ECLI:NL:RBMNE:2023:6780

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
UTR 23/4467
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van te veel ontvangen WIA-uitkering en afwijzing van afkoopvoorstel door het Uwv

In deze zaak heeft eiseres, die te veel WIA-uitkering heeft ontvangen, een afkoopvoorstel gedaan aan het Uwv om een deel van haar schuld af te lossen. Het Uwv heeft dit voorstel afgewezen, omdat eiseres in staat wordt geacht de schuld binnen drie jaar volledig te voldoen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat het Uwv zich aan de Beleidsregel terug- en invordering moet houden, die bepaalt dat een afkoopvoorstel alleen kan worden geaccepteerd als het bedrag gelijk is aan wat er in een bepaalde periode zou worden terugbetaald. Eiseres heeft aangegeven dat haar financiële situatie moeilijk is, met meerdere schuldeisers, maar de rechtbank vindt dat de gevolgen van de Beleidsregel voor haar niet onevenredig zijn in verhouding tot de doelen die de regel dient. De rechtbank benadrukt het belang van zorgvuldige besteding van publieke middelen en concludeert dat het Uwv terecht het afkoopvoorstel heeft afgewezen. De uitspraak is gedaan op 7 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4467
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde] )
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: R. van den Brink).

Inleiding

1.1.
Eiseres heeft over de periode van 1 februari 2022 tot en met 30 april 2022 en van 1 september 2022 tot en met 28 februari 2023 te veel aan voorschotten op haar WIAuitkering en toeslagen op die uitkering ontvangen. Op 1 mei 2023 heeft het Uwv met eiseres een betalingsregeling getroffen waarbij eiseres € 79,73 per maand moet terugbetalen. Eiseres heeft op 14 juni 2023 aan het Uwv een afkoopvoorstel gedaan. Zij heeft voorgesteld om een bedrag van € 1000,- af te lossen op de schuld van – op dat moment – € 1.913,60 en dat daarna de rest van de schuld wordt kwijtgescholden.
1.2.
Met het besluit van 21 juni 2023 (het primaire besluit) heeft het Uwv het afkoopvoorstel van eiseres afgewezen, omdat ervan uit wordt gegaan dat eiseres de vordering binnen drie jaar geheel kan voldoen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Met het besluit van 28 juli 2023 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit op 7 december 2023 op zitting behandeld. Eiseres en het Uwv hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
1.4.
Na afloop van de behandeling van de zaak op de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Waar gaat deze zaak over?

2. Eiseres vindt dat het Uwv akkoord had moeten gaan met haar afkoopvoorstel. Volgens eiseres heeft het Uwv in strijd met het verbod op willekeur gehandeld. Zij vindt dat geen rekening wordt gehouden met haar belangen en financiële situatie. Zij wijst erop dat er meerdere schuldeisers zijn en dat er verschillende afbetalingsregelingen lopen. Het Uwv toont volgens haar onvoldoende medeleven en begrip.
3. De rechtbank beoordeelt in deze zaak of het Uwv het afkoopvoorstel van eiseres mocht afwijzen. De rechtbank vindt dat dat mocht. Dat legt zij hierna uit.

Beoordeling door de rechtbank

4. Het Uwv is verplicht om te veel betaalde WIA-uitkering en te veel betaalde toeslagen terug te vorderen. Dat volgt uit artikel 77, eerste lid, van de Wet WIA en uit artikel 20, eerste lid, van de TW. In de Wet WIA en de TW staat ook dat het Uwv kan besluiten om van (verdere) terugvordering af te zien als iemand ten minste 50% van de openstaande schuld in één keer aflost.
5. Dit is een bevoegdheid van het Uwv en het Uwv heeft beleidsruimte bij de afweging of hij wel of geen gebruik wil maken van deze bevoegdheid. Die beleidsruimte wordt ingevuld door artikel 4.4 van de Beleidsregel terug- en invordering (de Beleidsregel). Uit dat artikel volgt dat het Uwv alleen akkoord kan gaan met een voorstel om de schuld af te kopen, als het afkoopbedrag in ieder geval evenveel is als het bedrag dat iemand zou betalen als er drie of vijf jaar wordt afgelost conform de betalingsregeling die is getroffen.
6. Tussen partijen staat niet ter discussie dat eiseres de schuld van € 1.913,60, die zij had toen het afkoopvoorstel werd gedaan, binnen drie jaar heeft afbetaald als zij iedere maand het bedrag van € 79,73 uit de betalingsregeling aflost. Dat betekent dus dat het Uwv op grond van de Beleidsregel niet akkoord kan gaan met het voorstel van eiseres om de schuld af te kopen. De rechtbank vindt deze Beleidsregel op zichzelf niet onevenredig. Uitkeringen worden betaald van belastinggeld en het doel van de Beleidsregel is een zorgvuldige besteding van dit belastinggeld. De Beleidsregel is geschikt om dit doel te bereiken, want met de Beleidsregel zorgt het Uwv ervoor dat er zoveel mogelijk onverschuldigd betaald belastinggeld weer terugkomt.
7. Het bestuursorgaan moet zich aan de Beleidsregel houden, tenzij dat voor eiseres gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de Beleidsregel te dienen doelen. Dat volgt uit artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht.
8. De rechtbank heeft het beroep van eiseres zo opgevat dat zij vindt dat het Uwv hier de Beleidsregel niet mag toepassen, omdat die in haar geval – gelet op haar financiële situatie – onevenredig nadelig uitpakt. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiseres uitgelegd dat er een totale schuld is van ongeveer € 20.000,- bij verschillende schuldeisers. Dit geeft veel stress. Het gaat dus ook vooral om de gemoedsrust. Eiseres heeft veel last van de gedachte dat zij veel schulden heeft bij verschillende schuldeisers. Als de schuld van het Uwv weg zou vallen, zou dat haar veel rust geven.
9. De rechtbank is van oordeel dat, hoe begrijpelijk het verhaal van eiseres ook is, de gevolgen voor eiseres niet onevenredig in verhouding tot de met de Beleidsregel te dienen doelen. Het belang van het Uwv dat publieke middelen zorgvuldig worden besteed is een legitiem doel waaraan belangrijke betekenis toekomt. Het is de rechtbank duidelijk dat eiseres veel last ervaart van de schulden – waaronder de schuld van het Uwv – en de Beleidsregel pakt voor eiseres nadelig uit, maar niet onevenredig nadelig. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eiseres maandelijks € 79,73 aan het Uwv moet terugbetalen, terwijl haar afloscapaciteit op grond van de beslagvrije voet € 447,- bedraagt. Het Uwv heeft dus rekening gehouden met de financiële situatie van eiseres. Daar komt bij dat de gemachtigde van eiseres, haar vader, op de zitting heeft verklaard dat hij voor zover nodig de schulden zal voldoen zodat eiseres niet in de problemen komt met de basale dingen zoals bijvoorbeeld elektriciteit, eten en huur. Hoe voorstelbaar het ook is dat het hebben van een schuld alleen bij je vader meer rust geeft dan een schuld bij verschillende schuldeisers, is dat geen reden om in het geval van eiseres te oordelen dat het Uwv de Beleidsregel buiten toepassing moet laten.
10. Partijen zijn er op gewezen dat zij tegen deze uitspraak in hoger beroep kunnen op de manier zoals onder aan dit proces-verbaal beschreven.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.C.G. van Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
7 december 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.