ECLI:NL:RBMNE:2023:6696

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
UTR 20/1113
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing nieuwe aanvraag Wajong-uitkering met deskundigenrapportage

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een nieuwe aanvraag voor een Wajong-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.L. Pronk, had in 2019 een aanvraag ingediend die door het Uwv werd afgewezen. Na een bestreden besluit in 2020, waarin het bezwaar van eiseres ongegrond werd verklaard, heeft zij beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak behandeld en deskundigen, waaronder een psychiater en een verzekeringsarts, benoemd om de medische situatie van eiseres te beoordelen. De deskundigen concludeerden dat eiseres op de relevante data over arbeidsvermogen beschikte, wat in strijd was met de conclusie van haar eigen psychiater. De rechtbank heeft de eerdere afwijzing van de Wajong-aanvraag door het Uwv vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten. Eiseres heeft recht op vergoeding van griffierecht en proceskosten, die door het Uwv moeten worden vergoed. De rechtbank benadrukt dat de conclusies van de deskundigen in lijn zijn met de bevindingen van de verzekeringsarts van het Uwv, en dat er geen reden is om de zaak opnieuw voor te leggen aan de deskundigen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1113

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. J.L. Pronk),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(Uwv), verweerder
(gemachtigde: S.N. Westmaas-Kanhai).

Procesverloop

In het besluit van 12 december 2019 (primair besluit) heeft het Uwv de nieuwe aanvraag van eiseres voor een Wajong-uitkering afgewezen.
In het besluit van 3 maart 2020 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 1 maart 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar voormalige gemachtigde [gemachtigde] . Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.A.M. Delfgaauw.
In de tussenuitspraak van 29 april 2022 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank het Uwv in de gelegenheid gesteld om binnen tien weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, de geconstateerde gebreken in het bestreden besluit te herstellen.
Het Uwv heeft in reactie op de tussenuitspraak voor een aanvullende motivering een nader rapport van verzekeringsarts bezwaar en beroep [verzekeringsarts 2] van 27 mei 2022 ingediend.
Eiseres heeft hierop schriftelijk gereageerd. Daarbij heeft zij een reactie overgelegd van psychiater [psychiater 1] van 14 juni 2022 en een brief van haar vader. Ook verwijst zij naar een artikel in Letsel&Schade uit 2015.
Op 26 juli 2022 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gereageerd op de reactie van eiseres en psychiater [psychiater 1] .
De rechtbank heeft partijen op 23 november 2022 bericht dat zij voornemens is deskundigen, zowel een psychiater als een verzekeringsarts, te benoemen om vragen van de rechtbank te beantwoorden. Beide partijen zijn in de gelegenheid gesteld te reageren op de geformuleerde vraagstelling van de rechtbank.
In een gecombineerde rapportage van 26 juli 2023 hebben dr. [psychiater 2] , psychiater, en drs. [verzekeringsarts 1] , verzekeringsarts de vragen van de rechtbank beantwoord.
Het Uwv heeft op het deskundigenrapport gereageerd met verwijzing naar het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep [verzekeringsarts 2] van 17 augustus 2023.
De gemachtigde van eiseres heeft in een brief van 14 september 2023 – door de rechtbank op 31 oktober 2023 ontvangen – gereageerd op het deskundigenrapport.
De rechtbank heeft vervolgens bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en dat zij schriftelijk uitspraak zal doen.

Overwegingen

Toetsingskader
1. Voor het wettelijk kader verwijst de rechtbank naar rechtsoverweging 2 en 3 van de tussenuitspraak [1] . Omdat eiseres op 10 september 2019 haar aanvraag heeft ingediend kan het recht op uitkering voor zo ver dat betrekking heeft op de geclaimde toegenomen beperkingen per 20 februari 2018, niet eerder ontstaan dan met ingang van 10 september 2019. Het Uwv heeft in de periode na het 18e jaar (17 augustus 2015) tot de datum van de aanvraag beoordeeld of eiseres recht heeft op een Wajonguitkering.
Uit de tussenuitspraak blijkt het volgende.
2. Vanwege toegenomen klachten heeft eiseres op 10 september 2019 een nieuwe aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend. Deze aanvraag is door het Uwv afgewezen omdat eiseres -kort gezegd- over arbeidsvermogen beschikt, dan wel dat het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam is.
3. Het Uwv heeft beslist dat er geen reden is om terug te komen op een eerder besluit van 20 mei 2015 (abusievelijk staat in de tussenuitspraak 20 mei 2016 vermeld) waarin een Wajong-uitkering is geweigerd. In de tussenuitspraak concludeert de rechtbank dat dit deel van het bestreden besluit stand kan houden [2] .
4. Daarnaast heeft het Uwv op drie latere momenten (20 februari 2018, 1 januari 2019 en 14 mei 2019) beoordeeld of eiseres recht heeft op een Wajong-uitkering. Volgens het Uwv is er wel sprake van toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak [3] , maar heeft eiseres op geen van de drie latere data recht op een Wajong-uitkering, omdat eiseres niet voldoet aan alle voorwaarden die gelden voor een Wajong-uitkering.
5. Daarover heeft de rechtbank geoordeeld dat het Uwv onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiseres op en na 20 februari 2018 en op en na 1 januari 2019 arbeidsvermogen had [4] . De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat [psychiater 1] tot de conclusie komt dat eiseres, gelet op de langdurige en ernstige problematiek, geen arbeidsvermogen had op de hiervoor genoemde momenten. De rechtbank heeft het Uwv in de gelegenheid gesteld om de gebreken in de besluitvorming te herstellen door een aanvullende motivering te geven of een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Om de gebreken te herstellen, moet het Uwv specifiek motiveren, aan de hand van een rapport van een verzekeringsarts, op basis van welke informatie het Uwv vindt dat eiseres in staat wordt geacht een uur aaneengesloten te kunnen werken en vier uur per dag belastbaar wordt geacht met betrekking tot de periode
20 februari 2018 tot 1 januari 2019 en eiseres vier per dag belastbaar is in de periode
1 januari 2019 tot 14 mei 2019, en welke gevolgen de nadere motivering heeft voor de situatie van 14 mei 2019.
6. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 24 augustus 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BR5704) en
15 augustus 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BX4694).
Heeft het Uwv de geconstateerde gebreken hersteld?
7. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapportage van 27 mei 2022 geconcludeerd dat
buitende periodes: 20 februari 2018 tot 25 april 2018 en vanaf 14 mei 2019 en per 10 september 2019, eiseres wel beschikt over arbeidsvermogen, omdat zij tenminste 4/2 uur per dag belastbaar is te achten. Verder blijft deze arts bij zijn eerdere conclusie (zie hiervoor de rapportage van 14 februari 2020) dat er per 14 mei 2019 en per 10 september 2019 geen sprake is van arbeidsvermogen, maar dat er geen sprake is van duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen.
7.1
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn nadere motivering uitgelegd dat de medische situatie van eiseres is beoordeeld aan de hand van de standaard ‘Duurbelasting in Arbeid’. Deze standaard geeft aanknopingspunten op medische indicatie voor het toepassen van de beperkte duurbelastbaarheid. Aan de hand van die standaard is eiseres verminderd belastbaar te achten voor de perioden waarin zij een keer per week (of in een hogere frequentie) behandeling volgt. Als gevolg daarvan is eiseres in die periodes waarin zij behandeling volgt niet ten minste vier uur per dag belastbaar te achten. Volgens deze arts is er geen medische grond voor toepassing van een andere indicatie van de standaard ‘Duurbelasting in Arbeid’ buiten deze periode in 2019. De verzekeringsarts bezwaar en beroep legt daarna uit dat de situatie van eiseres geen indicatie oplevert om op preventieve gronden een beperkte duurbelastbaarheid aan te nemen, omdat geen sprake is van een aandoening die gepaard gaat met een patroon van geregelde overschrijding van de eigen grenzen door zelfoverschatting en of een beperkt ziektebesef. Evenmin is er een indicatie op energetische gronden, omdat geen sprake is van een ziekte op basis waarvan het organisme onvoldoende energie opneemt, zoals bij een long- of hartfunctiestoornis.
7.2
Er is wel sprake van psychische aandoeningen die bij cumulatie van psychische belasting en/of verminderde mogelijkheden tot recuperatie door slaap- waakstoornissen als gevolg van bijvoorbeeld angst- of stemmingsstoornissen tot aannemelijke vermoeidheidsklachten door tekorten aan energie kunnen leiden. Deze verzekeringsarts onderschrijft daarbij de door [psychiater 1] genoemde complexe problematiek bij eiseres: NLVD met disharmonisch intelligentieprofiel (2006), NAH (2011), angst/traumagerelateerde en depressieve klachten (2015) en kenmerken van persoonlijkheidsproblematiek en ASS (2019/2021).
De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat hij met inachtneming van het voorgaande de belastbaarheid van minder dan 4/2 uur per dag niet kan rechtvaardigen. Er is rekening gehouden met, van de ene kant, alle reeds aangenomen beperkingen in activiteiten hetgeen is gericht op het voorkomen van langdurige cumulatie van mentale en cognitieve belastingen en, van de andere kant, nog de resterende recuperatietijd van 20 (24-4) uur per etmaal. Volgens deze arts zijn de gegevens uit het dagverhaal en de anamnese hiermee in lijn. Verminderde activiteit en veel in bed liggen, wordt ook door de behandelaars niet verklaard als een noodzaak voor extra grote recuperatie op basis van haar ziekte. Uit het verslag van haar psycholoog blijkt dat de behandeling is gericht op activering en vergroten van de belastbaarheid.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep kan de conclusie van [psychiater 1] , dat eiseres de gehele periode niet tenminste 4/2 uur per dag belastbaar is en duurzaam geen arbeidsvermogen heeft, niet volgen omdat deze visie slechts is gebaseerd op de anamnestische gegevens. Dit is in strijd met het MAOC (medisch arbeidsongeschiktheidscriterium), zoals opgenomen in het Schattingsbesluit.
7.3
De conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep is dat buiten de periode vanaf 14 mei 2019 (tot en met de datum herhaalde aanvraag van 10 september 2019), wat te maken heeft met de intensieve behandeling, niet gesproken kan worden van beperkte duurbelastbaarheid van ten minste 4/2 uur per dag. Het eerder ingenomen standpunt wordt gehandhaafd en de vraagstelling met betrekking tot de duurzaamheid hoeft niet beantwoord te worden.
8. [psychiater 1] heeft in reactie hierop gesteld dat hij bij zijn eerdere conclusies blijft en verwijst naar zijn uitvoerige rapportage van 10 augustus 2021 en reactie van 25 november 2021. Hij blijft het fundamenteel oneens met de wijze waarop de verzekeringsarts het Schattingsbesluit interpreteert.
9. De rechtbank begrijpt uit de aanvullende rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat deze arts op grond van de standaard ‘Duurbelastbaarheid in Arbeid’ vindt dat uitsluitend in de periodes dat eiseres een intensieve behandeling volgt, zij geen arbeidsvermogen heeft. Verder blijft de conclusie gehandhaafd dat eiseres vanaf 14 mei 2019 en vanaf de datum van de aanvraag van 10 september 2019 geen arbeidsvermogen heeft, maar dat geen sprake is van duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen. Die laatste conclusie is mede gebaseerd op de informatie van de behandelend psycholoog van 17 mei 2019. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep met deze aanvullende motivering alsnog inzichtelijk heeft gemaakt hoe hij tot zijn conclusies is gekomen. Daarmee is evenwel nog niet de vraag beantwoord of de beoordeling van de situatie van eiseres vanaf de toename van haar beperkingen in 2018 tot de beslissing op bezwaar van 3 maart 2020 ook juist is. Daarbij betrekt de rechtbank het standpunt van [psychiater 1] die het oneens is met de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
10. De rechtbank heeft vanwege de complexiteit van de medische situatie van eiseres aanleiding gezien een onafhankelijk onderzoek te gelasten, waarbij een psychiater en een verzekeringsarts is gevraagd van advies te dienen. In de opdracht aan de deskundigen is vermeld dat het Uwv heeft geconcludeerd dat eiseres op basis van medische aandoeningen op 20 februari 2018, 1 januari 2019 en 14 mei 2019 (data in geding) geen recht heeft op een Wajong-uitkering, omdat eiseres over arbeidsvermogen beschikte of omdat het ontbreken van arbeidsvermogen bij eiseres niet duurzaam is te achten. De rechtbank heeft daarbij de volgende vragen voorgelegd:
Welke medische aandoeningen bestonden er volgens u op de data in geding?
Kunt u toelichten of eiseres op de data in geding beschikte over arbeidsvermogen? Zo ja, kun u toelichten waarom u dat vindt?
Als u vindt dat eiseres op de data in geding niet beschikte over arbeidsvermogen, kunt u dan toelichten of u vindt dat het ontbreken van arbeidsvermogen duurzaam is?
Wat vindt de psychiater?
11. Psychiater [psychiater 2] heeft eiseres op twee momenten onderzocht. Ook is een heteroanamnese afgenomen bij de vader en is gebruik gemaakt van gevalideerde meetinstrumenten. Verder heeft de psychiater kennis genomen van de externe stukken, waaronder de rapportages van de verzekeringsartsen van het Uwv, de rapportage van psychiater [psychiater 1] en de behandelaars van eiseres. De psychiater komt tot de conclusie dat de klachtenpresentatie overwegend valide is, maar dat rekening gehouden moet worden met enige mate van over-rapportage. Verder komt de psychiater tot deze conclusie op basis van zijn waardering van de consistentie en plausibiliteit. Beschrijvend diagnostisch is sprake van een complex en ernstig psychiatrisch toestandsbeeld waarbij zowel de afwijkende ontwikkeling in de vroege jeugd, het doormaken van traumatisch hersenletsel en een afwijkende persoonlijke ontwikkeling een rol spelen en deze factoren elkaar op evidente wijze beïnvloeden. Een classificatie is dan ook kunstmatig en doet eigenlijk geen recht aan de problematiek. Hoe dan ook kan classificerend worden bevestigd dat sprake is van een uitgebreide neurocognitieve stoornis, van een autismespectrumstoornis en van een somatisch symptoomstoornis. Er moet rekening worden gehouden met aanzienlijke beperkingen. Er zijn beperkingen in de energie en de hoeveelheid uren dat eiseres kan functioneren als gevolg van onderliggende vermoeidheid. De psychiater kan niet tot een nadere kwantificatie komen dan dat eiseres op de in geding zijnde datum in staat was om een klinisch behandelprogramma te volgen. Verder zijn er, eerdere gekwantificeerde, beperkingen op cognitief gebied. Mogelijk vloeien hier beperkingen in het zelfstandig en doelmatig handelen uit voort. Meer op de voorgrond staan gebleken beperkingen in het hanteren van stress en omgaan met complexe sociale situaties. Stress dient in forse mate gereduceerd te worden gezien het gebleken risico op het ontstaan van dissociatie, acting-out en risicovol gedrag. Deze psychiater ziet overigens nog wel mogelijkheden voor behandeling en begeleiding op deze gebieden. De beperkingen zijn daarom niet zondermeer duurzaam.
De psychiater heeft daarbij de volgende medische aandoeningen aangenomen: neurocognitieve stoornis dd. restafwijkingen neurotrauma 2011, autismespectrumstoornis en somatisch-symptoomstoornis.
Wat vindt de verzekeringsarts?
12. Aansluitend heeft de verzekeringsarts [verzekeringsarts 1] het volgende gerapporteerd. Vaststaat dat de traumatische ischemie met neurocognitieve stoornissen en de ASS bij alle data in geding bestonden. Vanwege de neurocognitieve stoornissen, die zijn vastgesteld tijdens een uitgebreid multidisciplinair onderzoek in 2021, zijn er beperkingen ten aanzien van planning, organiseren en tijdmanagement. Maar dat leidt niet tot onvermogen van basale arbeidsmogelijkheden. Eiseres is wel in staat tot het uitvoeren van taken en opdrachten die gekaderd zijn, zoals het doen van boodschappen, koken of opruimen van de keuken. Dat dit niet tot de verwachting van eiseres is, is begrijpelijk, maar het Compendium voor het vaststellen van basale werknemersmogelijkheden stelt dat het uitvoeren van gerichte taken en opdrachten volstaat, al dan niet onder begeleiding (Compendium Participatiewet blz. 23/24).
