ECLI:NL:RBMNE:2023:6716

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
16-034600-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijke brandstichting met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar

Op 13 december 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 31 juli 2019 opzettelijk brand heeft gesticht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, onder invloed van alcohol en na een ruzie met zijn zwangere vriendin, brand heeft gesticht aan de voordeur van de woning waar zij verbleef. Dit leidde tot gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor de bewoners van de woning en omwonenden. De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte, waaronder getuigenverklaringen en forensisch bewijs, als wettig en overtuigend beoordeeld. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 63 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16-034600-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboortedatum] (Polen),
inschrijvingsadres basisregistratie personen: [adres 1] , [postcode 1] [woonplaats 1] (Polen),
correspondentieadres: [adres 2] , [postcode 2] [woonplaats 2] (Polen),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N. Schipper.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
op 31 juli 2019 te [plaats] opzettelijk brand heeft gesticht waardoor gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar te duchten was.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
In haar
aangifte heeft [slachtoffer], zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
Ik doe aangifte tegen [verdachte] . Op 31 juli 2019 hoorde ik [verdachte] zeggen en dreigen dat hij zichzelf in brand wilde steken en daarna het huis in brand wilde steken. Ik ben in de woning aan de [adres 3] te [plaats] gebleven. Later rook ik plotseling een rookgeur en ik zag dat er heel veel rook in de woning kwam. Ik zag dat de voordeur, het frame van de deurpost, in brand stond. Ik heb vervolgens om hulp geroepen en zag dat buurtbewoners bezig waren de brand te blussen. Toen ik de tuin uit rende richting de grotere weg, zag ik [verdachte] en zag ik dat hij vervolgens wegrende. [2]
In een
proces-verbaal van bevindingenis, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Meerdere buurtbewoners gaven aan dat er een man was weggerend nadat de voordeur van de woning in brand was gegaan. Het signalement dat werd doorgegeven van de man die was weggerend in de richting van de [straat] te [plaats] was:
- blanke man
- grijs shirt met korte mouwen
- korte broek met een blauwe streep
- kort krullend bruin haar
- 26 jaar oud
Ik werd door een andere bewoner gewezen op het feit dat op drie meter van de voordeur een witte aansteker lag en dat deze mogelijk was gegooid door de man die was weggerend. Ook zou er een stuk plastic fles in de goot voor de woning liggen die door buurtbewoners was weggetrapt bij de brand bij de voordeur van de woning. De buurman vertelde dat de man die werd aangehouden ook had gezegd dat hij de woning wel in brand zou gaan steken. Collega [verbalisant] had een man staande gehouden die voldeed aan het opgegeven signalement. Ik hoorde dat zij de ex-vriend van aangeefster had staande gehouden en dat het ging om de man die de brand zou hebben gesticht. [3]
In een
proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres 3] [plaats] )is, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Forensische onderzoeksbevindingenIk zag dat er ter hoogte van de voordeur van het perceel, aan de onderzijde van de voordeur brand had gewoed. De brand was tijdig geblust en was daardoor beperkt gebleven bij de voordeur. Bij de bluswerkzaamheden werden er een aansteker en een verbrand flesje apart gelegd. Door mij werden in het flesje vluchtige koolwaterstoffen gemeten, wat er op duidt dat er vermoedelijk licht ontvlambare vloeistof in de fles heeft gezeten. De restanten van de fles werden door mij veiliggesteld. De aansteker werd eveneens door mij veiliggesteld (AAFH3780NL).
ConclusieDe brand bij de voordeur was opzettelijk gesticht door met vermoedelijk een licht ontvlambare vloeistof en het bijhouden van open vuur in enigerlei vorm brand te stichten.
