet van plan was. Het enkel schrijven van een brief is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm niet dusdanig gericht tot het voltooien van het delict dat hier sprake is van een strafbare poging. De inhoud van de eerste brief die is gevonden en die verdachte wel al ter verzending had aangeboden, ziet gelet op de inhoud daarvan niet onmiskenbaar op het verzoek om [slachtoffer 8] te vermoorden en lokt derhalve niet uit tot moord.
De rechtbank volgt dit standpunt niet en overweegt hierover als volgt.
De vindplaats van de tweede brief
De rechtbank stelt vast dat uit de aangifte van [aangever 2] volgt dat in de cel van verdachte een schrift is gevonden met een doordruk van een mogelijke andere tekst dan de eerst gevonden brief. Naar aanleiding daarvan is men op de afdeling gaan zoeken naar een mogelijke tweede brief. [aangever 2] verklaart duidelijk dat vervolgens inderdaad een tweede brief in de brievenbus op afdeling [afdeling] is aangetroffen. Deze brievenbus wordt door gedetineerden gebruikt om hun post ter verzending aan te bieden. De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan hetgeen [aangever 2] verklaart. [aangever 2] was (destijds) plaatsvervangend hoofd veiligheid van de [verblijfplaats 3] en beschrijft bovendien gedetailleerd waar de brief is aangetroffen. De brief zat in een geadresseerde envelop en was voorzien van de voor verzending vereiste SKN- en celnummers. Daarmee was de brief voor verzending gereed. Op de voorzijde van de envelop is bovendien ‘brievenbus afdeling [afdeling] ’ genoteerd (p.88 van het dossier), hetgeen de rechtbank begrijpt als een vastlegging van de vindplaats van de envelop. Dat een medewerker van de Dienst Justitiële Inrichtingen (en kennelijk dus niet van de P.I. zelf) telefonisch tegen een verbalisant heeft gezegd dat de brief op de cel van verdachte is aangetroffen, legt de rechtbank dan ook naast zich neer. De rechtbank stelt vast dat de tweede brief is aangetroffen in de brievenbus op afdeling [afdeling] en concludeert dat verdachte ook de tweede aangetroffen brief heeft geschreven en ter verzending heeft aangeboden.
De inhoud van de brieven
In de brieven schrijft verdachte aan [A] dat [slachtoffer 8] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 8] ) afgemaakt moet worden en dat hij gepakt moet worden. Verdachte schrijft dat dit snel moet gebeuren en dat er geen bewijs van mag zijn. In zijn brieven geeft verdachte specifieke instructies aan de ontvanger, [A] . Hij, [A] , moet naar ‘zijn neef’ of ‘die jongs’ gaan waar alle spullen klaar zullen liggen. Volgens verdachte moet het in de ochtend gebeuren omdat er rond die tijd weinig mensen zijn. Verdachte stelt een betaling in het vooruitzicht om een concrete handeling te verrichten, namelijk het afmaken van [slachtoffer 8] . Verder verschaft de verdachte in zijn brief concrete informatie over zijn doelwit. Verdachte geeft aan waar [slachtoffer 8] woont, waar hij werkt, op welke tijden hij werkt en in welke auto hij rijdt. Het doen van de belofte dat [A] een geldbedrag zal krijgen en het verschaffen van informatie aan [A] kunnen worden aangemerkt als uitlokkingsmiddel als bedoeld in artikel 47, eerste lid onder 2 Sr .
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de door verdachte geschreven en hierboven uiteengezette woorden er onmiskenbaar op gericht om een ander (namelijk [A] ) uit te lokken om [slachtoffer 8] te vermoorden. Uit de omstandigheid dat verdachte twee elkaar opvolgende brieven heeft verzonden, blijkt dat hij volhardend was in zijn wens om [slachtoffer 8] te laten vermoorden en er kennelijk zeker van wilde zijn dat zijn boodschap werd ontvangen. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte opzet had op (de voltooiing van) het (grond)delict, namelijk het opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven beroven van [slachtoffer 8] .
