ECLI:NL:RBMNE:2023:6809

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
1625284322
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van diefstal met een valse sleutel door meermaals pinnen met een gestolen pinpas

Op 8 december 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2004, die beschuldigd werd van het medeplegen van diefstal met een valse sleutel. De tenlastelegging betrof het pinnen van geldbedragen met een gestolen pinpas op 18 juli 2022 in Amersfoort. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen meerdere pintransacties heeft uitgevoerd, waarbij in totaal € 10.655,34 is gepind. De verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend, maar de rechtbank heeft een deel van de tenlastelegging, ter waarde van € 8.200,-, niet bewezen geacht, omdat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte deze transacties heeft uitgevoerd.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 80 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, die € 11.906,44 vorderde, gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft de materiële schade van € 2.455,34 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente, en de overige vorderingen afgewezen. De rechtbank heeft ook de hoofdelijke verplichting tot schadevergoeding aan de benadeelde partij opgelegd, met de mogelijkheid van betaling aan de Staat.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd, het feit dat hij een first offender is, en zijn beperkte aandeel in het strafbare feit. De rechtbank heeft besloten het adolescentenstrafrecht toe te passen, gezien de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de ontwikkeling van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.252843.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 8 december 2023
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [2004] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van officier van justitie, mr. L.H. van der Veldt, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. T.C. Schouten, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort gezegd, op neer dat verdachte:
op 18 juli 2022 in Amersfoort meermalen geldbedragen (van in totaal € 10.655,34) heeft gepind met een gestolen pinpas, toebehorende aan [slachtoffer] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste feit gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, met uitzondering van een deel van het ten laste gelegde geldbedrag.
Volgens de officier van justitie kan namelijk niet worden bewezen dat verdachte de pintransacties bij de Geldmaat aan de [straat] in [plaats] heeft verricht, waardoor partieel vrijspraak dient te volgen voor een deel van het ten laste gelegde geldbedrag, te weten € 8.200,-.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen vrijspraak bepleit voor het ten laste gelegde feit. Bij een bewezenverklaring heeft de raadsvrouw de rechtbank wel verzocht om een aantal factoren in strafmatigende zin mee te nemen. Deze factoren zullen worden besproken in paragraaf 8.2.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen [1]
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 november 2023; [2]
- proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 18 juli 2022; [3]
- proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] d.d. 19 juli 2022 met als bijlage een overzicht van de pintransacties met de pinpas van [slachtoffer] op 18 juli 2022. [4]
4.3.2.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte degene is geweest die met de gestolen pinpas van aangeefster [slachtoffer] op 18 juli 2022 in [plaats] vier pintransacties voor de aanschaf van verschillende goederen heeft verricht bij drie verschillende winkels, te weten de [winkel 1] (€ 2,25), de [winkel 2] (€ 3,09) en de [winkel 3]
(€ 2400,- + € 50,-), dus voor een totaalbedrag van € 2.455,34. Deze pintransacties heeft verdachte ook bekend.
Partiele vrijspraak
De rechtbank kan niet vaststellen dat verdachte ook de pintransacties heeft uitgevoerd bij de Geldmaat aan de [straat] in [plaats] . Verdachte heeft dit ontkend en het signalement van degene die op de camerabeelden bij deze pinautomaat te zien is, is weliswaar in grote lijnen gelijkluidend, maar komt niet volledig overeen met het signalement van verdachte (de kleur van de trainingsbroek is bijvoorbeeld anders). Daarom zal de rechtbank verdachte partieel vrijspreken van het geldbedrag dat bij deze Geldmaat is gepind, te weten € 8.200,-.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat er voor een bewezenverklaring van medeplegen sprake moet zijn van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten. Door meermaals ter aanschaffing van goederen te pinnen met de pinpas van aangeefster (waarvan hij weliswaar niet wist hoe zijn medeverdachten deze bankpas precies hadden verkregen, maar waarvan hij wél wist dat deze gestolen was), heeft verdachte naar oordeel van de rechtbank een bijdrage van voldoende gewicht geleverd aan het strafbare feit. Daarnaast heeft verdachte voorafgaand, tijdens en na afloop van het pinnen (telefonisch) contact gehad met zijn medeverdachten. Verdachte heeft ook bekend dat hij samen met twee jongens in de auto naar de [winkel 1] , de [winkel 2] en de [winkel 3] is gereden om te pinnen, dat er onderling overleg heeft plaatsgevonden over welke locaties geschikt zouden zijn om te gaan pinnen en dat er is besproken hoe de goederen verdeeld zouden worden onder de drie jongens.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op meer tijdstippen op 18 juli 2022 te [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag (te weten in totaal 2.455,34 euro), dat geheel aan [slachtoffer] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een pinpas tot het gebruik waarvan zij niet gerechtigd waren en (de bijbehorende) pincode van die [slachtoffer] , door meerdere malen, bij meerdere winkels
meerdere goederen aan te schaffen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een taakstraf van 120 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen jeugddetentie, waarvan een gedeelte van 60 uren (te vervangen door 30 dagen jeugddetentie) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft daarbij verzocht om het adolescentenstrafrecht toe te passen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om in de strafmaat rekening te houden met het beperkte aandeel dat verdachte heeft gehad in het strafbare feit en heeft daarom verzocht om te volstaan met het opleggen van een grotendeels voorwaardelijke werkstraf. In het voordeel van verdachte heeft de raadsvrouw de rechtbank daarnaast verzocht om rekening te houden met het feit dat verdachte verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden, een first offender is, een lastige thuissituatie heeft en momenteel goed bezig is met zijn toekomst. Ook de verdediging verzoekt de rechtbank om adolescentenstrafrecht toe te passen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij willens en wetens met een pinpas van een ander bij verschillende winkels ter aanschaffing van goederen, waaronder dure sieraden, heeft gepind. Hoewel verdachte niet degene is geweest die de pinpas in de woning van het slachtoffer (op een hele nare manier) afhandig heeft gemaakt, heeft hij wél met deze pinpas diverse keren gepind. Daarbij heeft hij kennelijk niet nagedacht over de gevolgen die dit voor het slachtoffer zou hebben, maar heeft hij zich alleen laten leiden door zijn eigen financiële gewin. Dat rekent de rechtbank verdachte aan.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft bij haar beslissing rekening gehouden met het uittreksel justitiële documentatie (het strafblad) van verdachte van 1 november 2023 waaruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de aanvullende stukken die de raadsvrouw voorafgaand aan de terechtzitting heeft toegestuurd. Deze stukken betreffen een Perspectiefplan van GezinsFACT van 20 juli 2022, opgesteld door [A] , medewerker van [instelling] en een gespreksverslag van het Wijkteam [.] van 13 juni 2023, opgesteld door [B] , persoonlijk begeleider van verdachte.
