ECLI:NL:RBMNE:2023:6737

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
23/2622
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een omgevingsvergunning voor de kap van een berk door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt

In deze zaak hebben eisers, wonende in De Bilt, een omgevingsvergunning aangevraagd voor het kappen van een berk in hun voortuin. Het college van burgemeester en wethouders heeft deze aanvraag op 28 september 2022 afgewezen, en dit besluit is in bezwaar op 18 april 2023 gehandhaafd. Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 12 oktober 2023 de zaak heeft behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college in redelijkheid de vergunning kon weigeren, waarbij het advies van een deskundige is gevolgd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eerdere vergunning uit 2006 niet relevant is voor deze procedure, en dat de belangenafweging door het college zorgvuldig is uitgevoerd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de kapvergunning terecht is geweigerd, omdat de berk een beeldbepalende waarde heeft en de belangen van eisers niet opwegen tegen het belang van behoud van de boom. De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard en hen in de proceskosten niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/2622

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2023 in de zaak tussen

[eiser sub 1] en [eiser sub 2] , uit [plaats] , eisers

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt ,(het college) verweerder
(gemachtigde: H. Abardaai).

Inleiding

Eisers hebben een omgevingsvergunning gevraagd voor het kappen van een berkenboom op het perceel van eisers (in de voortuin). De rechtbank beoordeelt of het college in redelijkheid de vergunning voor het kappen van de berk heeft kunnen weigeren. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.