Bij de overtuiging van de rechtbank dat verdachte daadwerkelijk voltooiing van het (grond)delict voor ogen had, speelt nog het volgende mee. Uit onderzoek naar de telefoon blijkt dat verdachte kort voor zijn aanhouding heeft geïnformeerd naar het kopen van een vuurwapen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij een balletjespistool wilde kopen. Dit acht de rechtbank niet geloofwaardig omdat hij in een bericht aan de website [website] .nl heeft gevraagd of hij voor het kopen van een vuurwapen een vergunning nodig heeft. Daarnaast zijn op de telefoon van verdachte meerdere zoekopdrachten gevonden naar [slachtoffer 8] . De naam [aangever 3] komt 39 keer voor in de Used Dictionary van de telefoon. Op snapchat heeft verdachte vlak voor zijn aanhouding een gesprek gehad met [snapchataccount] op Snapchat, waarin hij zegt dat [aangever 3] moet worden gepakt omdat hij verdachte heeft verraden. Hieruit maakt de rechtbank op dat het idee dat [slachtoffer 8] het moest ontgelden al langere tijd in zijn hoofd leefde en dat verdachte ook al langer bezig was met de voorbereidingen hiervoor.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de primair ten laste gelegde poging uitlokking tot moord wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring van de ten laste gelegde periode van 20 december 2022 tot en met 24 februari 2023
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 20 december 2022 in verzekering is gesteld en vanaf die datum in de [verblijfplaats 3] verbleef. De brieven zijn op 24 februari 2022 door medewerkers van de P.I. aangetroffen. De rechtbank concludeert dat de brieven zijn geschreven in de tijd dat verdachte in de [verblijfplaats 3] verbleef. Het feit is derhalve in de periode tussen 20 december 2022 en 24 februari 2023 gepleegd.
Feit 4
Bewijsmiddelen [19]
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 9] , genummerd PL0900-2022376739-6, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 19 december 2022 ging ik boodschappen doen bij de Albert Heijn aan de [adres] te Utrecht. Ik zag dat mijn karretje tegen een voor mij onbekende man aanbotste die voor mijn karretje stond. Ik zag en voelde opeens dat de jongen mijn winkelwagentje vastpakte en deze wegtrok zodat hij recht voor mij kwam te staan. Ik zag vervolgens dat hij met zijn rechterhand uithaalde naar mijn hoofd en mij heel hard op de linkerkant van mijn hoofd sloeg. Ik voelde direct enorm veel pijn en ik voelde ook dat mijn hele hoofd naar links zwiepte. [20]
Een geschrift, te weten een niet ondertekend proces-verbaal van bevindingen beelden, genummerd 2022376739, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb de beschikbaar gestelde camerabeelden van de Albert Heijn, gelegen aan de [adres] in Utrecht, bekeken. [21]
19-12-2022 15:34:15
De verdachte slaat het slachtoffer met zijn rechterhand in haar gezicht. [22]
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , genummerd PL0900-2023004642-10, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 2 maart 2023, deed ik onderzoek naar de inhoud van de veiliggestelde telefoon van [verdachte] . Ik zag dat op 19 december 2022, omstreeks 20:01 uur, bij het kopje
'searched Items' er een aantal keren gezocht werd op de telefoon in Google Chrome met de volgende
zoektermen:
- Mishandeling;
- Mishandeling Overvecht;
- Mishandeling Overvecht Albert Heijn.
Ik zag dat collega [verbalisant 2] beelden liet zien van de mishandeling bij de Albert Heijn [straat] te Utrecht, gepleegd op 19 december 2022 (PL0900-2022376739-6). Toen ik de beelden zag van de mishandeling dacht ik direct de verdachte te herkennen als [verdachte] . Ik heb [verdachte] op 15 februari 2023 gehoord als verdachte van bedreiging. [23]
Bewijsoverweging
Naar mening van de verdediging kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte de persoon is geweest die [slachtoffer 9] op 19 december 2022 heeft geslagen. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat het door de kwaliteit van de beelden, waarop onvoldoende specifieke persoonsgebonden uiterlijke kenmerken waarneembaar zijn, het lastig is om tot een betrouwbare herkenning van verdachte te komen. De verbalisanten die verdachte herkennen als zijnde de persoon op de beelden, doen deze herkenning met de nodige reserve. De rechtbank komt wel tot een bewezenverklaring van dit feit en overweegt hierover als volgt.
Het is noodzakelijk om onderscheid te maken tussen (gezichts)herkenningen en gezichtsvergelijkingen. Uit de wetenschap volgt dat gezichten als één geheel, dat wil zeggen holistisch, in het geheugen worden opgeslagen, en wel in visuele vorm. Dit is ook de wijze waarop de herkenning van gezichten plaatsvindt, hetgeen onder meer tot gevolg heeft dat het heel lastig kan zijn om een beschrijving te geven van een gezicht dat men goed kent en goed kan herkennen. Vanwege de holistische herinnering aan gezichten is het weinig zinvol om aan een getuige te vragen waaraan hij precies het gezicht van een verdachte heeft herkend. Dit zal niet meer kunnen opleveren dan een rationalisatie achteraf van een niet-rationeel proces.
De rechtbank stelt vast dat verbalisant [verbalisant 1] direct na het bekijken van de bewegende beelden de persoon daarop (spontaan) dacht te herkennen als verdachte. Omdat de verbalisant verdachte slechts circa twee weken daarvoor had verhoord, gaat het om een herkenning en niet een vergelijking. Aangezien hier sprake is van een herkenning, doet het er aan de betrouwbaarheid van de herkenning niet aan af dat verbalisant geen specifieke kenmerken opsomt waaraan hij verdachte herkent. Daarbij komt dat de verbalisant de bewegende beelden heeft gezien en dus ook het postuur en manier van bewegen heeft kunnen betrekken in de herkenning.
De herkenning van verbalisant [verbalisant 1] is bovendien niet het enige bewijsmiddel waar de betrokkenheid van verdachte bij dit feit uit volgt. Uit de zoekgeschiedenis op de telefoon van verdachte blijkt dat hij op 19 december 2022, de dag dat de mishandeling heeft plaatsgevonden, heeft gezocht naar ‘
mishandeling Overvecht Albert Heijn’. Hieruit maakt de rechtbank op dat verdachte op die datum al weet had van de mishandeling, wat kan worden aangemerkt als daderkennis. De verklaring van verdachte, dat hij hier enkel naar heeft gezocht omdat hij van de wijkagent had gehoord dat hij verdacht werd van dit feit, is aantoonbaar onjuist nu de verdenking tegen verdachte pas is gerezen na de herkenning doorverbalisanten in maart 2023. Het feit dat verdachte door verbalisanten wordt herkend als de dader tezamen met het feit dat verdachte op de dag van de mishandeling hier al wetenschap van had en hier naar heeft gezocht, maakt dat de rechtbank bewezen acht dat verdachte de persoon is geweest die [slachtoffer 9] heeft mishandeld.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
parketnummer 16/157384-23
op 11 april 2023 te Arnhem meerdere medewerkers van de [verblijfplaats 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door een brief te sturen met onder meer de woorden en/of teksten: "ik ga een mes pakken en dan ga ik het personeel van deze afdeling neersteken", "ik zweer op Allah ik vermoord hun" en "ik laat deze personeel bloeden en blijf steken tot ze dood zijn", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
parketnummer 16/332214-22
feit 1:
op 16 december 2022 te Utrecht [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] , medewerkers van [instelling 1] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] , dreigend de woorden toe te voegen: "ik schiet jullie allemaal neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
feit 2:
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 10 december 2022 tot en met 19 december 2022 te Utrecht, althans in Nederland
- [slachtoffer 2] en [slachtoffer 7] , medewerkers van [instelling 1] , en
- 2 anoniem gebleven medewerkers van de [instelling 2] (te weten de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] ),

telkens heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door

- meermalen die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 7] via WhatsApp berichten te sturen met onder meer de woorden en/of teksten:
- "dan maak ik je helemaal af",
- "als ik hem pak maak ik hem dood", en
- "ik schiet jullie kapot",

en

- die anoniem gebleven medewerkers van de [instelling 2] via Instagram berichten te sturen met onder meer de woorden en/of teksten:
- "je gaat die kogel krijgen", en
- "ik pakje sowieso (zoizo) ",

althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

feit 3:
hij in de periode van 20 december 2022 tot en met 24 februari 2023 te Nieuwegein heeft gepoogd om [A] door in artikel 47, eerste lid onder 2e van het Wetboek van Strafrecht vermelde middelen, te weten beloften en het verschaffen van inlichtingen, te bewegen om (al dan niet tezamen en in vereniging met een of meer anderen) [slachtoffer 8] te vermoorden, immers heeft verdachte meerdere brieven geschreven waarin hij meermalen de opdracht geeft tot het vermoorden van die [slachtoffer 8] ,
- een geldbedrag hiervoor in het vooruitzicht stelt,
- gedetailleerde informatie verschaft over die [slachtoffer 8] , onder andere diens woonplaats, werkadres, werktijden en in welke auto die [slachtoffer 8] rijdt;
feit 4
hij op 19 december 2022 te Utrecht [slachtoffer 9] heeft mishandeld door haar tegen het hoofd te slaan;
feit 5
hij op 16 december 2022 te Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk een tafel en een laptop die aan het [instelling 1] toebehoorden heeft vernield en beschadigd.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
parketnummer 16/157384-23 en 16/332214-22 feit 1, telkens:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
parketnummer 16/332214-22 feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
parketnummer 16/332214-22 feit 3 primair:
poging uitlokking moord;
parketnummer 16/332214-22 feit 4:
mishandeling;
parketnummer 16/332214-22 feit 5:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en beschadigen, meermalen gepleegd;

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 4 jaren, met aftrek van het voorarrest;
- te gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd. Verdachte is een jonge jongen met problematiek. Uit de rapporten blijkt dat het bewezenverklaarde verdachte in verminderde mate is toe te rekenen. Primair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat een maatregel tot terbeschikkingstelling (hierna: tbs-maatregel) – bij vrijspraak van de poging tot uitlokking moord als onder feit 3 ten laste gelegd – onevenredig zwaar is en dat een forse voorwaardelijke straf het meest passend zou zijn. Reclassering Nederland heeft gerapporteerd dat zij wegens de veiligheid van de medewerkers verdachte niet meer wil en kan begeleiden. Er zijn echter nog meer reclasseringsinstellingen die geen voorgeschiedenis hebben met verdachte en hem wellicht wel kunnen begeleiden en voorwaarden kunnen stellen. De verdediging verzoekt de rechtbank om een andere reclasseringsinstantie (bijvoorbeeld Leger des Heils) hier nader over te laten rapporteren.
De verdediging heeft subsidiair het volgende aangevoerd. De reclassering schat het recidiverisico zowel binnen als buiten detentie in als hoog. Het is daarom noodzaak dat verdachte zo spoedig mogelijk kan starten met de tbs-maatregel en niet eerst nog langere tijd in detentie moet doorbrengen. De verdediging verzoekt de rechtbank daarom te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf ter hoogte van het voorarrest en daarnaast de tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een vernieling, een mishandeling, meerdere bedreigingen van professionals en een poging tot uitlokking moord. Een ander opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven (laten) beroven, is een van de ernstigste misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent. Als het delict voltooid wordt, zijn de gevolgen daarvan onomkeerbaar. Dat het hier slechts tot een poging tot uitlokking beperkt is gebleven, is niet aan verdachte te danken. De brieven zijn door de P.I. immers onderschept. Ook als het blijft bij een poging zijn de gevolgen voor het slachtoffer en zijn naasten groot. Daarbij komt dat de rechtbank niet is gerustgesteld dat verdachte van verdere pogingen zal afzien. De bij het slachtoffer veroorzaakte vrees is daarmee nog allerminst weg. Het slachtoffer heeft, ook vanwege de dreigementen, zijn baan neergelegd.
Verdachte heeft meerdere medewerkers van het [instelling 1] , de [instelling 2] en de [verblijfplaats 2] woordelijk en schriftelijk bedreigd. Deze ernstige feiten maken een inbreuk op de geestelijke integriteit van de slachtoffers. Uit de aangiftes van de slachtoffers blijkt dat zij zeer angstig zijn dat verdachte daad bij woord zal voegen. In alle gevallen ging dit om (zorg)medewerkers die verdachte begeleiding boden en in dat kader hun werk deden. Dat acht de rechtbank een strafverzwarende omstandigheid.
Tot slot rekent de rechtbank het verdachte sterk aan dat hij een bejaarde vrouw uit het niets heeft mishandeld in een supermarkt. Daarmee heeft hij een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Uit de aangifte en vordering tot schadevergoeding van Van der Velden blijkt dat het, naast dat zij pijn heeft ondervonden, ook psychisch veel impact op haar heeft gehad.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie (het strafblad) van verdachte van 6 november 2023. Hieruit blijkt dat verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het bewezenverklaarde eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke misdrijven, waaronder een bedreiging en een poging zware mishandeling. De rechtbank weegt dit in het nadeel van verdachte mee.
Strafoplegging
Gelet op de aard en ernst van de feiten, de recidive voor soortgelijke feiten en de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van ten minste 6 jaren in beginsel geboden. Nu verdachte echter verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht en ook een tbs-maatregel met dwangverpleging zal worden opgelegd (zie hierna), ziet de rechtbank aanleiding om de duur van de op te leggen gevangenisstraf enigszins te verkorten. Alles afwegende zal de rechtbank de eis van de officier van justitie volgen en aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 4 jaren, met aftrek van de duur van het voorarrest.
Oplegging van de tbs-maatregel met dwangverpleging
Over verdachte zijn door psychiaters en een psycholoog persoonlijkheidsrapportages opgemaakt, mede naar aanleiding van de (klinische) observatie van verdachte in het Pieter Baan Centrum (PBC). Ook de reclassering heeft meerdere adviezen opgesteld. Hieronder vat de rechtbank de meest relevante inhoud uit deze rapportages en adviezen zakelijk samen.
In de rapportage van 8 november 2023 rapporteren psychiater [psychiater 1] en GZ-psycholoog [GZ-psycholoog] het volgende.
