ECLI:NL:RBMNE:2023:6784

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
16/059299-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van een kwetsbare vrouw met een verstandelijke beperking door verdachte, met bewijsvoering en vrijspraak voor een deel van de tenlastelegging

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 15 december 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting van een kwetsbare vrouw met een verstandelijke beperking. De verdachte heeft een situatie gecreëerd waarin het slachtoffer volledig afhankelijk van hem was, en heeft haar gedwongen tot orale en vaginale seks. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, omdat de verklaring van het slachtoffer over die periode onvoldoende steun vond in ander bewijsmateriaal. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is er een contactverbod opgelegd met het slachtoffer en haar mentor, en is de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen.

De zaak kwam voor de rechtbank na een inhoudelijke behandeling op 1 december 2023, waarbij de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte. De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer beoordeeld, waarbij zij concludeerde dat de verklaring op 27 augustus 2019 voldoende steun vond in ander bewijsmateriaal, waaronder DNA-onderzoek. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de overige tenlastegelegde periode, wat leidde tot een gedeeltelijke vrijspraak.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de kwetsbaarheid van het slachtoffer, en de persoon van de verdachte, die als verminderd toerekeningsvatbaar werd beschouwd. De rechtbank heeft de straf bepaald op basis van de oriëntatiepunten voor straftoemeting en heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, met een totaalbedrag van € 7.619,98 aan schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/059299-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 15 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1969] te [geboorteplaats 1] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting, dat heeft plaatsgevonden op de zittingen van 24 maart 2023, 25 augustus 2023 en 1 december 2023. De inhoudelijke behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 1 december 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van officier van justitie
mr. I.M.F. Graumans en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.G.H. Langeweg, advocaat te Koog aan de Zaan, naar voren hebben gebracht. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van wat mr. F. ten Berge, advocaat te Utrecht, namens de benadeelde partij naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:
in de periode van 1 april 2019 tot en met 31 augustus 2019 in Woerden [slachtoffer] meerdere malen heeft verkracht;
subsidiair:
in de periode van 1 april 2019 tot en met 31 augustus 2019 in Woerden meerdere malen bij [slachtoffer] seksueel is binnengedrongen, terwijl verdachte wist dat die [slachtoffer] aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed en daardoor niet in staat was haar wil kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden;
meer subsidiair:
in de periode van 1 april 2019 tot en met 31 augustus 2019 in Woerden meerdere malen ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , terwijl verdachte wist dat die [slachtoffer] aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed en daardoor niet in staat was haar wil kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een oordeel kan geven over de vraag of verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd, moet worden beoordeeld of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
Het slachtoffer [slachtoffer] (hierna te noemen: [slachtoffer (voornaam)] ) heeft gedetailleerd en consistent verklaard bij het informatief gesprek zeden en het studioverhoor. Dit komt ook overeen met wat zij aan haar mentor ( [A] ) heeft verteld en waarvan haar mentor namens [slachtoffer (voornaam)] aangifte heeft gedaan. Daarnaast ondersteunen de resultaten van het DNA-onderzoek de verklaring van [slachtoffer (voornaam)] . Het alternatieve scenario van verdachte acht de officier van justitie onaannemelijk. Volgens de officier van justitie heeft verdachte [slachtoffer (voornaam)] door feitelijkheden gedwongen tot het meermalen verrichten van seksuele handelingen. Uit het dossier blijkt dat verdachte de zorg en hulpverlening rondom [slachtoffer (voornaam)] , die een verstandelijke beperking heeft, heeft afgezegd. Hierdoor heeft verdachte [slachtoffer (voornaam)] in een afhankelijke situatie gebracht, waarbij zij geen weerstand kon bieden tegen de seksuele handelingen van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal vrijgesproken dient te worden en heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw bepleit dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor het seksueel binnendringen door verdachte. Verdachte ontkent seks met [slachtoffer (voornaam)] te hebben gehad. Volgens de raadsvrouw passen de resultaten van het DNA-onderzoek niet bij de verklaring van [slachtoffer (voornaam)] . Daarnaast kan het alternatieve scenario van verdachte op basis van de resultaten van het DNA-onderzoek niet worden uitgesloten, mede doordat uit het dossier ook blijkt dat [slachtoffer (voornaam)] een blauwe plek op haar lichaam in scene heeft gezet, waarbij eerder door haar was beweerd dat dit het gevolg was van mishandeling door verdachte. In het geval dat de rechtbank het seksueel binnendringen wel bewezen acht, kan volgens de raadsvrouw niet bewezen worden dat verdachte [slachtoffer (voornaam)] opzettelijk tot die seksuele handelingen heeft gedwongen. Verdachte heeft nooit een overwicht willen bieden of [slachtoffer (voornaam)] in een gecontroleerde of afhankelijke positie willen brengen. Hij wilde haar alleen maar helpen.
Ten aanzien van het subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw bepleit dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om vast te stellen dat [slachtoffer (voornaam)] aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat zij niet in staat was haar wil kenbaar te maken of weerstand te bieden tegen de handelingen van verdachte. Ook kan niet worden bewezen dat verdachte daarvan wist.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijs in zedenzaken
Wanneer een verdachte in een zedenzaak ontkent, is het bewijs vaak beperkt. In veel gevallen staat de verklaring van de aangever tegenover die van de verdachte, waarbij er geen getuigen zijn die het verhaal van de aangever of juist het verhaal van de verdachte kunnen bevestigen. Meestal zijn namelijk alleen het (veronderstelde) slachtoffer en de (veronderstelde) dader aanwezig geweest bij het (veronderstelde) misbruik.