Procesverloop

1. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 28 september 2022 afgewezen. Met het besluit van 18 april 2023 op het bezwaar van eisers (het bestreden besluit) is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.1.
Eisers hebben tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep op 12 oktober 2023 op zitting behandeld. Op de zitting waren aanwezig eisers, vergezeld door hun buurman mr. [A] (voormalig advocaat) en de gemachtigde van het college.
1.2.
Na de zitting heeft de rechtbank het onderzoek heropend en het college verzocht om het verslag van de hoorzitting in het geding te brengen. Het college heeft bij e-mailbericht van 26 oktober 2023 voor het verslag van de digitale hoorzitting verwezen naar het advies van de Vaste commissie van advies voor bezwaarschriften gemeente De Bilt van 17 februari 2023. Eisers hebben bij brief van 25 oktober 2023 een transcriptie van de online hoorzitting van 17 januari 2023 in het geding gebracht.
1.3.
De rechtbank heeft, nadat partijen zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord en partijen hiervan af hebben gezien, het onderzoek ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Wat is het toetsingskader?
2. Op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) wordt een vergunning voor de kap van bomen (kapvergunning) verleend of geweigerd op grond van de regels genoemd in de provinciale of gemeentelijke verordening. [1] In de Algemene Plaatselijke Verordening De Bilt 2021 (APV) staat dat het verboden is om zonder vergunning van het bevoegde gezag houtopstand te vellen of te doen vellen voor zo ver het een boom is gelegen binnen de bebouwde kom. [2]
2.1.
De APV bepaalt dat het bevoegd gezag de kapvergunning kan weigeren in het belang van de handhaving van:
a. de natuurwaarde van de houtopstand;
b. de landschappelijke waarde van de houtopstand;
c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand;
e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;
f. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand;
g. de duurzame waarde van de houtopstand. [3]
2.2.
Op 25 maart 2021 heeft de gemeenteraad de beleidsnota "Kapbeleid gemeente De Bilt 2021" (het kapbeleid) vastgesteld. Volgens het kapbeleid moet bij de inhoudelijke beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘Kap’ een belangenafweging plaatsvinden. [4] Het kapbeleid geeft voor de hiervoor genoemde belangen een toelichting. Het kapbeleid noemt ook belangen die de aanvrager van de kap kan hebben (zoals economisch belang. stabiliteitsrisico en overlast/schade). Het uitgangspunt van het beleid is gericht op het terughoudend omgaan met vergunningaanvragen voor het kappen van bomen. [5]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. De rechtbank geeft eisers geen gelijk. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Mogelijke vergunning uit 2006 valt buiten omvang van het geding
3.1.
.Eisers stellen dat zij al in 2006 een kapvergunning hebben verkregen voor de desbetreffende boom, maar dat zij deze nog niet hebben gebruikt en zijn kwijtgeraakt. Het verkrijgen van een nieuwe vergunning zou daarom een formaliteit moeten zijn. Bovendien is bij eisers tijdens de hoorzitting door het college de indruk gewekt dat zij eisers geloven dat er een eerdere omgevingsvergunning is verleend.
Het college betwist dat in 2006 een kapvergunning is verleend of dat als deze zou zijn verleend, deze nog zou gelden. Het college erkent dat op de hoorzitting men ervan uitging dat in 2006 een vergunning is verleend, maar na nader onderzoek is geen oude vergunning teruggevonden. Dit kan komen doordat deze nooit is verleend, of doordat de vergunning inmiddels is komen te vervallen (één jaar na de vervaldatum worden de oude vergunningen vernietigd). Uit het betalingsbewijs van de betaalde leges in 2006 kan niet worden afgeleid dat er een kapvergunning is verleend. Dit omdat dit bedrag al verschuldigd is bij de aanvraag (ongeacht of de kapvergunning wordt verleend of niet).
3.2.
Ter zitting heeft de rechtbank toegelicht dat zij in deze procedure het beroep tegen het bestreden besluit beoordeelt (de afwijzing van de huidige aanvraag). De rechtbank beoordeelt dus niet of er in 2006 al dan niet een kapvergunning is verleend en of deze nog geldig is. Dat maakt geen onderdeel uit van dit geding. Eisers hebben ter zitting gevraagd hun stelling dat aan hen in 2006 een kapvergunning is verleend mee te nemen in de beoordeling van de door het college gemaakte belangenafweging. Dat zal de rechtbank bij de bespreking van de belangenafweging doen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Het college mocht het deskundigenadvies volgen
3.3.
Eisers zijn het niet eens met de gang van zaken rondom het deskundigenadvies en vinden dit onderzoek onzorgvuldig. De deskundige heeft niet onpartijdig gehandeld omdat hij geen contact heeft opgenomen met eisers. Eisers zijn het ook niet eens met de inhoudelijke beoordeling van de deskundige. Zij betwisten dat sprake is van een beeldbepalende boom.
3.4.
Het college heeft ter zitting aangegeven dat er twee boomdeskundige adviseurs zijn betrokken bij de beoordeling van deze aanvraag. Eén boomdeskundig adviseur bij de weigering van de aanvraag (mevrouw [deskundige 1] ) en een andere boomdeskundig adviseur in de heroverweging (de heer [deskundige 2] ). Het college vindt dat in elk geval het onderzoek in bezwaar op een zorgvuldige en objectieve wijze heeft plaatsgevonden. De voorgedragen belangen van eisers zijn afgewogen en er heeft ook een visuele beoordeling plaatsgevonden. Het college vindt daarom dat hij het advies van de boomdeskundig adviseur mag overnemen.
3.5.
De rechtbank is het met het college eens dat hij mocht uitgaan van het advies van de door hem benoemde onafhankelijke en onpartijdige adviseur. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
3.6.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat het college van een gegeven advies mag uitgaan nadat is nagegaan of dit advies op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. [6]
3.7.
Het college heeft de deskundige zowel in heroverweging in bezwaar als in beroep om een reactie op wat eisers hebben aangevoerd gevraagd. Deze standpunten van eisers gaf de boomdeskundig adviseur aanleiding om zowel in bezwaar als in beroep de belangen van het college te wijzigen. In het bestreden besluit heeft het college de ‘natuurwaarde’, de ‘landschappelijke waarde’, de ‘beeldbepalende waarde’ en de ‘waarde voor de leefbaarheid’ van de houtopstand aan de weigering ten grondslag gelegd. In het verweerschrift handhaaft het college (na advies van de boomdeskundig adviseur) enkel nog het belang van de ‘beeldbepalende waarde’ en komen de andere waarden te vervallen. Het college voegt hier wel nog het belang van de ‘waarde voor stads- en dorpsschoon’ aan toe. Ter zitting heeft het college toegelicht dat één belang voldoende is voor de weigering en dat dit de ‘beeldbepalende waarde’ van de berkenboom betreft.
3.8.
Ondanks de gewijzigde motivering heeft de rechtbank geen redenen te twijfelen aan de door de boomdeskundig adviseur vastgestelde conclusie dat sprake is van een beeldbepalende waarde van de berkenboom. Deze waarde kwam al naar voren in de weigering en is ook in heroverweging en ook in beroep gehandhaafd. De gegeven toelichting waarom de berkenboom beeldbepalend is, is in lijn met de in de beleidsnota gegeven toelichting over de beeldbepalende waarde. Immers de berkenboom is vanaf minimaal twee kanten duidelijk zichtbaar vanaf de openbare weg en de boomdeskundig adviseur heeft aangegeven dat sprake is van een karakteristieke kroonvorm. Dat eisers zelf vinden dat de boom niet beeldbepalend is en dat de kroonvorm niet meer karakteristiek is (vanwege een blikseminslag), is niet voldoende om aan de conclusie van de boomdeskundig adviseur te twijfelen. Hiervoor is meer nodig dan enkel de mening van eisers zelf.
3.9.
De rechtbank is het ook niet met eisers eens dat het onderzoek onzorgvuldig is uitgevoerd en dat daarom het college niet van dit advies mocht uitgaan. De boomdeskundig adviseur heeft in de heroverweging in bezwaar twee keer naar de kwestie gekeken, één keer via documentatie en één keer ter plaatse. Ook in beroep heeft de deskundige naar het standpunt van eisers gekeken en hierop gereageerd. Net als het college vindt de rechtbank hiermee het onderzoek zorgvuldig genoeg uitgevoerd. Het is voor een zorgvuldig onderzoek in kwesties als deze niet nodig dat de deskundige in overleg treedt met de aanvragers of dat zij worden gekend in het conceptadvies. Het ontbreken hiervan maakt ook niet dat de deskundige partijdig is.
3.10.
Dat betekent dus dat het college het advies van zijn boomdeskundig adviseur heeft kunnen volgen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Redelijke belangenafweging
3.11.
Eisers stellen dat de door het college uitgevoerde belangenafweging niet juist is uitgevoerd en dat de belangen (toetsingscriteria) die de gemeente heeft meegewogen onjuist zijn uitgelegd. Eisers ervaren hinder door de boom vanwege opdruk door de wortels en zij maken zich zorgen om de stabiliteit. Ook de buurvrouw van eisers heeft last van de boom vanwege een pollenallergie.
3.12.
Het college stelt daarentegen dat het belang van het behoud van de boom vanwege zijn beeldbepalende karakter zwaarder weegt dan de belangen van eisers bij het kappen van de boom. Het college vindt dat de kapbelangen van eisers minder zwaar wegen en verwijst naar de gegeven toelichting in het kapbeleid. De boomdeskundig adviseur geeft aan dat het gaat om een gezonde boom met een goede kroonvorm, die enkel minimale hinder veroorzaakt (de schaduw lijkt beperkt te zijn en er is ruime afstand tot de woningen, daarnaast is het asfalt inmiddels vervangen door klinkers en is er ook geen sprake meer van opdruk). Voor wat betreft de allergie van de buurvrouw luidt het advies dat het verwijderen van de berkenboom hier niet voldoende op gaat helpen (omdat zulke pollen grote afstanden kunnen afleggen).
3.13.
De rechtbank vindt dat het college in redelijkheid tot deze belangenafweging heeft kunnen komen. Het college heeft in zijn afweging alle genoemde belangen van eisers meegewogen en conform eigen kapbeleid gehandeld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college de vermeende kapvergunning uit 2006 niet hoeven meenemen in deze afweging. Nog los van het antwoord op de vraag of deze kapvergunning toentertijd is verleend en/of nu nog geldig is, is er inmiddels zo veel tijd verstreken dat deze in het kader van de belangenafweging onvoldoende gewicht in de schaal legt om tot een andere afweging te komen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Geen beroep op het gelijkheidsbeginsel
3.14.
Eisers doen ook een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Bij de buren op nummer [huisnummer] is in 2021 namelijk wel een kapvergunning voor de kap van een berkenboom verleend.
3.15.
Het college betwist dat sprake is van gelijke gevallen. Dat is bij bomen per definitie lastig. Elke boom is anders, de wortels groeien anders, de positie en de omvang is anders.
3.16.
De rechtbank volgt de toelichting van het college. Voor een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel moet sprake zijn van ongelijke behandeling van gelijke gevallen. Eisers hebben niet concreet genoeg gemaakt waarom sprake is van gelijke gevallen. Het college heeft daarentegen gemotiveerd aangegeven dat niet snel sprake zal zijn van gelijke gevallen. Deze toelichting van het college komt de rechtbank niet onlogisch voor. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen en de weigering van de kapvergunning in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Witten, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Molenaar, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 december 2023.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 2.2, eerste lid sub g van de Wabo.
2.In de zin van artikel 4:10 lid 1 sub c en d van deze APV.
3.Zie artikel 4:11, derde lid, APV.
4.Zie paragraaf 2.2.1 van het kapbeleid.
5.Zie paragraaf 1.1 van het kapbeleid.