Bij verdachte worden voldoende aanwijzingen gezien voor een licht verstandelijke beperking. Eveneens is er sprake van een 'periodiek explosieve stoornis'. Verder zijn er aanwijzingen voor grootheidsideeën/ narcistische compensatiemechanismen (zelfoverschatting, "gangster" willen zijn, geassocieerd willen worden met mensen met een hoge status uit het criminele circuit). Alles overziend worden er voldoende aanwijzingen gezien voor een persoonlijkheidsstoornis. Verdachte disfunctioneert langdurig op verschillende levensgebieden, er is een sterke (afwijkende) persoonlijkheidsdynamiek voelbaar in het onderzoekscontact en er zijn forse problemen in de persoonlijkheid zichtbaar: een diffuse identiteit, een nagenoeg ontbrekend (probleem- en) zelfinzicht, beperkte empathie, een kwetsbaar zelfbeeld en een gebrekkige stress-, emotie- en agressieregulatie. Classificerend kan van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met paranoïde, narcistische en antisociale kenmerken worden gesproken. Gezien het chronische karakter van dergelijke aandoeningen was er in de periode waarbinnen de ten laste gelegde feiten zich afspeelden sprake van de beschreven persoonlijkheidsstoornis en de licht verstandelijke beperking. De onderzoekers zijn van mening dat de pathologie van verdachte heeft doorgewerkt in de ten laste gelegde feiten en zij adviseren de rechtbank om dit verdachte in verminderde mate toe te rekenen. Verdachte had nog enige keuzevrijheid, maar door de beperkingen vanuit zijn stoornissen was hij verminderd in staat om te kunnen kiezen voor gezonder alternatief gedrag, zijn gedrag als grensoverschrijdend gedrag te beschouwen en de consequenties voldoende te overzien. Het risico op recidive van gewelddadig gedrag wordt, indien verdachte niet behandeld wordt, zowel binnen als buiten detentie hoog ingeschat. Bovendien valt escalatiegevaar niet uit te sluiten. De kans dat hij bij confrontatie met zijn eigen negatieve eigenschappen, emoties en gedrag afweert, is groot. Zodoende achten de onderzoekers een langdurige klinische behandeling in een gestructureerde omgeving met forensische expertise van belang. Daarnaast moet rekening gehouden worden met het grote gevaar op herhaling en mogelijke escalatie (binnen en buiten detentie) waartegen de maatschappij beschermd dient te worden. Al met al zien de onderzoekers geen andere mogelijkheid dan het adviseren van de tbs-maatregel met dwangverpleging. Een tbs-maatregel met voorwaarden wordt niet haalbaar geacht omdat verdachte niet gemotiveerd is voor behandeling aangezien het hem aan ziekte-inzicht ontbreekt, waardoor een voorwaardelijk kader is gedoemd te mislukken. Voorts is de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ- maatregel, mede door de weerstand van verdachte, niet gelukt.
In een rapport van Reclassering Nederland van 15 november 2023 en 3 april 2023 wordt het risico op recidive, letsel en het onttrekken aan voorwaarden ingeschat als hoog. De reclassering is van mening dat een tbs-maatregel met voorwaarden niet mogelijk is. Vanuit veiligheidsoverwegingen kunnen en gaan zij geen uitvoering geven aan een eventuele tbs-maatregel met voorwaarden of andere straf waarvoor reclasseringstoezicht noodzakelijk is.
In een rapport van 17 februari 2023 van psychiater [psychiater 2] wordt gerapporteerd dat een beperkt begripsvermogen en forse impulsiviteit, gepaard gaande met agressie, als hij het overzicht verliest of de situatie onvoldoende begrijpt, centraal staat. Ondanks de jaren van inzet, zowel van verdachte als van hulpverlening, is er geen daadwerkelijke verandering gekomen in de kernproblematiek. Het is niet gelukt verdachte te geleiden naar een passende vervolgvoorziening na de PIJ-maatregel (bijvoorbeeld een vorm van beschermd wonen die zich richt op begeleiding van personen met een verstandelijke beperking en daaraan gelieerde gedragsproblematiek). Klaarblijkelijk wordt verdachte overvraagd als getracht wordt in samenspraak met hem te komen tot voorwaarden die bij een dergelijk traject passen. Op basis van de beschikbare informatie lijkt het duidelijk dat verdachte niet in staat geacht kan worden zichzelf zelfstandig maatschappelijk te handhaven. Hij heeft hiervoor structuur biedende hulp nodig, maar is niet in staat deze (vrijwillig) te accepteren.
De rechtbank neemt de voornoemde conclusies en adviezen van de deskundigen over. Dit betekent onder meer dat de rechtbank verdachte het bewezenverklaarde in verminderde mate zal toerekenen.
Aan de wettelijke eisen voor oplegging van de tbs-maatregel met de dwangverpleging wordt voldaan. Ten tijde van de begane delicten bestond er een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bij verdachte. Die vaststelling heeft de rechtbank gedaan op basis van de hierboven genoemde met redenen omkleedde, gedagtekende en ondertekende adviezen van de psycholoog en de psychiater. Op een poging uitlokking moord is daarnaast een gevangenisstraf van vier jaar of meer gesteld en de bewezenverklaarde bedreigingen zijn specifiek benoemd in artikel 37a lid 1 onder 2 van het Wetboek van Strafrecht. Ook is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van de tbs-maatregel met dwangverpleging vereisen. Hierbij heeft de rechtbank de aard en de ernst van de feiten, de aard van de persoonlijkheidsstoornis van verdachte, met paranoïde, narcistische en antisociale kenmerken, in aanmerking genomen. Ook neemt de rechtbank in aanmerking dat eerder intensieve klinische behandeling in de vorm van de PIJ-maatregel en eerdere begeleiding bij voorwaardelijke opgelegde straffen voor soortgelijke feiten aan verdachte is opgelegd, wat verdachte er kennelijk niet van heeft weerhouden opnieuw verschillende strafbare feiten te plegen. Volgens de PBC-rapporteurs is de psychopathologie die ten grondslag ligt aan het plegen van de bewezenverklaarde feiten van duurzame aard. Dit betekent dat een noodzaak voor langdurige behandeling wordt gezien. Volgens de rapporteurs is begeleiding onder een voorwaardelijk kader of een tbs-maatregel met voorwaarden niet mogelijk dan wel afdoende, nu bij verdachte het ziekte-inzicht ontbreekt en hij niet gemotiveerd is voor een behandeling. Daarnaast kan de reclassering vanuit veiligheidsoverwegingen geen uitvoering geven aan reclasseringstoezicht. Gezien de adviezen van de deskundigen, de eerder door verdachte gepleegde strafbare feiten en de eerdere behandelingen van verdachtes problematiek, neemt de rechtbank ook de conclusie over dat het risico op nieuwe gewelddadige strafbare feiten hoog is en dat het daarom noodzakelijk is dat verdachte gedwongen wordt behandeld voor zijn problematiek. De rechtbank vindt, gelet op de hiervoor genoemde adviezen, de ernst van de feiten en de sfeer waarin zij zijn begaan, oplegging van de tbs-maatregel met dwangverpleging passend en noodzakelijk.
Daarbij heeft de rechtbank mede in aanmerking genomen de ter zitting gegeven verklaring van de officier van justitie – in reactie op het verzoek van de verdediging een andere reclasseringsinstantie te laten rapporteren over de mogelijkheid en bereidheid verdachte onder voorwaarden te begeleiden – dat alle drie de reclasseringsinstanties, te weten naast Reclassering Nederland ook het Leger des Heils en de Verslavingsreclassering GGZ (allen tezamen genoemd 3RO), te kennen hebben gegeven verdachte niet te kunnen (en willen) begeleiden.
Geen gemaximeerde terbeschikkingstelling
De tbs-maatregel met dwangverpleging wordt aan verdachte opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, als bedoeld in artikel 38e, eerste lid Wetboek van Strafrecht. Verdachte heeft onder meer geprobeerd om een ander uit te lokken tot het plegen van moord. Het voorgaande brengt mee dat de duur van de maatregel niet gemaximeerd zal zijn.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen telefoon teruggegeven kan worden aan verdachte, nu niet vaststaat dat een van de feiten met behulp hiervan is begaan.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen telefoon teruggegeven dient te worden aan verdachte.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal, in overeenstemming met de officier van justitie en de verdediging, teruggave gelasten aan verdachte van het aan hem toebehorende en in beslag genomen voorwerp, te weten de Samsung S20 telefoon.

10.BENADEELDE PARTIJ [slachtoffer 9]

heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.500,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 4 van parketnummer 16/332214-22 tenlastegelegde.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde schade voor een gematigd bedrag van € 500,- dient te worden toegewezen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, aangezien vrijspraak is bepleit van feit 4 van parketnummer 16/332214-22. De verdediging heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden gematigd tot een bedrag van € 500,-, gelet op de letselschaderichtlijn voor licht letsel.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder feit 4 van parketnummer 16/332214-22 bewezenverklaarde immateriële schade is toegebracht.
Blijkens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat indien (onder sub a) de aansprakelijke persoon het oogmerk had zodanig nadeel toe te brengen, dan wel indien (onder sub b) de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Van dit laatste is in ieder geval sprake indien de benadeelde (aantoonbaar) geestelijk letsel heeft opgelopen.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij een oudere kwetsbare vrouw is, die veel negatieve gevolgen heeft ondervonden van de mishandeling. Uit de onderbouwing van de vordering van de benadeelde partij volgt dat zij door de mishandeling slecht slaapt, verdrietig is en dat een oud trauma door het incident is gaan opleven. Hierdoor is haar kwaliteit van leven verminderd. Zij was nog maar kort daarvoor geopereerd aan haar oog en wang, waardoor de klap op dat deel van haar gezicht nog ingrijpender was. De benadeelde partij schrijft dat zij met het buurtteam Lunetten bezig is om het voorval te verwerken. Uit het voorgaande stelt de rechtbank vast dat er sprake is van geestelijk letsel bij de benadeelde partij veroorzaakt door de mishandeling. De immateriële schade die zij heeft geleden komt dus voor vergoeding in aanmerking.