In zo’n geval dient de rechtbank in de eerste plaats de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangever te beoordelen. In het algemeen geldt daarbij dat uitlatingen en verklaringen moeten worden beoordeeld op consistentie, accuraatheid en volledigheid. Als de verklaring van de aangever betrouwbaar wordt gevonden, moet de rechtbank bepalen of er voor de verklaring van de aangever voldoende steunbewijs uit (een) onafhankelijke bron(nen) in het dossier aanwezig is. In artikel 342 lid 2 Sv is namelijk bepaald dat de rechter het bewijs dat de verdachte een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend kan baseren op de verklaring van één getuige of de aangever. Uitgangspunt voor dit vereiste van steunbewijs is dat niet voor alle onderdelen van de tenlastelegging steunbewijs aanwezig hoeft te zijn. Het gaat erom dat in elk geval een deel van de feiten en omstandigheden die in de aangifte worden genoemd ondersteuning vindt in een of meer andere bewijsmiddelen. Waarnemingen van getuigen die niet het kernverwijt (bijvoorbeeld seksuele handelingen) bevestigen, maar (mede) zelfstandige, eigen waarnemingen ten aanzien van de emotionele of fysieke toestand van een aangever inhouden op het moment dat de strafbare feiten plaatsvinden, of vlak daarna, kunnen voldoende steunbewijs opleveren voor het tenlastegelegde.
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer (voornaam)]
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer (voornaam)] niet op voorhand onbetrouwbaar is. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer (voornaam)] haar verhaal, zoals zij dit op 27 augustus 2019 aan de medewerkers van [instelling 1] en haar mentor heeft verteld, in grote lijnen en dus in zoverre consequent, heeft herhaald bij het informatief gesprek en het studioverhoor. Dit draagt bij aan de betrouwbaarheid van haar verklaring.
De verklaring van [slachtoffer (voornaam)] bevat daarentegen weinig details over de seksuele handelingen die tussen haar en verdachte hebben plaatsgevonden. Zo verklaart [slachtoffer (voornaam)] slechts in algemene bewoordingen dat zij elke dag, overal seks moest hebben, in allerlei standjes. [slachtoffer (voornaam)] verklaart daarbij niet erg concreet over waar de seksuele handelingen uit hebben bestaan, de volgorde van de seksuele handelingen of de omstandigheden voor en na de seksuele handelingen. Ook volgt uit de verklaring van [slachtoffer (voornaam)] niet duidelijk wanneer de seksuele handelingen zijn aangevangen.
Daarnaast ziet de rechtbank in hetgeen in het procesdossier over [slachtoffer (voornaam)] naar voren komt aanleiding om haar verklaring met de nodige behoedzaamheid te benaderen. Zo heeft de mentor van [slachtoffer (voornaam)] verklaard dat [slachtoffer (voornaam)] goed kan liegen en dat zij een medewerker van [instelling 2] onterecht zou hebben beschuldigd van misbruik. Ook blijkt uit de tijdlijn van [instelling 2] dat [slachtoffer (voornaam)] volgens de psychiater dingen op een andere manier kan zeggen als zij niet weet hoe zij iets voor elkaar kan krijgen (zoals uitingen over misbruik, terwijl zij eigenlijk een hulpvraag stelt). Verder wordt in het dossier beschreven dat [slachtoffer (voornaam)] door middel van make-up blauwe plekken op haar lichaam in scene heeft gezet, omdat zij dacht dat dat zou helpen in de zaak tegen verdachte.
Op grond van het bovenstaande zal de rechtbank een grotere mate van voorzichtigheid betrachten dan de gebruikelijke bij het beoordelen van de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer (voornaam)] . Dit betekent niet dat de rechtbank van oordeel is dat [slachtoffer (voornaam)] niet de waarheid kan spreken in haar verklaring, maar wel dat de rechtbank hogere eisen stelt aan de objectiviteit van het steunbewijs om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Steunbewijs
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer (voornaam)] over de verkrachting door verdachte op 27 augustus 2019 voldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat dit niet het geval is voor de rest van de tenlastegelegde periode. De rechtbank legt nu uit hoe zij tot dat oordeel is gekomen.
Verkrachting op 27 augustus 2019: bewezenverklaring
[slachtoffer (voornaam)] heeft op 27 augustus 2019 tegen de medewerkers van [instelling 1] en haar mentor verklaard dat zij die ochtend voor het laatst seks met verdachte had gehad. Volgens [slachtoffer (voornaam)] bestonden de seksuele handelingen uit orale seks en vaginale seks. De verklaring van [slachtoffer (voornaam)] wordt ondersteund door de resultaten van het DNA-onderzoek verricht door het NFI. Uit het NFI-rapport blijkt dat DNA-profiel ZAAC9723NL#01 (buitenste schaamlippen buitenzijde nat) meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer het DNA afkomstig is van verdachte [verdachte] , dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige (niet aan [verdachte] verwante) persoon. De rechtbank concludeert op basis van het NFI-rapport dat DNA-materiaal van verdachte op de buitenste schaamlippen van [slachtoffer (voornaam)] is aangetroffen.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting ontkend dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen hem en aangeefster. Op de zitting heeft verdachte verklaard dat het mogelijk is dat zijn DNA-materiaal op de buitenste schaamlippen van [slachtoffer (voornaam)] is aangetroffen, doordat [slachtoffer (voornaam)] mogelijkerwijs een onderbroek van verdachte met sperma mee naar huis heeft genomen en op die manier de verkrachting in scene heeft gezet. De rechtbank is van oordeel dat het alternatieve scenario van verdachte niet aannemelijk is geworden en ook geen steun vindt in het dossier.
Op grond van het bovenstaande, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte op 27 augustus 2019 seksuele handelingen met [slachtoffer (voornaam)] heeft verricht, te weten vaginale en orale seks (pijpen en beffen).
