ECLI:NL:RBMNE:2023:677
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in Wmo-zaak na intrekking beroep
In deze zaak heeft eiseres, woonachtig in [woonplaats], beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Blaricum. Het primaire besluit, genomen op 21 juli 2021, wijzigde het aantal minuten huishoudelijke hulp dat eiseres ontving op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) van 360 naar 240 minuten per week, met ingang van 24 januari 2022. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond in het besluit van 11 januari 2022. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 13 mei 2022 is behandeld. Tijdens de procedure heeft de rechtbank op 23 juni 2022 een tussenuitspraak gedaan, waarin het college werd opgedragen om het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
Na de tussenuitspraak heeft het college op 7 december 2022 een nieuw besluit genomen, waarin het aantal minuten huishoudelijke hulp werd verhoogd met 18 minuten per week. Eiseres heeft vervolgens haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding in overweging genomen en vastgesteld dat het college aan het beroep van eiseres tegemoet is gekomen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 2.868,- en het college veroordeeld tot vergoeding van deze kosten, evenals het griffierecht van € 50,- dat eiseres heeft betaald.
De uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, en is openbaar uitgesproken op 15 februari 2023. De griffier was verhinderd om de uitspraak te ondertekenen. Eiseres is geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan tegen deze uitspraak bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending.