ECLI:NL:RBMNE:2023:6714

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
16-090358-21 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

Op 13 december 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in een ontnemingszaak met parketnummer 16-090358-21. De officier van justitie had op 2 november 2023 een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ingediend. Deze vordering werd behandeld op de terechtzitting van 29 november 2023. Voorafgaand aan deze behandeling hebben de veroordeelde en het Openbaar Ministerie een schikking getroffen op basis van artikel 511c van het Wetboek van Strafvordering. Deze schikking was het resultaat van procesafspraken die op 27 oktober 2023 zijn gemaakt tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van de betrokken partijen, waaronder de officier van justitie mr. A.P. Altena en de advocaten mr. K. Blonk en mr. J.W. Vedder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schikking is ingegaan na de einduitspraak in de hoofdzaak. Aangezien de ontnemingszaak nog niet van rechtswege is geëindigd, moest de rechtbank een beslissing nemen over de vordering.

De rechtbank overweegt dat de wet niet eenduidig is over de rechtsgevolgen van de schikking, maar dat de partijen beogen dat er geen inhoudelijke beslissing over de vordering wordt genomen. Daarom heeft de rechtbank besloten het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16-090358-21 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 december 2023 op de vordering van de officier van justitie tot ontneming
in de zaak tegen
[veroordeelde]
geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats],
wonende aan de [adres], [postcode] te [woonplaats],
hierna te noemen: veroordeelde.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De officier van justitie heeft bij vordering van 2 november 2023 ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel gevorderd.
De vordering is behandeld op de terechtzitting van 29 november 2023. Voorafgaand aan de behandeling is door veroordeelde en het Openbaar Ministerie een schikking getroffen als bedoeld in artikel 511c van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De schikking vloeit voort uit de op 27 oktober 2023 tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging gesloten procesafspraken. Er is overeengekomen dat de schikking zal ingaan wanneer de rechtbank in de hoofdzaak einduitspraak heeft gewezen conform de bedoelde procesafspraken.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering, het ondertekende schikkingsaanbod en de standpunten van officier van justitie mr. A.P. Altena en van hetgeen veroordeelde en mr. K. Blonk, advocaat te Nissewaarde, en mr. J.W. Vedder, advocaat te Rotterdam, naar voren hebben gebracht.

2.BEOORDELING VAN DE VORDERING

De rechtbank heeft op 13 december 2023 veroordeelde conform de door hem en het Openbaar Ministerie overeengekomen procesafspraken veroordeeld. De rechtbank stelt vast dat daarmee de opschortende voorwaarde is vervuld en dat een schikking is tot stand gekomen in de zin van artikel 511c Sv.
De rechtbank stelt vast dat de ontnemingszaak nog niet van rechtswege is geëindigd op de voet van artikel 6:18:4 lid 1 Sv, omdat nog niet aan de termen van de schikking is voldaan. In zoverre dient de rechtbank nog wel een beslissing te nemen. De rechtbank overweegt daartoe dat de wet niet eenduidig is over de rechtsgevolgen van de schikking, maar dat partijen met de schikking beogen dat de rechtbank geen inhoudelijke beslissing neemt over de vordering. Immers, veroordeelde en het Openbaar Ministerie zijn tot een schikking gekomen, teneinde daarmee een rechterlijke behandeling van de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Wetboek van Strafrecht (Sr) te voorkomen.
De rechtbank zal daarom het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

3.BESLISSING

De rechtbank verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Danel, voorzitter, mr. I.L. Gerrits en mr. drs. I. Helmich, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Kasper-Kerkdijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 december 2023.