Naar het oordeel van de rechtbank kan ook wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte [slachtoffer (voornaam)] opzettelijk door andere feitelijkheden heeft gedwongen tot het ondergaan van die seksuele handelingen. Uit het dossier blijkt dat verdachte de zorg, hulp en begeleiding van [slachtoffer (voornaam)] heeft afgezegd, waarbij hij zich zelfs naar derden voordeed als haar psychiater en psycholoog. Hierdoor heeft verdachte een situatie gecreëerd waarbij [slachtoffer (voornaam)] volledig afhankelijk van hem werd en geen weerstand tegen hem kon bieden. Daarnaast blijkt uit het dossier dat verdachte een feitelijk en geestelijk overwicht op [slachtoffer (voornaam)] had, vanwege haar verstandelijke beperking en kwetsbaarheden. Naar het oordeel van de rechtbank moet verdachte zich ook bewust zijn geweest van het overwicht. Hij heeft immers zelf verklaard dat hij de dossiers over [slachtoffer (voornaam)] heeft gelezen en wist van de verstandelijke beperking van [slachtoffer (voornaam)] . Ook heeft er een gesprek met de zorgverleners van [slachtoffer (voornaam)] en verdachte plaatsgevonden, waarbij verdachte is gewezen op de kwetsbaarheden van [slachtoffer (voornaam)] . Dit overwicht heeft naar het oordeel van de rechtbank ertoe geleid dat [slachtoffer (voornaam)] geen weerstand tegen de seksuele handelingen van verdachte kon bieden.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte [slachtoffer (voornaam)] op 27 augustus 2019 heeft gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen, doordat hij [slachtoffer (voornaam)] in een afhankelijke situatie heeft gebracht waardoor zij redelijkerwijs geen weerstand tegen hem kon bieden. De rechtbank acht derhalve het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend ten aanzien van deze datum bewezen.
Overige tenlastegelegde periode: gedeeltelijke vrijspraak
Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer (voornaam)] gedurende de ten laste gelegde periode meermalen heeft verkracht. De rechtbank overweegt hiertoe dat [slachtoffer (voornaam)] heeft verklaard dat zij gedurende een periode van vier of vijf maanden meerdere malen per dag en op verschillende locaties seks met verdachte moest hebben. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er echter geen bewijsmiddelen voorhanden die steun geven aan deze verklaring van [slachtoffer (voornaam)] . Zo zijn er geen getuigen die verklaren dat zij in die periode iets hebben gezien of hebben gehoord. De verklaring van [slachtoffer (voornaam)] komt wel overeen met de aangifte door de mentor, maar de rechtbank stelt vast dat zij slechts verklaart over wat zij van [slachtoffer (voornaam)] heeft gehoord. Dit zijn dus geen zelfstandige, eigen waarnemingen ten aanzien van de emotionele of fysieke toestand van [slachtoffer (voornaam)] in de tenlastegelegde periode. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte daarom partieel vrijspreken van de overige tenlastegelegde periode.
Bewijsmiddelen voor de bewezenverklaarde verkrachting op 27 augustus 2019 [1] :
In de aangifte van [A] , namens het slachtoffer [slachtoffer] , staat onder meer het volgende opgenomen:
V = vraag verbalisant.
A = antwoord aangeefster. [2]
V: Waarvan wil je aangifte doen?
A: Ik wil aangifte doen van seksueel misbruik van [slachtoffer] .
V: Tegen wie wil je aangifte doen?
A: [verdachte] (
naar de rechtbank begrijpt: [verdachte]). [3]
V: Wanneer en waar is het feit gebeurd?
A: [verdachte (voornaam)] woont op de [adres] te [plaats 1] . Het is in zijn huis gebeurd. Het heeft op 27 augustus (
naar de rechtbank begrijpt: 2019) plaatsgevonden, toen is [slachtoffer (voornaam)] daar uit huis gehaald. [4]
A: [slachtoffer (voornaam)] is verstandelijk beperkt. Ze gaat mee in de meningen van de mensen om haar heen, dat doet ze bij iedereen om haar heen en dat heeft te maken met haar autisme en verstandelijke beperking. De bemoeienis van [verdachte (voornaam)] naar haar werd heel dominant. Hij ging haar zorg afzeggen. Hij stuurde brieven naar de [instelling 2] , de gemeente, de psychiater, [instelling 3] en mij. [5]
Er zijn twee gesprekken met [verdachte (voornaam)] , [slachtoffer (voornaam)] en de manager van [instelling 2] geweest. Hem werd verteld dat hij alleen een vriend van [slachtoffer (voornaam)] mag zijn en bij signalen de hulpverlening of mentor in moest schakelen. [verdachte (voornaam)] ging door met het opheffen van zorg voor [slachtoffer (voornaam)] , wat hij voor haar nodig vond. [6] Hij zou haar trainen en ze kon al veel dingen zelf, daar had ze geen zorg voor nodig. Ik heb hem een aangetekende brief gestuurd dat ik hem door de kantonrechter zou laten oproepen als hij door zou gaan met de bemoeienis rondom de zorg van de [slachtoffer (voornaam)] . Op het laatste moment van ultimatum belde hij mij op dat hij zich terug zou trekken en dat ik de kantonrechter niet hoefde te waarschuwen. Het leek erop dat hij [slachtoffer (voornaam)] een paar dagen met rust liet, maar ik kreeg geen contact met [slachtoffer (voornaam)] of [verdachte (voornaam)] .
V: Hoe kan je [slachtoffer (voornaam)] omschrijven?
A: Ze is duidelijk verstandelijk beperkt. Ze is wisselvallig in haar mening. Dit heeft te maken dat ze heel erg beïnvloedbaar is. Ze is autistisch. Je merkt dat aan haar doordat ze woorden wel eens letterlijk neemt.
V: In hoeverre is ze wel eens getest op IQ en EQ?
A: Ze heeft volgens mij een EQ van iemand van drie jaar en een IQ van iemand van zes jaar oud. [7]
V: Hoe kan jij [verdachte (voornaam)] omschrijven?
A: Ik heb hem een paar keer aan de telefoon gehad en 1 keer gezien. Hij praat
gewichtig en een soort van academisch. Hij gebruikt moeilijke woorden en juridische
termen. Hij heeft een dwingende manier van praten. Hij heeft een eigen beeld hoe de
werkelijkheid er voor hem uitziet. Hij legt alles wat een ander zegt naast zich neer.