De rechtbank is gelet op de aard en de ernst van het feit en de gevolgen hiervan, rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, van oordeel dat een toewijzing van € 500,- (vijfhonderd euro) aan immateriële schade billijk is en dit bedrag komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 19 december 2022 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9] voor wat betreft het meer gevorderde afwijzen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 9] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 500,- (vijfhonderd euro) te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 19 december 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 9] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.BENADEELDE PARTIJ [benadeelde]

heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 17.224,06. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 en feit 5 van parketnummer 16/332214-22 ten laste gelegde feit.
11.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat enkel de schadepost voor het vervangen van de kapotte laptop voor vergoeding in aanmerking komt. Het gaat wel om een wat verouderde laptop, waardoor het toe te wijzen bedrag dient te worden gematigd tot
€ 500,-. De officier van justitie is van mening dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering. [benadeelde] vordert schade namens [instelling 1] . De gevorderde schadeposten voor de inzet van Emergenz kunnen worden gevorderd door het slachtoffer, maar niet door het [instelling 1] . De gevorderde loonkosten komen ook niet voor vergoeding in aanmerking en zijn daarnaast ook te onduidelijk waardoor dit een onevenredige belasting van het strafproces zou zijn. Samenvattend vordert de officier van justitie toewijzing van een bedrag van € 500,- en vraagt de rechtbank om de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het stadpunt gesteld dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Uit de vordering blijkt niet dat [benadeelde] de persoon is die de schade heeft geleden en voor zover zij de schade zou vorderen namens het [instelling 1] volgt uit het dossier en de vordering niet dat zij bevoegd is om dit te doen. Daarnaast zijn de schadeposten onduidelijk en hierdoor niet voor toewijzing vatbaar. De schade gevorderd onder de schadepost ‘loonkosten’ is niet door [benadeelde] geleden en daarnaast is de berekening hiervan niet goed onderbouwd. Het zou een onevenredige belasting van het strafproces zijn om dit uit te zoeken. De verdediging vraagt de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Uit de vordering blijkt dat [benadeelde] zelf niet de schade heeft geleden maar de schade door het [instelling 1] is geleden. Het gaat immers om kosten voor onder andere de nazorg van personeel na het bedreigingsincident en voor loonkosten van een uitgevallen medewerker. Zelfs als de rechtbank de vordering interpreteert als een vordering ingediend namens het [instelling 1] (of namens de voor de rechtbank thans onbekende rechtspersoon die het [instelling 1] runt), kan uit de vordering niet worden opgemaakt dat [benadeelde] gemachtigd is om namens het [instelling 1] schade te vorderen. Een machtiging of een uittreksel van de Kamer van Koophandel ontbreekt. Onder die omstandigheden zal de benadeelde partij, mede gelet op het door de verdediging ingenomen standpunt, door de rechtbank niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De benadeelde partij kan de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

12.VORDERING TENUITVOERLEGGING

12.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering toegewezen kan worden.
12.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen over de vordering tot tenuitvoerlegging.
12.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij onherroepelijk vonnis van de rechtbank te Midden-Nederland van 9 november 2022 (parketnummer 16/199805-22) is verdachte een gevangenisstraf van 100 dagen voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden en de vordering van de officier van justitie worden toegewezen.

