4.3Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 16/157384-23
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het bewezen verklaarde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden, gelet op artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 december 2023;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 19 april 2023 met bijlage, genummerd PL0600-2023169267-2, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 3-7 van het proces-verbaal genummerd PL0900-2023183533.
Parketnummer 16/332214-22
Feit 1 en feit 5
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de onder 1 en 5 bewezen verklaarde feiten bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden, gelet op artikel 359 lid 3 Sv, met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 december 2023;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van slachtoffer [slachtoffer 2] van 20 december 2022, genummerd PL0900-2022376480-9, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 9-11 van het proces-verbaal genummerd PL0900-2022377655;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 3] van 20 december 2022, genummerd PL0900-2022376480-4, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 12-15 van het proces-verbaal genummerd PL0900-2022377655;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 4] van 20 december 2022, genummerd PL0900-2022376480-3, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 16-18 van het proces-verbaal genummerd PL0900-2022377655;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 5] van 20 december 2022, genummerd PL0900-2022376480-5, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 19-21 van het proces-verbaal genummerd PL0900-2022377655;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 6] van 20 december 2022, genummerd PL0900-2022376480-6, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 22-23 van het proces-verbaal genummerd PL0900-2022377655;
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 december 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik [slachtoffer 7] op 19 december 2022 een Whatsapp bericht heb gestuurd. De berichtjes waren bedoeld voor [slachtoffer 2] . Ik had ruzie met [slachtoffer 2] omdat hij aangifte tegen mij zou gaan doen. Het klopt dat ik in die berichtjes heb gezegd “
dan maak ik je helemaal af” en “
ik schiet jullie kapot”.
Ik was teleurgesteld in de medewerkers van de [instelling 2] . Zij hebben de reclassering verteld dat een reclasseringswerker door mij was bedreigd, maar dat heb ik nooit zo bedoeld. Die medewerkers van de [instelling 2] hebben dit toen aan de politie doorgespeeld. Tegen mij was gezegd dat zij hier niets mee zouden gaan doen omdat ik het uit emotie had gezegd. Ik was boos op die medewerkers van [instelling 2] .
Een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2022376480-7, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant, heb telefonisch contact gehad met [slachtoffer 7] en hoorde haar het volgende verklaren:
Op 19 december 2022, ontving een WhatsApp bericht op mijn werk telefoon. Ik zag het volgende: "
Luister vriend. Ik hoop dat je geen aangifte hebt gedaan vriend anders wordt het hele grote probleem voor jouw. Dan maak ik je helemaal af". "
Ben op zoek naar [slachtoffer 2] ben jij dat niet". Aantal minuten later zag ik dat ik wederom een bericht had ontvangen van dezelfde nummer: "
Zeg maar tegen [slachtoffer 2] is jullie collega. Als ik hem pak maak ik hem dood". Kort daarop zag kreeg ik een bericht: "
Schiet jullie kapot, zeg maar tegen [slachtoffer 2]".
Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , genummerd, PL0900-2023004642-3, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De ex groepsleider van [verdachte] kwam bij mij met het volgende:
hij had op 10 december 2022, via Instagram een bedreigend bericht ontvangen van een Instagram account genaamd [Instagram account] .Tijdens de detentie van [verdachte] is er een conflict geweest tussen de groepsleider, de gedragswetenschapper en [verdachte] .