Hij geeft zich uit voor psycholoog of als haar begeleider. Hij bemoeit zich met de zorg rondom [slachtoffer (voornaam)] . Hij geeft aan dat hij allerlei therapiesessies met [slachtoffer (voornaam)] heeft gedaan. Wat hij dan precies gedaan heeft weet ik niet, wel dat het te maken had met seksueel misbruik wat [slachtoffer (voornaam)] in het verleden heeft meegemaakt. [8]
V: Wat maakt de relatie tussen hen zo ongelijkwaardig?
A: Doordat hij dominant is en voor de mening van [slachtoffer (voornaam)] en haar wensen geen respect heeft en haar mening ter zijde legt als onjuist. Ze kan in geen enkel opzicht tegen hem op.
V: Wat maakt het dat ze niet tegen hem op kan?
A: Dat is haar verstandelijke beperking. Wat [slachtoffer (voornaam)] wil is altijd genegeerd. Daardoor heeft ze geen of nauwelijks een eigen mening. [9]
V: Wat kon [verdachte (voornaam)] er van merken dat [slachtoffer (voornaam)] zwakbegaafd en autistisch is?
A: Dat is hem in het begin van het contact tijdens het gesprek met [.] (
de rechtbank begrijpt: manager bij [instelling 2]) en [..] (
de rechtbank begrijpt: haar ambulant begeleider) dat [slachtoffer (voornaam)] een verstandelijk beperking heeft en autistisch is. Hem is ook verteld waar zij kwetsbaar voor is. [10]
In het informatief gesprek zeden heeft [slachtoffer] onder meer het volgende verklaard:
Ik durf niet voor mijn eigen op te komen
.Ik wil geen
seks. Hij
(de rechtbank begrijpt: verdachte)neemt verkeerde beslissingen voor mij. Hij beheerst mijn leven. [11]
V: Wanneer was de laatste keer?
A: Vanmorgen
(naar de rechtbank begrijpt: 27 augustus 2019)om half 9 in zijn huis.
V: Wat voor seks hebben jullie gehad?
A: Aan piemel zuigen en met piemel in vagina. Hij heeft mij ook gelikt. [12]
In het proces-verbaal van bevindingen, met als bijlage een tijdlijn opgesteld door [instelling 2] , staat het volgende opgenomen:
Bezoek medewerker 25-4-2019: Heer [verdachte] meldt dat hij het niet eens is met het opgestelde zorgplan van [instelling 2] . Geeft aan dat hij een psycholoog is, vraagt of [instelling 2] adequate diploma's heeft, geeft aan dat bewindvoering onzin is en geeft aan dat hij cliënt zelf wel kan helpen. Heer [verdachte] gaf aan dat hij en de familie samen bedacht hebben dat cliënt niet langer gebruik gaat maken van [instelling 2] . [13]
In het NFI Rapport Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek d.d. 5 januari 2022, opgemaakt door [F] , staat het volgende opgenomen:
Onderzoek naar biologische sporen
De onderzoeksset zedendelicten ZAAC9723NL van slachtoffer [slachtoffer] bevat
acht bemonsteringen.
Tabel 1: Resultaten van het sporenonderzoek [14]
omschrijving van de
bemonstering
microscopisch
spermacellen
waargenomen
aanwijzing
sperma-
vloeistof
aanwijzing speeksel
bloed aangetroffen
veiliggesteld voor DNA-onderzoek als
buitenste schaamlippen
buitenzijde nat
nee
ja
ja
nee
ZAAC9723NL#01
In het NFI Rapport Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek d.d. 9 mei 2022, opgemaakt door [F] , staat het volgende opgenomen:
DNA-onderzoek
Het referentiemonster wangslijmvlies van verdachte [verdachte] WAAQ7434NL
(geboren op [1969] ) is onderworpen aan een DNA-onderzoek.
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
Uit DNA-mengprofiel ZAAC9723NL#01 (buitenste schaamlippen buitenzijde nat) is een DNA-profiel van een man afgeleid van wie, naast slachtoffer [slachtoffer] , DNA in de bemonstering aanwezig is. Voor dergelijke afgeleide DNA-profielen is vastgesteld dat wanneer het DNA-profiel van een persoon ermee overeenkomt de bewijskracht meer dan één miljard is. Daarom geldt voor de overeenkomsten met het DNA-profiel van verdachte [verdachte] WAAQ7434NL dat het afgeleide DNA-profiel ZAAC9723NL#01
meer dan 1 miljard keerwaarschijnlijker is wanneer het DNA afkomstig is van verdachte [verdachte] , dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige (niet aan verdachte [verdachte] verwante) persoon. [15]
Verklaring van verdachte:
Ik weet dat [slachtoffer (voornaam)] een verstandelijke beperking heeft. Ik heb alle dossiers over [slachtoffer (voornaam)] gelezen. [16]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
primairop 27 augustus 2019 te [plaats 1] door andere feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte:
- zijn geslachtsdeel in de vagina van die [slachtoffer] gebracht, gedaan en gehouden en
- zijn geslachtdeel in de mond van die [slachtoffer] gebracht, gehouden en/of gestopt en
- de vagina en/of tussen de schaamlippen, althans de schaamstreek van die [slachtoffer] gelikt,
en bestaande die andere feitelijkheden hierin dat verdachte,
- heeft doen voorkomen die [slachtoffer] therapeutische hulp aan te bieden en
- een vertrouwensrelatie met die [slachtoffer] heeft opgebouwd, althans doen ontstaan, en
- misbruik, of in ieder geval gebruik, heeft gemaakt van de verstandelijke beperking van die [slachtoffer] , die haar wil niet duidelijk en/of ondubbelzinnig kan kenbaar maken en
- die [slachtoffer] in een, afhankelijke positie heeft gebracht en gehouden en
- een feitelijk en geestelijk overwicht op die [slachtoffer] heeft gehad (gezien de verstandelijke beperking van die [slachtoffer] ) en daar misbruik, of in ieder geval gebruik, van heeft gemaakt en
- (aldus) een zodanige psychische druk heeft doen opleveren, in elk geval heeft doen ontstaan, dat die [slachtoffer] geen, in elk geval onvoldoende, weerstand kon bieden.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
primair: verkrachting.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. Verder heeft de officier van justitie gevorderd een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen, inhoudende een contactverbod met het slachtoffer en haar mentor voor de duur van twee jaren. De officier van justitie heeft verzocht de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
In het geval dat de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsvrouw verzocht om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen. In het voordeel van verdachte moet rekening worden gehouden met het tijdsverloop en de persoon van verdachte. Ten aanzien van de vrijheidsbeperkende maatregel heeft de raadsvrouw verzocht om geen contactverbod met de mentor van [slachtoffer (voornaam)] op te leggen, omdat zij geen slachtoffer in de zaak is. In het geval dat de rechtbank dit wel wenselijk acht, heeft de raadsvrouw bepleit dat de maatregel niet dadelijk uitvoerbaar kan worden verklaard, nu geen sprake is van een gevaar voor de onaantastbaarheid van het lichaam van de mentor van [slachtoffer (voornaam)] .
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft ook gekeken naar de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij deze straf heeft bepaald.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van een kwetsbare vrouw met een verstandelijke beperking. Vóór de verkrachting kon het slachtoffer, ondanks haar kwetsbaarheden, met hulp en begeleiding op zichzelf wonen. Verdachte heeft zich met de zorg rondom het slachtoffer bemoeid. Hij gaf aan dat de hulpverleners konden stoppen met de begeleiding van [slachtoffer (voornaam)] en dat hij de zorg over [slachtoffer (voornaam)] zou overnemen. Hierbij heeft verdachte een situatie gecreëerd waarbij het slachtoffer volledig afhankelijk van hem werd. Vervolgens heeft hij het slachtoffer gedwongen om orale en vaginale seks met hem te hebben. Verdachte heeft hierbij misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid van het slachtoffer. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij bij zijn handelen slechts oog heeft gehad voor de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens en zich in het geheel niet heeft bekommerd om de schade die hij daarmee bij het slachtoffer zou kunnen aanrichten. Uit de spreekrechtverklaring, die door de advocaat van het slachtoffer, ter zitting is voorgedragen, blijkt duidelijk hoeveel impact het handelen van de verdachte op het dagelijks leven van het slachtoffer heeft gehad en nog steeds heeft. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 2 november 2023, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, en dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Over verdachte is een persoonlijkheidsrapportage (Pro Justitia rapportage) opgesteld.
De klinisch neuropsycholoog, [D] , en neuroloog, [E] , hebben op 21 augustus 2023 een rapport over verdachte opgesteld. Volgens de neuropsycholoog en neuroloog zijn bij verdachte aanwijzingen voor gedrags- en cognitieve stoornissen in meerdere domeinen. Deze zouden kunnen voortkomen uit een verandering in medicatiegebruik, de persoonlijkheidsstructuur van verdachte, een in aanleg aanwezige hersenziekte of een psychiatrisch toestandsbeeld (een manie). Hoewel niet met zekerheid te zeggen is of de stoornissen ook ten tijde van het tenlastegelegde aanwezig waren, wordt dit wel waarschijnlijk geacht. Volgens de neuropsycholoog en de neuroloog hebben de stoornissen waarschijnlijk, al dan niet gedeeltelijk, het gedrag van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloed.
De GZ-psycholoog, drs. [G] , en klinisch psycholoog, drs. [C] , hebben op 24 augustus 2023 een rapport over verdachte opgesteld. Volgens de psychologen is sprake van complexe problematiek bij verdachte. Er is evident sprake van psychopathologie, maar de aard daarvan is niet goed te achterhalen. Het blijft onduidelijk of er sprake is van een lage intelligentie, een ontwikkelingsstoornis als autisme, persoonlijkheidsproblematiek, medicatiegebruik, cognitief verval of een combinatie van factoren. Ook een psychiatrisch toestandsbeeld kan niet bevestigd of uitgesloten worden. De psychologen kunnen geen uitspraak doen over de doorwerking van de problematiek van verdachte op het ten laste gelegde. Ook kan het recidiverisico niet worden ingeschat en geen juridisch kader worden geadviseerd. Wel benoemen de psychologen dat met name het ongeremde gedrag van verdachte zorgwekkend is, wat het voorstelbaar maakt dat hij in de toekomst opnieuw in de problemen komt.
De reclassering heeft zich in haar advies van 28 november 2023, opgesteld door [B] , aangesloten bij de conclusies van de deskundigen. Verdachte ervaart problemen op diverse leefgebieden (financiën, dagbesteding, relaties, psychosociaal functioneren), maar het is niet
duidelijk in hoeverre deze problemen gerelateerd zijn aan het bewezenverklaarde en hoe deze zich verhouden tot het recidiverisico. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen en adviseert daarom een straf zonder bijzondere voorwaarden.
De rechtbank neemt de conclusies van deskundigen over en maakt die tot de hare. Hoewel de psychologen niet in staat zijn geweest om de vraag over de toerekeningsvatbaarheid te beantwoorden, ziet de rechtbank aanleiding om verdachte ten tijde van het tenlastegelegde als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De rechtbank acht het, net als de neuroloog en de klinisch neuropsycholoog, aannemelijk dat de (complexe) problematiek bij verdachte, zijn gedrag ten tijde van het ten laste gelegde (gedeeltelijk) heeft beïnvloed. De rechtbank rekent verdachte het bewezen verklaarde daarom in verminderde mate toe en weegt dit in strafmatigende zin mee.
De straf
Gelet op de aard en ernst van het feit, zoals hiervoor uiteengezet, kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Voor verkrachting gepaard gaande met een beperkte mate van dwang geldt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden. In strafverzwarende zin houdt de rechtbank rekening met de kwetsbaarheid van het slachtoffer.
De rechtbank stelt vast dat het te lang heeft geduurd voordat deze zaak is behandeld. Hoewel de redelijke termijn waarbinnen de berechting behoort te geschieden niet is overschreden, ziet de rechtbank aanleiding om bij de strafoplegging in het voordeel van verdachte rekening te houden met het tijdsverloop.
Omdat de rechtbank alleen de verkrachting op 27 augustus 2019 bewezen acht, en verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwt, komt zij tot een lagere straf dan door de officier is geëist. Gelet op de persoon van verdachte zal de rechtbank naast de onvoorwaardelijke gevangenisstraf nog een flink deel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen ter voorkoming dat verdachte zich wederom schuldig zal maken aan strafbare feiten.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.
Vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank ziet ook aanleiding om een contactverbod met het slachtoffer en haar mentor in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v Sr aan verdachte opleggen. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. Allereerst merkt de rechtbank op dat een contactverbod in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel ook ten aanzien van een getuige kan worden opgelegd, en dus niet enkel ten aanzien van slachtoffers. De mentor heeft namens het slachtoffer aangifte gedaan en uit het dossier blijkt dat verdachte sindsdien meerdere e-mailberichten naar de mentor heeft gestuurd. Dit zou volgens de advocaat van de benadeelde partij ook nog in juni 2023 gebeurd zou zijn, terwijl uit het dossier blijkt dat in juli 2022 een stopgesprek met verdachte heeft plaatsgevonden. Verder weegt de rechtbank mee dat verdachte ter terechtzitting heeft gezegd dat hij contact met de mentor wenst op te nemen over de valse beschuldigingen en dat hij daartoe ook het recht zou hebben.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een vrijheidsbeperkende maatregel niet alleen noodzakelijk ter beveiliging van het slachtoffer, maar ook ter beveiliging van haar mentor. Daarnaast acht de rechtbank de vrijheidsbeperkende maatregel ook noodzakelijk ter voorkoming van strafbare feiten. Deze maatregel houdt in dat verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact mag opnemen met het slachtoffer ( [slachtoffer] ) en de mentor van het slachtoffer ( [A] ). De rechtbank zal bevelen dat vervangende hechtenis wordt toegepast voor iedere keer dat verdachte deze maatregel overtreedt. Deze hechtenis bedraagt 1 week per overtreding, met een totale duur van maximaal zes maanden, en heft de verplichtingen op grond van de maatregel niet op. De maatregel wordt opgelegd voor de duur van 2 jaar.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, is zij ook van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens bepaalde personen. De rechtbank zal om deze reden, op grond van artikel 38v, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaren.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om het inbeslaggenomen goed verbeurd te verklaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet geen juridische grond voor verbeurd verklaren en zal daarom de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen goed, te weten 1 DS Fust (Goednummer: G3210360), gelasten.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 16.886,25. Dit bedrag bestaat uit € 9.386,25 aan materiële schade en € 7.500,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat een bedrag van € 8.851,70 aan materiële schade en een bedrag van € 7.500,00 aan immateriële schade kan worden toegewezen. De officier van justitie heeft verzocht het toewijsbare bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voor het overige deel van de vordering vordert de officier van justitie niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij, omdat de materiële schadeposten ‘aanschaf nieuwe spullen’ en ‘verzendkosten’ onvoldoende onderbouwd zijn.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de kosten van de materiële schadeposten, met uitzondering van de parkeerkosten, moeten worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Volgens de raadsvrouw ontbreekt het rechtstreekse verband met het bewezenverklaarde en/of zijn de posten onvoldoende onderbouwd. Daarnaast heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht om de gevorderde immateriële schadevergoeding te matigen. De uitspraak die in de vordering van de benadeelde partij wordt aangehaald is niet vergelijkbaar met onderhavige zaak.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de vordering van de benadeelde partij vast is komen te staan dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. De rechtbank acht de gevorderde materiële schade – voor zover deze ziet op de opslag van goederen en verhuizing (€ 3.505,00), kluskosten (€ 179,07), parkeerkosten (€ 12,50) – een rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde en is van oordeel dat deze genoemde posten voldoende zijn onderbouwd. Ten aanzien van de overige materiële schadeposten overweegt de rechtbank het volgende.
Extra uren mentorkosten
Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, ziet de rechtbank geen aanleiding om te veronderstellen dat de extra uren mentorkosten onverschuldigd zijn gefactureerd aan de benadeelde partij. De extra uren mentorkosten komen in beginsel dan ook voor toewijzing in aanmerking. Wel is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van een aantal uren het rechtstreekse verband ontbreekt dan wel dat onvoldoende onderbouwd is waarom deze uren zijn gemaakt. De rechtbank overweeg hiertoe als volgt.
Ten aanzien van de factuur van 24 december 2019, diensten ten behoeve van de verhuizing in de periode oktober – 24 december 2019 (
pagina 6 van de vordering), is de rechtbank van oordeel dat voldoende is onderbouwd waar de uren aan zijn besteed. Ook staan deze uren in rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde, omdat uit het dossier duidelijk volgt dat [slachtoffer (voornaam)] ten gevolge hiervan (gedwongen) heeft moeten verhuizen. De rechtbank zal het bedrag van € 402,93 daarom toewijzen. Ook de factuur van 5 juli 2021, verhuizing op 1 juli 2021 van [plaats 2] naar [plaats 3] (
pagina 7 van de vordering), is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en staat in rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde. De rechtbank acht het bedrag van € 422,29 daarom toewijsbaar.
Ten aanzien van de factuur van 8 juli 2021, extra uren mentorschap in 2019
(pagina 8 van de vordering)overweegt de rechtbank dat de mentor stelt dat zij 45 extra uren heeft gemaakt, maar dat niet nader gespecificeerd is ten behoeve waarvan de extra uren zijn gemaakt. Dit betekent dat de rechtbank niet kan vaststellen of deze kosten in rechtstreeks verband staan met het bewezenverklaarde. De rechtbank zal de benadeelde partij voor dit deel van deze schadepost niet-ontvankelijk verklaren (€ 3.620,93).
Ten aanzien van de factuur van 24 januari 2023, extra uren mentorschap in 2022
(pagina 9 van de vordering),overweegt de rechtbank dat deze uren, behalve de extra uren (1,15 uur) voor de stalking van de mentor zelf, voor toewijzing vatbaar zijn. De rechtbank zal daarom een bedrag van € 598,19 (6,75 (=6,45 uur) x € 73,24 (uurtarief) x 1,21 (btw)) toewijzen en de benadeelde partij voor het overige deel van deze schadepost niet-ontvankelijk verklaren (€ 110,77).
Concluderend, zal de rechtbank van de materiële schadepost extra uren mentorkosten een bedrag van € 1.423,41 toewijzen en de benadeelde partij voor het overige deel van deze schadepost niet-ontvankelijk verklaren (€ 3.731,70).
Aanschaf nieuwe spullen en verzendkosten
Met de raadsvrouw en de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat de posten ‘aanschaf nieuwe spullen (€ 507,95)’ en ‘verzendkosten (€ 26,62)’ onvoldoende onderbouwd zijn. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij voor deze schadeposten niet-ontvankelijk verklaren.
Immateriële schade
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106, eerste lid, sub b van het Burgerlijk Wetboek kan een benadeelde partij onder meer aanspraak maken op vergoeding van immateriële schade indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen en/of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De rechtbank overweegt dat de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan in de huidige zaak met zich brengen dat een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ kan worden aangenomen.
Gelet op de aard en de ernst van de normschending en de nadelige gevolgen, die de benadeelde partij blijkens haar vordering heeft ondervonden, acht de rechtbank een bedrag van € 2.500,00 aan immateriële schadevergoeding billijk. Daarbij heeft zij (mede) gelet op de beslissingen in soortgelijke zaken.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Wettelijke rente en proceskosten
De rechtbank zal aldus de vordering voor een totaalbedrag van € 7.619,98 toewijzen, bestaande uit € 5.119,98 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente tot de dag van volledige betaling. Voor de verschillende schadeposten van de materiële schade bepaalt de rechtbank de ingangsdatum van de wettelijke rente telkens op het moment van ontstaan, dus de betaaldatum van de desbetreffende factuur, dus gaat het om de wettelijke rente:
  • over een bedrag van € 3.505,00 met ingang van 23 september 2019;
  • over een bedrag van € 179,07 met ingang van 30 juni 2021;
  • over een bedrag van € 12,50 met ingang van 12 september 2019;
  • over een bedrag van € 402,93 met ingang van 24 december 2019;
  • over een bedrag van € 422,29 met ingang van 5 juli 2021;
  • over een bedrag van € 598,19 met ingang van 24 januari 2023.
Voor de immateriële schade geldt als ingangsdatum van de wettelijke rente de pleegdatum van het feit, dus 27 augustus 2019.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 7.619,98 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 augustus 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met
73 dagen gijzeling.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 63 en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van twaalf (12) maanden;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van zes (6) maanden,
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee (2) jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Oplegging maatregel
  • legt aan verdachte op
  • beveelt dat verdachte:
 op
geenenkele wijze – direct of indirect- contact zal zoeken, maken of hebben met mevrouw [slachtoffer] , geboren op [1967] te [geboorteplaats 2] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod noodzakelijk acht, doch niet langer dan de gestelde proeftijd;
 op
geenenkele wijze – direct of indirect- contact zal zoeken, maken of hebben met mevrouw [A] , geboren op [1956] te [geboorteplaats 2] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod noodzakelijk acht, doch niet langer dan de gestelde proeftijd;
- beveelt dat voor iedere keer dat door verdachte niet aan de maatregel wordt voldaan 1 week vervangende hechtenis wordt toegepast, met een maximum van 6 maanden;
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
- geeft daarbij de opdracht aan de politie tot toezicht op de naleving van deze
vrijheidsbeperkende maatregel;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van: 1 DS Fust (Goednummer: G3210360);
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 7.619,98, bestaande uit € 5.119,98 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, te weten € 7.619,98, vermeerderd met de wettelijke rente tot de dag van volledige betaling;
  • bepaalt dat het aan benadeelde partij toegewezen bedrag van € 7.619,98 wordt vermeerderd met de wettelijke rente:
  • over een bedrag van € 3.505,00 met ingang van 23 september 2019;
  • over een bedrag van € 179,07 met ingang van 30 juni 2021;
  • over een bedrag van € 12,50 met ingang van 12 september 2019;
  • over een bedrag van € 402,93 met ingang van 24 december 2019;
  • over een bedrag van € 422,29 met ingang van 5 juli 2021;
  • over een bedrag van € 598,19 met ingang van 24 januari 2023;
  • over een bedrag van € 2.500,- met ingang van 27 augustus 2019;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat
  • bepaalt dat het bedrag van € 7.619,98 als volgt wordt vermeerderd met de wettelijke rente:
  • over een bedrag van € 3.505,- met ingang van 23 september 2019;
  • over een bedrag van € 179,07 met ingang van 30 juni 2021;
  • over een bedrag van € 12,50 met ingang van 12 september 2019;
  • over een bedrag van € 402,93 met ingang van 24 december 2019;
  • over een bedrag van € 422,29 met ingang van 5 juli 2021;
  • over een bedrag van € 598,19 met ingang van 24 januari 2023;
  • over een bedrag van € 2.500,- met ingang van 27 augustus 2019.
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.M.H. van Ek, voorzitter, mr. H.A. Gerritse en mr. C. van de Lustgraaf, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van Bergeijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 december 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
primairhij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2019 tot en met 31 augustus 2019 te Woerden, althans in het arrondissement Midden-Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte (meermalen), althans eenmaal:
- zijn geslachtsdeel en/of (een) vinger(s) in de vagina en/of anus van die [slachtoffer] gebracht, gedaan en/of gehouden en/of
- de borsten van die [slachtoffer] betast en/of aangeraakt en/of
- zijn geslachtdeel in de mond van die [slachtoffer] gebracht, gehouden en/of gestopt en/of
- de vagina en/of tussen de schaamlippen, althans de schaamstreek van die [slachtoffer] gelikt,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte,
- heeft doen voorkomen die [slachtoffer] therapeutische hulp aan te bieden en/of
- een vertrouwensrelatie met die [slachtoffer] heeft opgebouwd, althans doen ontstaan, en/of
- misbruik, of in ieder geval gebruik, heeft gemaakt van de verstandelijke beperking van die [slachtoffer] , die bang was en/of haar wil niet duidelijk en/of ondubbelzinnig kan kenbaar maken en/of
- zich meermalen, in elk geval eenmaal, verbaal en non verbaal op agressieve en/of boze en/of opdringerige en/of dominante wijze jegens die [slachtoffer] heeft geuit en/of gedragen en/of
- meermalen, in elk geval eenmaal, is doorgegaan, in elk geval niet is gestopt, met het verrichten van seksuele handelingen, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , ondanks (meerdere en op verschillende momenten) verbale uitingen, zoals “Nee” en/of “Niet doen” en/of “Au”, in elk geval woorden van die strekking, en/of non verbale uitingen, van die [slachtoffer] , waaruit (ondubbelzinnig) bleek dat die [slachtoffer] die seksuele handelingen niet (meer/verder) wilde ondergaan en/of verrichten, in elk geval dat het de wil van die [slachtoffer] was dat die seksuele handelingen zouden stoppen, in ieder geval niet (langer) door zouden gaan en/of
- die [slachtoffer] in een door hem, verdachte, gecontroleerde situatie en/of een afhankelijke positie heeft gebracht en/of gehouden en/of
- een feitelijk en/of geestelijk en/of fysiek overwicht op die [slachtoffer] heeft gehad (gezien de verstandelijke beperking van die [slachtoffer] ) en/of daar misbruik, of in ieder geval gebruik, van heeft gemaakt en/of
- (aldus) een zodanige psychische druk heeft doen opleveren, in elk geval heeft doen ontstaan, dat die [slachtoffer] geen, in elk geval onvoldoende, weerstand kon bieden, in ieder geval een situatie heeft doen ontstaan waarin die [slachtoffer] hem, verdachte, niet kon weerhouden van de door hem, verdachte, (hiervoor beschreven) handelingen en/of hier tegen geen, in elk geval onvoldoende, verzet kon bieden en/of zich hieraan niet kon onttrekken;
( art 242 Wetboek van Strafrecht )
subsidiairhij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2019 tot en met 31 augustus 2019 te Woerden, althans in het arrondissement Midden-Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) met [slachtoffer] van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte meermalen, althans éénmaal (telkens)
- zijn geslachtsdeel en/of (een) vinger(s) in de vagina en/of anus van die [slachtoffer] gebracht, gedaan en/of gehouden en/of
- de borsten van die [slachtoffer] betast en/of aangeraakt en/of
- zijn geslachtdeel in de mond van die [slachtoffer] gebracht, gehouden en/of gestopt en/of
- de vagina en/of tussen de schaamlippen, althans de schaamstreek van die [slachtoffer] gelikt;
( art 243 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiairhij in of omstreeks de periode van 1 april 2019 tot en met 31 augustus 2019 te Woerden, althans in het arrondissement Midden-Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, hebbende verdachte meermalen, althans éénmaal (telkens)
- zijn geslachtsdeel en/of (een) vinger(s) tegen/op de vagina, althans de schaamstreek en/of anus van die [slachtoffer] gedaan en/of gehouden en/of
- de borsten van die [slachtoffer] betast en/of aangeraakt en/of
- de vagina en/of (op) de schaamlippen, althans de schaamstreek van die [slachtoffer] gelikt;
( art 247 Wetboek van Strafrecht ).

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 10 mei 2022, genummerd PL0900-2019250098, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 159. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [A] , namens het slachtoffer [slachtoffer] , d.d. 12 september 2019, pagina 19.
3.Een proces-verbaal van aangifte van [A] , namens het slachtoffer [slachtoffer] , d.d. 12 september 2019, pagina 20.
4.Een proces-verbaal van aangifte van [A] , namens het slachtoffer [slachtoffer] , d.d. 12 september 2019, pagina 19-20.
5.Een proces-verbaal van aangifte van [A] , namens het slachtoffer [slachtoffer] , d.d. 12 september 2019, pagina 20.
6.Een proces-verbaal van aangifte van [A] , namens het slachtoffer [slachtoffer] , d.d. 12 september 2019, pagina 21.
7.Een proces-verbaal van aangifte van [A] , namens het slachtoffer [slachtoffer] , d.d. 12 september 2019, pagina 22.
8.Een proces-verbaal van aangifte van [A] , namens het slachtoffer [slachtoffer] , d.d. 12 september 2019, pagina 23.
9.Een proces-verbaal van aangifte van [A] , namens het slachtoffer [slachtoffer] , d.d. 12 september 2019, pagina 25.
10.Een proces-verbaal van aangifte van [A] , namens het slachtoffer [slachtoffer] , d.d. 12 september 2019, pagina 26.
11.Een proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden d.d. 28 augustus 2023, pagina 13.
12.Een proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden d.d. 28 augustus 2023, pagina 14.
13.Een proces-verbaal van bevindingen van 7 februari 2022, met bijlagen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , pagina 96.
14.Een geschift, te weten een rapport van het NFI van 5 januari 2022, pagina 121.
15.Een geschift, te weten een rapport van het NFI van 9 mei 2022, pagina 134.
16.Een proces-verbaal ter terechtzitting van 1 december 2023.