13.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 37b, 46a, 47, 57, 285, 289, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

14.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart hetgeen meer of anders ten laste is gelegd niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 4 (vier) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van
overheidswege wordt verpleegd;
- bepaalt dat de totale duur van de tbs-maatregel niet is gemaximeerd;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
 Samsung S20 telefoon (goednummer: PL0900-2022376480-3092919);
Benadeelde partij [slachtoffer 9]
- wijst de vordering van [slachtoffer 9] toe tot een bedrag van € 500,- (vijfhonderd euro), bestaande uit geleden immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 9] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 december 2022 tot de dag van volledige betaling;
- wijst de vordering van [slachtoffer 9] voor wat betreft het meer gevorderde af;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 9] aan de Staat
€ 500,- (vijfhonderd euro) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 december 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde]
- verklaart [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/199805-22
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de meervoudige kamer in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 9 november 2022 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Verboom, voorzitter, mrs. C.A.J. van Yperen en M.J. Terstegge, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.I. van Balkom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 december 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Tenlastelegging
parketnummer 16/332214-22
feit 1:
hij op of omstreeks 16 december 2022 te Utrecht [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , althans een of meerdere medewerkers van [instelling 1] heeft bedreigd met
- openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen,
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstond,
- verkrachting,
- feitelijke aanranding van de eerbaarheid,
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling,
door die [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , althans die medewerkers van [instelling 1] dreigend de woorden toe te voegen: "ik schiet jullie allemaal neer" en/of "ik neuk jullie moeders", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
feit 2:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 december 2022 tot en met 19 december 2022 te Utrecht, althans in Nederland
- [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 7] , althans meerdere medewerkers van [instelling 1] , en/of
- 2 anoniem gebleven medewerkers van de [instelling 2] (te weten de getuigen [getuige 1] en/of [getuige 2] ) ,
(telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 7] , althans die medewerkers van [instelling 1] via WhatsApp berichten te sturen met onder meer de woorden en/of teksten:
- " dan maak ik je helemaal af",
- " als ik hem pak maak ik hem dood", en/of
- " ik schiet jullie kapot",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
en/of
- die anoniem gebleven medewerker(s) van de [instelling 2] via Instagram berichten te sturen met onder meer de woorden en/of teksten:
- " je gaat die kogel krijgen", en/of
- " ik pakje sowieso (zoizo) ",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
feit 3:
hij in of omstreeks de periode van 20 december 2022 tot en met 24 februari 2023 te
Nieuwegein, althans in Nederland, heeft gepoogd om [A] en/of een of meer
anderen,
door in artikel 47, eerste lid onder 2e van het Wetboek van Strafrecht vermelde
middelen, te weten giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of
misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen, te
bewegen om (al dan niet tezamen en in vereniging met een of meer anderen) [slachtoffer 8]
te vermoorden,
immers heeft verdachte meerdere brieven geschreven waarin hij - meermalen, althans eenmaal opdracht geeft tot het vermoorden en/of afmaken
van die [slachtoffer 8] ,
- een geldbedrag hiervoor in het vooruitzicht stelt,
- gedetailleerde informatie verschaft over die [slachtoffer 8] , onder andere diens
woonplaats, werkadres, werktijden en/of in welke auto die [slachtoffer 8] rijdt;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 20 december 2022 tot en met 24 februari 2023 te Nieuwegein [slachtoffer 8] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door brieven gericht aan [A] en/of een of meer anderen te versturen met daarin de woorden en/of teksten over die [slachtoffer 8] :
- " die man moet gepakt",
- " het moet goed gedaan worden geen bewijs",
- " het moet afgelopen zijn met hem"
- " dat [slachtoffer 8] afgemaakt moet worden, hij heeft aangifte tegen mij gedaan', en/of
- " ze moeten hun straf krijgen die viezen honden",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
feit 4
hij op of omstreeks 19 december 2022 te Utrecht [slachtoffer 9] heeft mishandeld door haar tegen het hoofd, althans het lichaam te slaan;
feit 5
hij op of omstreeks 16 december 2022 te Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk een tafel en/of een laptop, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan het [instelling 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
parketnummer 16/157384-23
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2023 tot en met 11 april 2023 te Arnhem
[slachtoffer 1] en/of een of meerdere medewerkers van de [verblijfplaats 2]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware
mishandeling, door een brief te sturen met onder meer de woorden en/of teksten:
"ik ga een mes pakken en dan ga ik het personeel van deze afdeling neersteken", "ik
zweer op Allah ik vermoord hun" en/of "ik laat deze personeel bloeden en blijf
steken tot ze dood zijn", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 28 maart 2023, genummerd PL0900-2023008980, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 94. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van bevindingen bijgevoegd bij een proces-verbaal genummerd PL0900-2022377655, pagina 25.
3.Pagina 32.
4.Pagina 33.
5.Pagina 38.
6.Pagina 36.
7.Pagina 37.
8.Pagina 51.
9.Een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2023004642-11, bijgevoegd bij een proces-verbaal genummerd PL0900-2023008980, pagina 51.
10.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 28 maart 2023, genummerd PL0900-2023008980, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 94. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
11.Pagina 91.
12.Pagina 80.
13.Pagina 81.
14.Pagina 82.
15.Een kennisgeving van inbeslagneming, genummerd PL0900-2022376480-13, bijgevoegd bij een proces-verbaal genummerd PL0900-2022377655, pagina 69.
16.Een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PLO900-2022376480-21, bijgevoegd bij een proces-verbaal genummerd PL0900-2022377655, pagina 5 van het digitale dossier.
17.Pagina 51.
18.Pagina 52.
19.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 28 maart 2023, genummerd PL0900-2023008980, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 94. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
20.Pagina 7.
21.Pagina 24.
22.Pagina 29.
23.Pagina 45