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , genummerd PL0900-2023004642-6, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben als een pedagogische medewerker werkzaam bij de Justitiële Jeugdinrichting
genaamd [instelling 2] , Ik zag dat ik een Instagram bericht had ontvangen van een ex-gedetineerde waar ik vier (4) jaar lang mentor van geweest was, genaamd [verdachte] . Ik zag dat ik het bericht had ontvangen van een Instagram account genaamd [Instagram account] . In het bericht staat het volgende: "
jo als ik jou en die vrouw pak ik vermoord jullie voor wat jullie hebben veroorzaakt. Jullie gaan zien wat ik met jullie ga doen je mag naar de politie gaan maar het gaat niet helpen je gaat die kogel krijgen. Ik pak je zoi zo broer. Je hebt de verkeerde genaaid je gaat zien wat er gaat gebeuren je bent niet veilig. Je gaat die kogel krijgen" Ik schrok heel erg toen ik dit bericht las. Omdat ik mij goed besef dat hij daartoe in staat is. Ik ken hem door en door. Ik ben jaren lang nauw betrokken geweest bij zijn traject. Zijn delict is geweest met vuurwapen. Het was mij bekend dat hij met een AK had geschoten. Ik ben bang dat hij zijn woorden waar maakt.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , genummerd PL0900-2023004642-5, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[verdachte] heeft zes jaar in de [instelling 2] gezeten. In augustus 2022, vlak voordat [verdachte] vrij gelaten werd, is er een gesprek geweest tussen [verdachte] en twee medewerkers van de PJJ. Tijdens dit gesprek had [verdachte] zijn reclasseringswerker meerdere malen met de dood bedreigd. De bedreigingen zijn gemeld bij de reclassering. De reclassering had gelijk aangifte gedaan van deze bedreigingen. Van deze bedreiging is een rechtszaak geweest.Op dinsdag 20 december 2022 ontving ik een e-mail van mijn collega. Bleek dat mijn
collega een bericht had ontvangen op zijn Instagram account. Dit bericht had mijn
collega ook aan mij gestuurd. De kans is groot dat hij mij bedoelt met die vrouw. Dit omdat mijn collega en ik beide de reclassering hebben geïnformeerd over de bedreigingen.
Ik ken [verdachte] door mijn werk nu vier jaar. In deze vier jaar zijn er heel veel agressie
incidenten geweest waarbij hij fysiek is geweest naar spullen gericht maar ook op
personen. Tijdens deze vier jaar heeft [verdachte] een rechtszaak gehad in verband
met een poging doodslag. Dit naar een groepsgenoot. [verdachte] is schuldig bevonden.
Ik weet dus waartoe [verdachte] in staat is. Ik weet dat hij daad bij woord kan voegen.
Ik wil hier mee aangeven dat de dreiging serieus is.
Een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2023004642-11, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:Ik zag in de inhoud van de telefoon dat er een gesprek had plaatsgevonden op Snapchat. Ik zag dat [verdachte] , op 17 november 2022, om 09:32 uur, het volgende zei tegen [snapchataccount] :
- “
Hee [snapchataccount] geef even die snap [aangever 3] ik weel die man pakken daarom”
- “
Hij heeft mij verraden”
- “
Ik moet snel pakke die hond”.
Bewijsoverweging
Niet ter discussie staat dat verdachte op 19 december 2022 [slachtoffer 7] en [slachtoffer 2] , medewerkers van het [instelling 1] , heeft bedreigd via Whatsapp, zodat dat onderdeel van het onder feit 2 wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Vanuit de zijde van de verdediging is bepleit dat verdachte daarentegen niet de persoon is geweest die op 10 december 2022 getuige [getuige 1] en getuige [getuige 2] via Instagram heeft bedreigd. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat het Instagram account [Instagram account] niet aan verdachte te linken is. Uit onderzoek aan de telefoon van verdachte blijkt namelijk dat er een ander Instagram account op die telefoon in gebruik was.Daarnaast zijn er ongetwijfeld meer personen genaamd [verdachte] die in de [instelling 2] hebben gezeten. De rechtbank volgt dit verweer niet en overweegt hierover als volgt.
Conflict tussen verdachte en medewerkers van de [instelling 2]
De bedreiging is via Instagram gestuurd naar de persoon die jarenlang de mentor van verdachte ten tijde van zijn verblijf in de [instelling 2] is geweest. In het bericht wordt gesproken over ‘jou en die vrouw’ en over ‘je hebt de verkeerde genaaid’. Getuige [getuige 1] en [getuige 2] verklaren dat zij zichzelf hierin herkennen omdat zij tijdens gesprekken over zijn vrijlating uit de [instelling 2] een conflict hebben gehad met verdachte. Getuige [getuige 2] verklaart dat de bedreigingen die verdachte toen heeft geuit richting een reclasseringswerker door hen zijn gemeld bij de reclassering. De reclassering (en niet deze [instelling 2] medewerkers zoals verdachte verklaarde) heeft vervolgens aangifte gedaan. Verdachte bevestigt in zijn verklaring dat hij een conflict heeft gehad en dat hij boos was op de medewerkers van de [instelling 2] vanwege het achter zijn rug doormelden van de bedreiging. Dit past naadloos bij het voornoemde conflict zoals getuigen [getuige 1] en [getuige 2] daarover hebben verklaard en past ook bij de inhoud van het bedreigende bericht. Daar komt bij dat het bericht is verstuurd door een Instagram account dat de voornaam van verdachte heeft.
De rechtbank baseert haar overtuiging dat het daadwerkelijk verdachte is geweest die het Instagram bericht heeft gestuurd ook op het volgende. Verdachte heeft ter terechtzitting van 4 december 2023 bekend dat hij tijdens detentie twee brieven heeft geschreven (feit 3 hierna) waarin de voornaam van de [instelling 2] medewerker wordt genoemd als degene die aangifte tegen hem heeft gedaan en ervoor heeft gezorgd dat hij (verdachte) nu vastzit. Uit de brieven kan worden opgemaakt dat verdachte vindt dat die medewerker gepakt moet worden, en erger. Die brieven dateren van om en nabij 24 februari 2023. Op de telefoon van verdachte zijn ook berichten van 17 november 2022 aangetroffen waar wederom de voornaam van de betreffende [instelling 2] medewerker wordt genoemd in combinatie met de tekst ‘
Hij heeft mij verraden” en “
Ik moet snel pakke die hond”. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte zowel relatief kort voor het bewuste Instagram bericht als daarna dreigende teksten schrijft over de betreffende [instelling 2] medewerker.
Gezien het bovenstaande kan het naar oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte met het Instagram account [Instagram account] een bericht heeft gestuurd aan getuige [getuige 1] , waarin hij deze getuige en getuige [getuige 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 december 2023, zakelijk weergegeven:
De brieven die op 24 februari 2023 zijn gevonden in de [verblijfplaats 3] heb ik geschreven. Beide brieven waren gericht aan en bedoeld voor [A] . Hij is zoiets als mijn neef. De brief die is onderschept in de postkamer van de [verblijfplaats 3] heb ik ter versturing aangeboden.
Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , genummerd PL0900-2023071586-2, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 24 februari 2023 wordt onze afdeling veiligheid ingelicht door een medewerker van de postkamer. Deze medeweker vertelde ons dat er een brief door gedetineerde [SKN nummer] , cel [nummer] was aangeboden ter verzending en dat in deze brief bedreigingen stonden. De gedetineerde die in deze cel zat is [verdachte] en zijn SKN detentienummer is [SKN nummer] . Deze gedetineerde was de enige persoon die geplaatst was in deze cel. Ongeveer een half uur later is er een celcontrole gedaan in de cel van de gedetineerde. Hier is een schrift gevonden met het zelfde type papier en op de doordruk zag men dat er mogelijk nog een brief was opgesteld met een andere tekst. Toen is men op de afdeling gaan zoeken en vond men in de brievenbus op de afdeling [afdeling] , die gebruikt wordt door gedetineerde om hun post in te doen, een tweede envelop met daarin een brief met op de achterzijde de naam [verdachte] en het SKN nummer [verdachte] (
de rechtbank begrijpt: [SKN nummer]). Als geadresseerde stond op deze envelop: [A] . De procedure voor uitgaande post is als volgt: Alle poststukken worden geopend aangeleverd door de gedetineerde. Hierop moet op de achterzijde het SKN nummer en celnummer geschreven worden. Anders wordt deze uitgaande post niet in behandeling genomen.
Een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2023061724-3, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 24 februari 2023, werd mij verteld dat men vanuit de [verblijfplaats 3] , waar de verdachte [verdachte] in bewaring was gesteld een brief had onderschept bij de uitgaande post:
"
Hoi met [verdachte] . Luister heel goed. [slachtoffer 8] heeft aangifte tegen mij gedan. Ga
naar die jongs. Je weet wie. Zeg tegen die jongs. Die man moet gepakt worden. Hij
woont in [woonplaats] en werkt jeugdgevangenis [locatie] . Hij rijdt in zwarte Ford. Hij
werkt altijd op donderdag ochtend van 7 tot 3. In de ochtend is het beste. Weinig
mensen. Het moet goed gedaan worden. Geen bewijs. Mijn neef betaalt jullie. Ik heb jullie hem 1 keer laten zien dus jullie weten wie. Het moet afgelopen zijn met hem. Alle spullen zijn bij mijn neef. (…)".
Later had ik ook nog telefonisch contact met een medewerker genaamd [B]
van Ministerie van Justitie Dienst Justitiële Inrichtingen en hoorde hem zeggen dat een tweede brief was aangetroffen:
"
Hoi met [verdachte] . Zeg tegen [A] dat [aangever 3] afgemaakt moet worden. Hij
heeft aangifte tegen mij gedaan. Door hem zit ik vast. En [C] moet ook verdwijnen.
Ze werken in jeugdgevangenis [locatie] . En [slachtoffer 2] moet ook gepakt worden. Hij werkt
bij [instelling 3] . Door hun zit ik vast. Het moet snel gebeuren. Geef dezeinformatie aan [A] . Het moet snel gebeuren. Alle spullen zijn bij die jong. Die kun je pakken. Die jong vertelt jou hoe je hun kan pakken. Moet snel. Ze moeten hun straf krijgen. Die vieze honden. Niet over de telefoon. Daarom stuur ik een brief. Ze kijken niet zeggen ze. (…)"
Voorzijde envelop:
[A]
[adres]
[woonplaats]
Achterzijde envelope:
[verblijfplaats 3] . [verdachte] . Reg: [SKN nummer] .
Een kennisgeving van inbeslagneming, genummerd PL0900-2022376480-13, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Goednummer: PL0900-2022376480-3092919
Merk/type: Samsung S20
Eigenaar: [verdachte] , [adres] , [woonplaats] .
Een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PLO900-2022376480-21, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat er in de chats een WhatsApp bericht was verzonden vanaf de telefoon met goednummer 3092919 op 9 december 2022, om 07.47 uur, naar tel: [telefoonnummer] . Ik zag dat dit bericht de volgende inhoud had: "
Hoi ik weel graag het vuurwapen kopen wat heb ik daar voor nodige en vergunning alvast bedankt"
Ik voerde dit telefoonnummer, [telefoonnummer] ,vervolgensin in de zoekmachine
Google.com. Ik zag dat het eerste resultaat het contactnummer van een website [website] .nl/ betrof.
Een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2023004642-11, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag in de inhoud van de telefoon dat er een gesprek had plaatsgevonden op Snapchat. Ik zag dat [verdachte] , op 17 november 2022, om 09:32 uur, het volgende zei tegen [snapchataccount] :
- "
Hee [snapchataccount] geef even die snap [slachtoffer 8] ik weel die man pakken daarom"
- "
Hij heeft mij verraden"
- "
Ik moet snel pakke die hond"
Ik heb de naam [naam] , [naam] , [naam] en [naam] ingevoerd als zoekterm op de telefoon van [verdachte] . Ik zag dat hij deze namen meerdere malen heeft gebruikt of gezocht. Ik zag dat de naam ' [slachtoffer 8] ' 39 keer voorkomt in de User Dictionary van de telefoon.
Bewijsoverweging
Artikel 46a Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bepaalt dat de poging om een ander door een der in artikel 47, eerste lid onder 2 Sr, vermelde middelen te bewegen om een misdrijf te begaan, strafbaar is. Artikel 47, eerste lid onder 2 Sr bepaalt dat als daders van een strafbaar feit worden gestraft zij die door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging, of misleiding of door het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen het feit opzettelijk uitlokken. Kort samengevat is het enkele proberen (pogen) een ander te bewegen tot een strafbaar feit al strafbaar.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een poging tot uitlokking van moord. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat het dossier tegenstrijdige informatie bevat over de vindplaats van de tweede brief en daarmee niet wettig en overtuigend te bewijzen is dat ook deze tweede brief ter verzending was afgegeven. Verdachte heeft verklaard dat hij de brief nog niet had verstuurd en dat hij dit ook niet van plan was. Het enkel schrijven van een brief is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm niet dusdanig gericht tot het voltooien van het delict dat hier sprake is van een strafbare poging. De inhoud van de eerste brief die is gevonden en die verdachte wel al ter verzending had aangeboden, ziet gelet op de inhoud daarvan niet onmiskenbaar op het verzoek om [slachtoffer 8] te vermoorden en lokt derhalve niet uit tot moord.
De rechtbank volgt dit standpunt niet en overweegt hierover als volgt.
De vindplaats van de tweede brief
De rechtbank stelt vast dat uit de aangifte van [aangever 2] volgt dat in de cel van verdachte een schrift is gevonden met een doordruk van een mogelijke andere tekst dan de eerst gevonden brief. Naar aanleiding daarvan is men op de afdeling gaan zoeken naar een mogelijke tweede brief. [aangever 2] verklaart duidelijk dat vervolgens inderdaad een tweede brief in de brievenbus op afdeling [afdeling] is aangetroffen. Deze brievenbus wordt door gedetineerden gebruikt om hun post ter verzending aan te bieden. De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan hetgeen [aangever 2] verklaart. [aangever 2] was (destijds) plaatsvervangend hoofd veiligheid van de [verblijfplaats 3] en beschrijft bovendien gedetailleerd waar de brief is aangetroffen. De brief zat in een geadresseerde envelop en was voorzien van de voor verzending vereiste SKN- en celnummers. Daarmee was de brief voor verzending gereed. Op de voorzijde van de envelop is bovendien ‘brievenbus afdeling [afdeling] ’ genoteerd (p.88 van het dossier), hetgeen de rechtbank begrijpt als een vastlegging van de vindplaats van de envelop. Dat een medewerker van de Dienst Justitiële Inrichtingen (en kennelijk dus niet van de P.I. zelf) telefonisch tegen een verbalisant heeft gezegd dat de brief op de cel van verdachte is aangetroffen, legt de rechtbank dan ook naast zich neer. De rechtbank stelt vast dat de tweede brief is aangetroffen in de brievenbus op afdeling [afdeling] en concludeert dat verdachte ook de tweede aangetroffen brief heeft geschreven en ter verzending heeft aangeboden.
De inhoud van de brieven
In de brieven schrijft verdachte aan [A] dat [slachtoffer 8] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 8] ) afgemaakt moet worden en dat hij gepakt moet worden. Verdachte schrijft dat dit snel moet gebeuren en dat er geen bewijs van mag zijn. In zijn brieven geeft verdachte specifieke instructies aan de ontvanger, [A] . Hij, [A] , moet naar ‘zijn neef’ of ‘die jongs’ gaan waar alle spullen klaar zullen liggen. Volgens verdachte moet het in de ochtend gebeuren omdat er rond die tijd weinig mensen zijn. Verdachte stelt een betaling in het vooruitzicht om een concrete handeling te verrichten, namelijk het afmaken van [slachtoffer 8] . Verder verschaft de verdachte in zijn brief concrete informatie over zijn doelwit. Verdachte geeft aan waar [slachtoffer 8] woont, waar hij werkt, op welke tijden hij werkt en in welke auto hij rijdt. Het doen van de belofte dat [A] een geldbedrag zal krijgen en het verschaffen van informatie aan [A] kunnen worden aangemerkt als uitlokkingsmiddel als bedoeld in artikel 47, eerste lid onder 2 Sr .
