ECLI:NL:RBMNE:2023:6771

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
UTR 22/2126
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen besluit Uwv

Op 14 december 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Verzoekster had een verzoek ingediend om veroordeling van het Uwv in de proceskosten na de intrekking van haar beroep tegen een besluit van het Uwv van 5 april 2022. Dit beroep was eerder behandeld op 16 november 2022, waarna het onderzoek was geschorst. Op 24 oktober 2023 heeft het Uwv een gewijzigd besluit op bezwaar genomen, waarbij verzoekster een IVA-uitkering is toegekend met terugwerkende kracht tot 9 november 2020. Na deze toekenning heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenvergoeding.

De rechtbank heeft het Uwv in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar het Uwv heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens zonder zitting uitspraak gedaan. In de beoordeling heeft de rechtbank vastgesteld dat het Uwv al een proceskostenvergoeding van € 597,- had toegekend voor de bezwaarfase. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenveroordeling in de beroepsfase als kennelijk gegrond toegewezen, omdat het Uwv geheel tegemoet was gekomen aan de beroepsgronden van verzoekster.

De rechtbank heeft de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 1.674,-, gebaseerd op de rechtsbijstand door de gemachtigde van verzoekster. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat het Uwv verplicht is om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2126

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 december 2023 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. E. Schutrups),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. C.W.P. van den Berg).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het Uwv in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar beroep tegen het besluit van het Uwv van 5 april 2022. Dit beroep is op 16 november 2022 op een zitting bij de rechtbank behandeld, waarna het onderzoek is geschorst.
Op 24 oktober 2023 heeft het Uwv een gewijzigd besluit op bezwaar, waarbij aan verzoekster met ingang van 9 november 2020 een IVA-uitkering is toegekend. Het Uwv heeft dus gedaan wat verzoekster wilde. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
De rechtbank heeft het Uwv in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Het Uwv heeft hierop niet gereageerd.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

1. In het gewijzigde besluit heeft het Uwv al een proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase van € 597,- toegekend. De beoordeling hierna over de gevraagde proceskostenveroordeling beperkt zich daarom tot de beroepsfase.
2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is het Uwv aan verzoekster tegemoetgekomen?
4. Met het gewijzigde besluit van 24 oktober 2023 is het Uwv geheel tegemoetgekomen aan de beroepsgronden van verzoekster. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. De rechtbank wijst het verzoek om een proceskostenvergoeding daarom toe en veroordeelt het Uwv in de proceskosten van verzoekster. Verzoekster krijgt een vergoeding van haar proceskosten. Het Uwv moet deze vergoeding betalen.
Welk bedrag aan proceskosten moet het Uwv aan verzoekster vergoeden?
5. De vergoeding is met toepassing van het Bpb als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en de zitting bijgewoond. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 837,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.674,-. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Krijgt verzoekster een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat het Uwv verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. [3] . Verzoekster moet zich hiervoor dan ook tot het Uwv wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het Uwv tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Azmi, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.