Adolescentenstrafrecht
Volgens artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, kan de rechtbank – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaar, maar nog niet die van 23 jaar heeft bereikt – recht doen volgens de bepalingen van het jeugdstrafrecht als dat passend is vanwege de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan. De rechtbank stelt vast dat de verdachte het bewezenverklaarde feit heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 18 jaar had bereikt (net 4 dagen), maar heeft – mede gelet op de indruk die verdachte tijdens de terechtzitting maakt – aanknopingspunten om aan te nemen dat verdachte op een jeugdiger niveau functioneert. Hij lijkt nog niet in staat te zijn om eigen leven te organiseren, hij woont nog thuis en hij heeft nog geen diploma. Daarnaast is verdachte blijkens de door de raadsvrouw overlegde stukken gediagnostiseerd met autisme en dat weegt de rechtbank – hoewel verdachte zich niet in deze diagnose herkend – ook mee. Gelet op al deze bovenstaande omstandigheden, zal de rechtbank ten aanzien van het bewezenverklaarde op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht daarom het jeugdstrafrecht toepassen in deze zaak.
Strafoplegging
Gelet op het blanco strafblad van verdachte, zijn oprechte en eerlijke houding op de terechtzitting, het beperkte(re) aandeel dat hij in het strafbare feit heeft gehad (ten opzichte van zijn medeverdachten) en zijn persoonlijke omstandigheden, acht de rechtbank een lagere straf passend dan de straf die door de officier van justitie is geëist. De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 80 uur waarvan 40 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Hierbij geldt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 11.906,44, bestaande uit € 9.406,44 aan materiele schade en € 2.500,- aan immateriële schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen en gedeeltelijk wordt afgewezen. De materiele schade kan volgens de officier van justitie worden toegewezen tot een bedrag van € 2.455,34, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 juli 2022 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De overige materiele kosten dienen volgens de officier van justitie te worden afgewezen, evenals het bedrag dat aan immateriële schade is gevorderd. Het immateriële gedeelte van de schade heeft namelijk betrekking op feiten die alleen ten laste zijn gelegd aan de medeverdachten.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich grotendeels vinden in het standpunt van de officier van justitie, maar verzoekt de rechtbank het toe te wijzen bedrag niet hoofdelijk op te leggen, maar te verdelen over de vier verdachten in het onderzoek. Volgens de raadsvrouw is het redelijk als verdachte persoonlijk wordt veroordeeld tot één vierde deel van voornoemd bedrag, namelijk € 613,83.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen materiële schade heeft geleden. Verdachte zal worden veroordeeld voor het deel van de gevorderde materiële schade die ziet op pintransacties waar verdachte voor wordt veroordeeld. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 2.455,34 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 18 juli 2022 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde afwijzen. Reden daarvoor is dat de overige materiële schade ziet op pintransacties waarvoor verdachte partieel wordt vrijgesproken en dat de immateriële schade betrekking heeft op feiten die alleen ten laste zijn gelegd aan de medeverdachten.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. De rechtbank ziet geen aanleiding om verdachte slechts te veroordelen voor één vierde deel.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.455,34, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 18 juli 2022 tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling dient geen gijzeling te worden toegepast.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij en/of zijn mededader(s) hebben voldaan aan een van de hun opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 77c, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf in de vorm van een
werkstraf voor de duur van 80 uur,indien niet naar behoren verricht te vervangen door 40 dagen jeugddetentie
;
  • bepaalt dat bepaalt dat van de werkstraf een
  • stelt daarbij een proeftijd van
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 2.455,34;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 juli 2022 tot de dag van de algehele voldoening;
  • wijst de vordering van [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 2.455,34 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 juli 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling dient
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.M.H. van Ek, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. C. van de Lustgraaf en mr. S.D. Groen, (kinder)rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Besselink en mr. B. Matser, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 december 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 18 juli 2022 te Amersfoort, althans in
Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een geldbedrag (te weten in totaal 10.655,34 euro), in elk geval enig geldbedrag, dat
geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in
elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader
(s)zich de toegang
tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te
nemen geldbedrag onder zijn
/hun bereik heeft/hebben gebracht door
middel van een valse sleutel, te weten een pinpas tot het gebruik waarvan hij niet
gerechtigd was en (de bijbehorende) pincode van die [slachtoffer] ,
door meerdere malen, althans eenmaal een of meerdere geldbedragen bij een of
meerdere pinautomaten te pinnen en/of bij een of meerdere winkels een of
meerdere goederen aan te schaffen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 10 januari 2023 genummerd PL0900-2022209508, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 81. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 24 november 2023, inhoudende de verklaring van verdachte.
3.Pagina 31-34.
4.Pagina 42-43.