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de door verdachte geschreven en hierboven uiteengezette woorden er onmiskenbaar op gericht om een ander (namelijk [A] ) uit te lokken om [slachtoffer 8] te vermoorden. Uit de omstandigheid dat verdachte twee elkaar opvolgende brieven heeft verzonden, blijkt dat hij volhardend was in zijn wens om [slachtoffer 8] te laten vermoorden en er kennelijk zeker van wilde zijn dat zijn boodschap werd ontvangen. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte opzet had op (de voltooiing van) het (grond)delict, namelijk het opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven beroven van [slachtoffer 8] .
Bij de overtuiging van de rechtbank dat verdachte daadwerkelijk voltooiing van het (grond)delict voor ogen had, speelt nog het volgende mee. Uit onderzoek naar de telefoon blijkt dat verdachte kort voor zijn aanhouding heeft geïnformeerd naar het kopen van een vuurwapen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij een balletjespistool wilde kopen. Dit acht de rechtbank niet geloofwaardig omdat hij in een bericht aan de website [website] .nl heeft gevraagd of hij voor het kopen van een vuurwapen een vergunning nodig heeft. Daarnaast zijn op de telefoon van verdachte meerdere zoekopdrachten gevonden naar [slachtoffer 8] . De naam [aangever 3] komt 39 keer voor in de Used Dictionary van de telefoon. Op snapchat heeft verdachte vlak voor zijn aanhouding een gesprek gehad met [snapchataccount] op Snapchat, waarin hij zegt dat [aangever 3] moet worden gepakt omdat hij verdachte heeft verraden. Hieruit maakt de rechtbank op dat het idee dat [slachtoffer 8] het moest ontgelden al langere tijd in zijn hoofd leefde en dat verdachte ook al langer bezig was met de voorbereidingen hiervoor.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de primair ten laste gelegde poging uitlokking tot moord wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring van de ten laste gelegde periode van 20 december 2022 tot en met 24 februari 2023
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 20 december 2022 in verzekering is gesteld en vanaf die datum in de [verblijfplaats 3] verbleef. De brieven zijn op 24 februari 2022 door medewerkers van de P.I. aangetroffen. De rechtbank concludeert dat de brieven zijn geschreven in de tijd dat verdachte in de [verblijfplaats 3] verbleef. Het feit is derhalve in de periode tussen 20 december 2022 en 24 februari 2023 gepleegd.
Bewijsmiddelen
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 9] , genummerd PL0900-2022376739-6, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 19 december 2022 ging ik boodschappen doen bij de Albert Heijn aan de [adres] te Utrecht. Ik zag dat mijn karretje tegen een voor mij onbekende man aanbotste die voor mijn karretje stond. Ik zag en voelde opeens dat de jongen mijn winkelwagentje vastpakte en deze wegtrok zodat hij recht voor mij kwam te staan. Ik zag vervolgens dat hij met zijn rechterhand uithaalde naar mijn hoofd en mij heel hard op de linkerkant van mijn hoofd sloeg. Ik voelde direct enorm veel pijn en ik voelde ook dat mijn hele hoofd naar links zwiepte.
Een geschrift, te weten een niet ondertekend proces-verbaal van bevindingen beelden, genummerd 2022376739, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb de beschikbaar gestelde camerabeelden van de Albert Heijn, gelegen aan de [adres] in Utrecht, bekeken.
19-12-2022 15:34:15
De verdachte slaat het slachtoffer met zijn rechterhand in haar gezicht.
