In deze wrakingszaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland op 8 december 2023 het verzoek tot wraking van de rechter mr. P.J. Neijt ongegrond verklaard. Het verzoek was ingediend door [verzoekster] B.V., vertegenwoordigd door de heer [A], naar aanleiding van een mondelinge behandeling op 7 november 2023. Tijdens deze behandeling werd een vordering van de belastingdienst als steunvordering gepresenteerd, waar verzoekster de hoogte van betwistte. Verzoekster was van mening dat de rechter, door de vragen die hij stelde, de indruk wekte dat hij vooringenomen was en zou afstevenen op een negatieve uitspraak voor verzoekster.
De wrakingskamer heeft echter geconcludeerd dat er geen objectieve aanwijzingen zijn voor partijdigheid van de rechter. De vragen die de rechter stelde waren bedoeld om meer duidelijkheid te krijgen over de stellingen van verzoekster en de vordering van de belastingdienst. De wrakingskamer oordeelde dat de vrees voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was, en dat verzoekster onvoldoende bewijs had geleverd om haar claims te onderbouwen. De wrakingskamer benadrukte dat de rechter onpartijdig wordt geacht totdat het tegendeel is bewezen, en dat de indruk van partijdigheid van een procespartij niet automatisch leidt tot de conclusie dat er daadwerkelijk sprake is van vooringenomenheid.
Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en de procedure met zaaknummer 23/763 bevolen om voort te zetten in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek.