ECLI:NL:RBMNE:2023:6708

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
C/16/564133 / JE RK 23-1759
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige na 14 maanden uit huis plaatsing

In deze zaak heeft de kinderrechter op 1 december 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, die al 14 maanden uit huis is geplaatst. De ouders van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er is nog steeds geen zicht op hun opvoedvaardigheden en het perspectief van de minderjarige. De gecertificeerde instelling (GI) heeft een plan gepresenteerd om de contacten tussen de minderjarige en zijn ouders op te bouwen, maar de ouders hebben twijfels over de effectiviteit van dit plan.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd wordt voor de duur van een jaar, tot 12 december 2024. De machtiging tot uithuisplaatsing wordt verlengd tot 1 april 2024, maar de kinderrechter houdt een deel van het verzoek van de GI aan. De kinderrechter heeft benadrukt dat er nog onvoldoende zicht is op de opvoedvaardigheden van de ouders en dat er meer tijd nodig is om te bepalen wat het beste is voor de minderjarige.

De ouders hebben beiden hun bezorgdheid geuit over de gang van zaken en de GI, en de kinderrechter heeft aangegeven dat er meer regie en inzet nodig is om de situatie van de minderjarige te verbeteren. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de ouders de komende periode moeten worden ondersteund om hun opvoedvaardigheden te ontwikkelen, zodat er uiteindelijk een stabiele thuisomgeving voor de minderjarige kan worden gecreëerd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/564133 / JE RK 23-1759
Datum uitspraak: 1 december 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
De gecertificeerde instelling
SAMEN VEILIG MIDDEN NEDERLAND, gevestigd te Utrecht, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. M. van Harskamp,
[vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 13 oktober 2023;
  • de nagezonden stukken van de GI van 3 november 2023;
  • de nagezonden stukken van de GI van 30 november 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 1 december 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder met haar advocaat;
- mevrouw [A] namens de GI.
De kinderrechter heeft aan mevrouw [B] , de hulpverleenster van de moeder van de Tussenvoorziening, bijzondere toegang verleend.
De door de GI opgeroepen tolk Spaans had zich zeer kort voor de zitting afgemeld. De GI en de advocaat hebben beiden geprobeerd een telefonisch tolk te bereiken. Dat is niet gelukt. Na overleg met de advocaat van de moeder heeft de zitting doorgang gevonden.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van 19 september 2022 is [minderjarige] (voorlopig) onder toezicht gesteld tot 19 december 2022. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 12 december 2023.
2.3.
[minderjarige] verblijft sinds 20 september 2022 met een machtiging uithuisplaatsing op een open groep van [instelling] . Deze machtiging is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 12 december 2023. Voor de uithuisplaatsing was tussen ouders een 50/50 verdeling afgesproken. In de praktijk verbleef [minderjarige] veel vaker bij zijn vader.

3.Het verzoek en de standpunten

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De vader is het eens met het verzoek om de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar niet met het verzoek om de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. De vader vindt dat de GI de afgelopen veertien maanden niets heeft gedaan. Er is geen duidelijk plan en er is nooit overleg gevoerd. [minderjarige] is hier het slachtoffer van en hij zit op zijn groep niet op de goede plek. De vader is blij dat de gezinsvoogd nu een plan heeft bedacht om de omgang op te bouwen en te laten observeren, maar dat plan is niet uitvoerbaar. Op de zondag is het voor de ouders namelijk niet mogelijk om met het openbaar vervoer in [plaats] te komen.
3.3.
De moeder is het ook eens met het verzoek om de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar niet met het verzoek om de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. Primair wil zij dat dat verzoek wordt afgewezen, omdat er geen noodzaak meer is voor de uithuisplaatsing van [minderjarige] . Er is de afgelopen periode vrijwel niets gebeurd. Er is alleen een heel kort onderzoek geweest, waarin is geconcludeerd dat het met [minderjarige] goed gaat en dat de ouders een aantal aandachtspunten hebben. Dit betekent niet dat hij niet naar huis kan. Als de kinderrechter vindt dat een thuisplaatsing nu nog te vroeg is, dan wil de moeder dat de machtiging tot uithuisplaatsing slechts voor drie maanden wordt verlengd. In die periode moet er heel snel worden ingezet op de observatie en verdere opbouw van de omgang, zodat zo snel mogelijk duidelijk wordt waar [minderjarige] het best kan gaan wonen.

4.De beoordeling

De beslissing

4.1.
De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de duur van een jaar, dus tot 12 december 2024. Daarnaast zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen tot 1 april 2024. Het overige deel van het verzoek van de GI met betrekking tot de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] zal de kinderrechter aanhouden. De kinderrechter zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
De verlenging van de ondertoezichtstelling
4.2.
De kinderrechter constateert dat er geen verweer is gevoerd tegen het verzoek van de GI om de verlenging van de ondertoezichtstelling. Daarnaast wordt er nog steeds voldaan aan de wettelijke vereisten voor een ondertoezichtstelling en zijn de doelen van de ondertoezichtstelling nog niet behaald. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling dan ook verlengen voor de duur van twaalf maanden.
De verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing
4.3.
De kinderrechter is van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek). De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt.
4.4.
[minderjarige] verblijft sinds september 2022 op een groep in [plaats] . Hij ontwikkelt zich daar goed en profiteert al geruime tijd van de structuur, rust en veiligheid die hem op de groep geboden wordt. Zijn zelfbepalende gedrag is op de groep afgenomen. Daarnaast is gebleken dat [minderjarige] inmiddels weer iedere dag naar school gaat en dat beide ouders wekelijks een nachtje komen logeren bij [minderjarige] op de groep. Dit verloopt over het algemeen goed. [minderjarige] vindt het fijn als zijn ouders komen en kijkt uit naar deze momenten. Verder is er de afgelopen periode een beperkt gezinsdiagnostisch onderzoek ingezet door Buro J.A.Z.Z. Uit dit onderzoek volgt dat de hechting van [minderjarige] met zijn beide ouders niet aan een thuisplaatsing in de weg staat en dat er geen sprake is van traumagerelateerde klachten bij [minderjarige] .
4.5.
De kinderrechter merkt op dat zij het zeer zorgelijk vindt dat er – inmiddels veertien maanden nadat [minderjarige] uit huis is geplaatst – nog steeds geen zicht is op de opvoedvaardigheden van de ouders en het perspectief van [minderjarige] . Vanaf de allereerste zitting is aandacht gevraagd voor de noodzaak tot een onderzoek, zodat duidelijk wordt wat [minderjarige] nodig heeft van zijn ouders, wat de ouders nodig hebben om voor [minderjarige] te zorgen en waar dan zijn perspectief ligt. Er heeft weliswaar een gezinsdiagnostisch onderzoek plaatsgevonden, maar dit onderzoek heeft niet voldoende zicht gebracht op de opvoedvaardigheden van de ouders. De kinderrechter betreurt het zeer dat dit proces de afgelopen periode onvoldoende is opgepakt door het gebrek aan regie en inzet van de GI. De huidige contactpersoon bij het frontteam heeft ter zitting een duidelijk plan gepresenteerd om de contacten tussen [minderjarige] en zijn ouders op te bouwen. Bij beide ouders zijn er aandachtspunten. Het Opstapje zal de omgang begeleiden. Hopelijk is na een keer of acht meer duidelijk en kan tot uitbreiding over gegaan worden. De GI zoekt ook naar een oplossing voor het vervoersprobleem voor beide ouders op zondag. Hoewel de kinderrechter blij is met deze positieve ontwikkelingen, vindt zij een terugplaatsing, dus het afwijzen van het verzoek van de GI, (nog) niet mogelijk. Op dit moment is namelijk nog onvoldoende gebleken dat de ouders [minderjarige] een voldoende stabiele plek kunnen bieden, doordat er nog onvoldoende zicht is op de opvoedvaardigheden van de ouders. De komende periode is nodig om voldoende zicht te krijgen op de opvoedvaardigheden van de ouders en duidelijkheid over het perspectief van [minderjarige] .
4.6.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing niet verlengen met de door de GI verzochte duur. De kinderrechter vindt het belangrijk om een vinger aan de pols te houden. Daarom verlengt zij de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] tot
1 april 2024, en houdt de rest van het verzoek van de GI aan. Het aangehouden gedeelte zal worden behandeld op
27 maart 2024 om 11.15 uur. De kinderrechter verneemt graag schriftelijk
vóór 20 maart 2024van de GI wat de stand van zaken is. De kinderrechter gaat er daarbij van uit dat de GI ervoor zorgt dat de stukken op de juiste wijze worden uitgewisseld, zodat beide ouders over voldoende tijd en ruimte beschikken om de nieuwe informatie tot zich te nemen.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 12 december 2024;
5.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 1 april 2024;
5.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
houdt de verdere beslissing over de machtiging tot uithuisplaatsing aan voor de mondelinge behandeling van
27 maart 2024 om 11.15 uur,met het verzoek aan de GI om
vóór 20 maart 2024schriftelijk te laten weten wat de stand van zaken is;
5.5.
vraagt de griffier om partijen op te roepen voor de mondelinge behandeling van
27 maart 2024 om 11.15 uur,welke gehouden wordt bij de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, in het gerechtsgebouw, Vrouwe Jusititiaplein 1.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2023 door mr. E.A.A. van Kalveen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. H.I.E. Mutsaerts als griffier, en op schrift gesteld op 13 december 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.