9.3Het oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Met betrekking tot de materiële schade
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar al geruime tijd lastig viel. Echter, deze gebeurtenissen zijn hem niet tenlastegelegd. De rechtbank dient zich daarom bij haar oordeel over de vordering tot schadevergoeding enkel te baseren op de ten laste gelegde en bewezenverklaarde bedreiging op 4 juni 2023.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de loop van juni 2023 zijn verhuisd naar een nieuwe woning. Ook het niet verlengen van het tijdelijke arbeidscontract heeft zeer kort na het incident van 4 juni 2023 plaatsgevonden, terwijl uit de brief van haar leidinggevende blijkt dat (vanwege die andere gebeurtenissen) het al maanden minder goed ging op het werk. De rechtbank is daarom van oordeel dat het causale verband tussen het ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit en de gestelde materiële schade terzake van alle kosten die verband houden met de verhuizing en met de loonderving ontbreekt.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering betreffende de volgende materiële schadeposten: kosten dubbele huur, gederfde inkomsten, kosten opknappen oude woning en kosten verhuizing en bewoonbaar maken nieuwe woning, nu niet, althans onvoldoende is gebleken van een rechtstreeks verband tussen de gestelde schade en het onder 1 bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de gevorderde kosten van het eigen risico (twee keer € 385) is de rechtbank van oordeel dat er wel sprake is van een zodanig rechtstreeks verband tussen het bewezenverklaarde strafbare feit en het betaalde en te betalen eigen risico dat deze posten voor vergoeding in aanmerking komen. Zoals uit de door de benadeelde partij overgelegde stukken blijkt heeft zij zich onder behandeling laten stellen van een psycholoog om de gevoelens van onveiligheid het hoofd te kunnen bieden. De psycholoog heeft de diagnose posttraumatische stressstoornis in november 2023 vastgesteld en daarvoor wordt het slachtoffer op dit moment behandeld. De bedreigingen die verdachte op 4 juni 2023 aan het slachtoffer heeft gedaan hebben naar het oordeel van de rechtbank wezenlijk daaraan bijgedragen. Gelet op de ingezette behandeling is voorzienbaar dat ook in 2024 zorgkosten zullen worden gemaakt en dat daarvoor het eigen risico zal moeten worden betaald.
Met betrekking tot de immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als zij ‘op andere wijze in de persoon is aangetast’. Daarvan kan onder meer sprake zijn bij psychisch letsel. De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat zij, (mede) als gevolg van het onder feit 1 bewezen verklaarde feit, psychisch letsel heeft opgelopen. De rechtbank overweegt hierbij dat door de psycholoog de diagnose van posttraumatische stressstoornis is gesteld. Ook heeft zij nog dagelijks last van de gevolgen van het strafbare handelen van verdachte, zoals slaapproblemen en angstgevoelens.
Gelet op de motivering en onderbouwing van de immateriële schadepost en wat in vergelijkbare gevallen aan immateriële schadevergoeding wordt toegewezen, is de rechtbank van oordeel dat de vordering zich – naar maatstaven van billijkheid – leent voor gedeeltelijke toewijzing van € 750,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dat bedrag vanaf 4 juni 2023 tot aan de dag van volledige betaling. Ook hierbij zal de rechtbank alleen rekening houden met de gevolgen van de bedreiging en niet met de andere incidenten waarover aangeefster heeft verklaard.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.520,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 4 juni 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 25 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Uit de stukken die bij de vordering benadeelde partij zijn gevoegd blijkt dat [slachtoffer 2] in augustus 2023 contact heeft opgenomen met de praktijkondersteuner van de huisarts. De praktijkondersteuner heeft het vermoeden dat sprake is van posttraumatische stress. De rechtbank constateert dat op dat moment ongeveer 10 maanden zijn verstreken sinds het onder 2 ten laste gelegde feit heeft plaatsgevonden. In de stukken van de praktijkondersteuner staat als toelichting bij de verwijzing voor verdere behandeling: ‘Vermoeden van PTSS na een jaar lang te zijn gestalkt’. Gelet op het tijdsverloop en de mogelijke andere gebeurtenissen (stalking) die tot het vermoeden van PTSS hebben geleid, is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende rechtstreeks verband aanwezig is tussen de gestelde materiële en immateriële schade en het onder 2 ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 2] daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Benadeelde partij [slachtoffer 2] zal worden veroordeeld in de kosten die verdachte heeft gemaakt voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.