Het moment van het ontstaan van de somatisch symptoomstoornis is moeilijk vast te stellen, maar wat blijkt uit de externe stukken is dat vermoeidheid, de voornaamste uiting van de somatisch-symptoomstoornis, reeds sinds geruime tijd bestaat. Dat was ook de reden voor het volgen van een revalidatietraject in 2018. Er kan dus worden gesteld dat door de somatisch-symptoomstoornis er sinds 2018 sprake is van verminderde belastbaarheid. Dit leidt echter volgens de standaard ‘Duurbelastbaarheid in Arbeid’ niet direct tot een verminderde belastbaarheid in uren. Echter omdat er sprake is van een combinatie van psychiatrische beelden, is het wel aannemelijk dat dit leidt tot verminderde belastbaarheid. De verzekeringsarts kan volgens deze richtlijn altijd afwijken van de gestandaardiseerde redenen voor het stellen van een urenbeperking. Deze verzekeringsarts acht het dus aannemelijk dat eiseres op alle data in geding beperkt is in de belastbaarheid qua uren. Maar er is geen medische reden om op basis van deze combinatie van psychiatrische problematiek vast te stellen dat eiseres niet één uur aaneengesloten of tenminste vier uur per dag belastbaar is. Dit blijkt uit de taken en opdrachten die eiseres zelfstandig binnenshuis kan uitvoeren, het uitvoeren van voorgaande arbeid van tenminste één uur aaneengesloten (bij AH en Vepo Cheese) en het feit dat na het inbouwen van rustmomenten eiseres meerdere uren per dag actief kan zijn. De verzekeringsarts kan zich vinden in het argument van verzekeringsarts bezwaar en beroep ( [verzekeringsarts 2] ) van het Uwv die stelt dat er voldoende recuperatietijd is voor eiseres met haar bekende beperkingen passend bij de gestelde complexe psychiatrische diagnoses, om vier per dag, al dan niet opgesplitst in losse uren per dag, arbeid te verrichten.
Verder is er geen reden voor het vaststellen van duurzaamheid, omdat er nog behandelingen bestaan die eiseres een verbetering van haar huidige belastbaarheid kunnen geven. Met name ten aanzien van de somatisch-symptoomstoornis, maar ook zoals psychiater [psychiater 2] stelt, is een behandeling vanwege autisme en de impulscontrole en emotieregulatie bijdragend aan verder herstel en een verbetering van de belastbaarheid.
Wat vindt de rechtbank?
13. De rechtbank stelt vast dat de conclusies van de deskundigen [psychiater 2] en [verzekeringsarts 1] overeenstemmen met de bevindingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv. Daarbij concluderen beide deskundigen dat hun bevindingen ook in lijn zijn met de informatie van de behandelaars van eiseres. Deskundige [verzekeringsarts 1] heeft in haar rapportage gemotiveerd waarom bij eiseres op de data in geding sprake was van arbeidsvermogen en dat geen reden is om vast te stellen dat sprake is voor het vaststellen van duurzaamheid. De rechtbank volgt deze conclusies en maakt ze tot de hare. Dat betekent dat de rechtbank niet de conclusie volgt van psychiater [psychiater 1] . De reactie die eiseres in haar brief van
14 september 2023 heeft gegeven, geeft de rechtbank geen reden tot een ander oordeel. In die brief wordt met name een nadere uitleg gevraagd aan de deskundige verzekeringsarts [verzekeringsarts 1] . Omdat eiseres niet wijst op onjuistheden of inconsistenties in de rapportage van [verzekeringsarts 1] ziet de rechtbank geen aanleiding om de zaak opnieuw aan de deskundigen voor te leggen. Voor zover zij wijst op de correcties die eiseres heeft gegeven op de uitgebrachte rapportage stelt de rechtbank vast dat die correcties als bijlage bij het rapport zijn gevoegd. Ook blijkt daaruit dat deskundige [verzekeringsarts 1] deze correcties heeft betrokken bij haar beoordeling van de gestelde vragen. Ook hierin ziet de rechtbank geen aanleiding om de zaak opnieuw voor te leggen aan deskundige [verzekeringsarts 1] .
14. Uit het voorgaande volgt dat het Uwv op goede gronden heeft geconcludeerd dat eiseres vanwege een toename van haar beperkingen binnen vijf jaar na haar 18e jaar geen recht heeft op een Wajong-uitkering.

Conclusies en gevolgen

15. Gelet op de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover is beslist dat eiseres niet in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering per 20 februari 2018, noch per 14 mei 2019.
16. Omdat de deskundigen psychiater [psychiater 2] en [verzekeringsarts 1] de conclusies van het Uwv onderschrijven laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit, voor zover dat wordt vernietigd, in stand.
Griffierecht
17. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het Uwv aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 48,- vergoeden.
Proceskosten
18. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Het Uwv moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2,5 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,-, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus met een waarde per punt van € 837,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 837,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 2.092,50.
Kosten deskundige
19. Eiseres maakt ook aanspraak op kosten voor de multidisciplinaire expertise opgesteld door de door haar ingeschakelde psychiater [psychiater 1] . Eiseres heeft een factuur overgelegd van 10 augustus 2021 met een totaalbedrag van € 6.479,55. Uit de ingezonden factuur blijkt: psychologisch onderzoek 25 uur à € 90,- en psychiatrisch onderzoek 23 uur à € 135,-, vermeerderd met BTW 21%.
19.1
Bij de beoordeling kan in het algemeen als maatstaf worden gehanteerd, de vraag of de deskundigenkosten zelf redelijk zijn. Daarvoor is in het algemeen van belang de vraag of degene die deze deskundige heeft ingeroepen, gezien de feiten en omstandigheden zoals die bestonden ten tijde van de inroeping, ervan mocht uitgaan dat de deskundige een relevante bijdrage zou leveren aan een voor haar gunstige beantwoording door de rechter van een voor de uitkomst van het geschil mogelijk relevante vraag. Aan dit criterium is naar het oordeel van de rechtbank in beginsel voldaan, omdat eiseres met de inschakeling van de heer [psychiater 1] tegenwicht heeft willen bieden aan de standpunten van de verzekeringsartsen van het Uwv.
19.2
Voor wat betreft de door eiseres verzochte vergoeding van de kosten van de expertise overweegt de rechtbank het volgende. De vergoeding van kosten van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht, wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken (Wts) en het daarop gebaseerde Besluit tarieven in strafzaken 2003 (Bts). Uit artikel 2 Bts volgt dat het aantal uren voor het opstellen van een psychiatrisch rapport gemaximeerd is tot ten hoogste 18 uren bij een dubbelrapportage. Op grond van de artikel 2 Bts geldt voor de werkzaamheden in deze zaak een tarief van ten hoogste € 134,04 per uur in 2021. Uit artikel 3 Bts volgt dat het aantal uren voor het opstellen van een psychologisch rapport gemaximeerd is tot ten hoogste 20 uren bij een dubbelrapportage en dat de vergoeding maximaal € 102,88 per uur bedraagt. Uit artikel 15 Bts volgt dat het genoemde tarief wordt verhoogd met de verschuldigde omzetbelasting, in dit geval 21%. Met inachtneming van het maximum uurtarief komen voor vergoeding in aanmerking de uren gemoeid met kennisneming van het procesdossier, de uitvoering van het onderzoek, de analyse van bevindingen en het opstellen van een conceptrapport en het verwerken van reacties op het rapport.
De rechtbank zal daarom 18 uur voor het psychiatrisch onderzoek in aanmerking nemen met een uurtarief van € 134,04, en 20 uur voor het psychologisch onderzoek met het gedeclareerde uurtarief van € 90,-, vermeerderd met 21% BTW is in totaal: € 5.097,39. De overige kosten van het onderzoek komen op grond van deze regeling niet voor vergoeding in aanmerking.
Totale proceskosten
20. Gelet op het voorgaande, bedragen de totale door het Uwv aan eiseres te vergoeden proceskosten: € 2.092,50 + € 5.097,39 = € 7.189,89. Daarnaast dient het Uwv het griffierecht aan eiseres te vergoeden, zoals hiervoor vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij is beslist dat eiseres niet in
aanmerking komt voor een Wajong-uitkering per 20 februari 2018, noch per 14 mei
2019;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit in stand blijven;
- laat het bestreden besluit in stand voor zover het Uwv heeft geweigerd om terug te komen van zijn eerdere besluit van 20 mei 2015;
- draagt het Uwv op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 7.189,89.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie ook de artikelen 1a:1 en 1a:11 lid 2 Wet Wajong.
2.Rechtsoverweging 9-14.
3.Artikel 1:1a lid 2 Wet Wajong
4.Rechtsoverwegingen 17, 26 en 27.