GevaarzettingBij deze brandstichting was er sprake van gemeen gevaar voor goederen en personen aangezien de brand aan een woonhuis (rijtjeswoning) werd gesticht waarin zich mensen bevonden ten tijde van de brandstichting. [4]
In een
NFI-rapport van 29 juli 2021is het volgende opgenomen:
SIN(omschrijving)
DNA kan afkomstig van
Bewijskracht
AAMT3658NL#01
(aansteker)
AAFH3780NL (geheel)
minimaal twee personen:
- verdachte [verdachte]
- minimaal één onbekende persoon
- meer dan 1 miljard
DNA-mengprofiel AAMT3658NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte [verdachte] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van twee willekeurige onbekende personen. [5]
Bewijsoverweging
Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat aangeefster en buurtbewoners verdachte hebben zien wegrennen nadat de brand was ontstaan. Immers werd verdachte kort na het ontstaan van de brand door zijn vriendin gezien en werd hij even later aangehouden, terwijl hij volledig voldeed aan het door getuigen opgegeven signalement. Daarnaast is zijn DNA aangetroffen op een aansteker nabij de woning, waar ook een flesje met vluchtige koolwaterstoffen is aangetroffen. De rechtbank acht op grond daarvan bewezen dat het verdachte is geweest die de brand heeft gesticht door een brandende aansteker met een ontvlambare vloeistof, althans brandbare stof en vervolgens met de voordeur van de woning in aanraking te brengen. Door de brand was er sprake van gemeen gevaar voor goederen en personen aangezien de brand aan een woonhuis (rijtjeswoning) werd gesticht waarin zich mensen bevonden ten tijde van de brandstichting. De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 31 juli 2019 te [plaats] opzettelijk brand heeft gesticht door een brandende aansteker, in aanraking te brengen met (vluchtige) koolwaterstoffen, althans een licht ontvlambare vloeistof, althans met een brandbare stof, en een ander goed ten gevolge waarvan de voordeur van de woning gelegen aan de [adres 3] gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de woning gelegen aan de [adres 3] en de daarbij aangelegen woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor [slachtoffer] en bewoners van de daarbij aangelegen woningen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer] en bewoners van de daarbij aangelegen woningen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft onder invloed van alcohol en na een ruzie met zijn vriendin, die op dat moment van hem in verwachting was, brand gesticht aan de woning waar zij verbleef, nadat hij dat eerder al had aangekondigd. Uit haar aangifte volgt dat zij op dat moment juist alleen thuis was, omdat haar huisgenoten moesten werken. Omdat zij bang was voor verdachte, hebben haar huisgenoten de deuren voor haar op slot gedaan. Zij rook plotseling een rookgeur en zag dat de voordeur in brand stond. In paniek heeft zij wat spullen gepakt en heeft zij de woning ontvlucht. Toen zij de straat op rende, zag zij verdachte, die volgens haar iets schreeuwde en wegrende. Door zijn handelen heeft verdachte het leven van zijn zwangere vriendin, maar ook van omwonenden ernstig in gevaar gebracht, en het is aan oplettende buren te danken dat de brand snel onder controle was en de schade nog enigszins beperkt is gebleven.
Persoonlijke omstandigheden van verdachte
Verdachte is na het plegen van het bewezenverklaarde veroordeeld voor andere (niet soortgelijke) feiten. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
Redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De rechtbank heeft geconstateerd dat deze termijn is overschreden (de eerste daad van vervolging is van 31 juli 2019), zonder dat deze overschrijding volledig te wijten is aan verdachte. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad leidt een overschrijding van de redelijke termijn tot matiging van de op te leggen straf. De rechtbank heeft de overschrijding van de redelijke termijn meegewogen in de op te leggen straf.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf voorts rekening gehouden met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Gelet op de impact en gevaarzetting van deze brandstichting kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere straf dan een forse (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf. Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een jaar passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 63 en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
1 (één) jaar;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. I. Helmich, voorzitter, mr. I.L. Gerrits en mr. M.C. Danel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Kasper-Kerkdijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 december 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 31 juli 2019 te [plaats] , in elk geval in Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht door een brandende aansteker, althans open vuur, in aanraking te brengen met spiritus en/of (vluchtige) koolwaterstoffen, althans een licht ontvlambare vloeistof, althans met een brandbare stof, en/of een voordeur en/of een of meer andere goederen ten gevolge waarvan de (voor)deur van de (tussen)woning gelegen aan de [adres 3] geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de woning gelegen aan de [adres 3] en/of de daarbij aangelegen woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor [slachtoffer] en/of (mede)bewoners van de (tussen)woning gelegen aan de [adres 3] en/of de daarbij aangelegen woningen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer] en/of de (mede)bewoners van de (tussen)woning gelegen aan de [adres 3] en/of de daarbij aangelegen woningen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 6 september 2019, genummerd MD2R019132, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 109. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 58, 59 en 60.
3.Pagina’s 74 en 75.
4.Pagina 91.
5.Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2019.10.11.002, opgemaakt en ondertekend door dr. C.J. van Dongen op 29 juli 2021, pagina 2.