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , genummerd PL0900-2023004642-10, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 2 maart 2023, deed ik onderzoek naar de inhoud van de veiliggestelde telefoon van [verdachte] . Ik zag dat op 19 december 2022, omstreeks 20:01 uur, bij het kopje
'searched Items' er een aantal keren gezocht werd op de telefoon in Google Chrome met de volgende
zoektermen:
- Mishandeling;
- Mishandeling Overvecht;
- Mishandeling Overvecht Albert Heijn.
Ik zag dat collega [verbalisant 2] beelden liet zien van de mishandeling bij de Albert Heijn [straat] te Utrecht, gepleegd op 19 december 2022 (PL0900-2022376739-6). Toen ik de beelden zag van de mishandeling dacht ik direct de verdachte te herkennen als [verdachte] . Ik heb [verdachte] op 15 februari 2023 gehoord als verdachte van bedreiging.
Bewijsoverweging
Naar mening van de verdediging kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte de persoon is geweest die [slachtoffer 9] op 19 december 2022 heeft geslagen. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat het door de kwaliteit van de beelden, waarop onvoldoende specifieke persoonsgebonden uiterlijke kenmerken waarneembaar zijn, het lastig is om tot een betrouwbare herkenning van verdachte te komen. De verbalisanten die verdachte herkennen als zijnde de persoon op de beelden, doen deze herkenning met de nodige reserve. De rechtbank komt wel tot een bewezenverklaring van dit feit en overweegt hierover als volgt.
Het is noodzakelijk om onderscheid te maken tussen (gezichts)herkenningen en gezichtsvergelijkingen. Uit de wetenschap volgt dat gezichten als één geheel, dat wil zeggen holistisch, in het geheugen worden opgeslagen, en wel in visuele vorm. Dit is ook de wijze waarop de herkenning van gezichten plaatsvindt, hetgeen onder meer tot gevolg heeft dat het heel lastig kan zijn om een beschrijving te geven van een gezicht dat men goed kent en goed kan herkennen. Vanwege de holistische herinnering aan gezichten is het weinig zinvol om aan een getuige te vragen waaraan hij precies het gezicht van een verdachte heeft herkend. Dit zal niet meer kunnen opleveren dan een rationalisatie achteraf van een niet-rationeel proces.
De rechtbank stelt vast dat verbalisant [verbalisant 1] direct na het bekijken van de bewegende beelden de persoon daarop (spontaan) dacht te herkennen als verdachte. Omdat de verbalisant verdachte slechts circa twee weken daarvoor had verhoord, gaat het om een herkenning en niet een vergelijking. Aangezien hier sprake is van een herkenning, doet het er aan de betrouwbaarheid van de herkenning niet aan af dat verbalisant geen specifieke kenmerken opsomt waaraan hij verdachte herkent. Daarbij komt dat de verbalisant de bewegende beelden heeft gezien en dus ook het postuur en manier van bewegen heeft kunnen betrekken in de herkenning.
De herkenning van verbalisant [verbalisant 1] is bovendien niet het enige bewijsmiddel waar de betrokkenheid van verdachte bij dit feit uit volgt. Uit de zoekgeschiedenis op de telefoon van verdachte blijkt dat hij op 19 december 2022, de dag dat de mishandeling heeft plaatsgevonden, heeft gezocht naar ‘
mishandeling Overvecht Albert Heijn’. Hieruit maakt de rechtbank op dat verdachte op die datum al weet had van de mishandeling, wat kan worden aangemerkt als daderkennis. De verklaring van verdachte, dat hij hier enkel naar heeft gezocht omdat hij van de wijkagent had gehoord dat hij verdacht werd van dit feit, is aantoonbaar onjuist nu de verdenking tegen verdachte pas is gerezen na de herkenning doorverbalisanten in maart 2023. Het feit dat verdachte door verbalisanten wordt herkend als de dader tezamen met het feit dat verdachte op de dag van de mishandeling hier al wetenschap van had en hier naar heeft gezocht, maakt dat de rechtbank bewezen acht dat verdachte de persoon is geweest die [slachtoffer 9] heeft mishandeld.